Toespraak Minister Koolmees bij herdenking Nederlands slavernijverleden
Toespraak op 1 juli 2019 door minister Koolmees bij de herdenking Koolmees spreekt bij herdenking Nederlands slavernijverleden
Vandaag, op de Nationale herdenking van het slavernijverleden, mag ik hier staan om u toe te spreken. Dat vind ik belangrijk, maar, zeg ik daar eerlijk bij, ik vind het ook moeilijk.
Moeilijk om woorden te vinden die recht doen aan dat verleden, en aan de pijn die het nog steeds veroorzaakt.
Moeilijk omdat de beelden uit dat verleden als een mokerslag ook bij mij persoonlijk aankomen, iedere keer als ik erover hoor of lees.
Moeilijk omdat dit gezamenlijk verleden voor veel Nederlanders nog onbekend is.
In de Amerikaanse staat Maryland ligt een stukje verleden van mijn stad. Ik heb het over de geschiedenis van Antonio, de eerste Afrikaanse tot slaafgemaakte die bij naam wordt genoemd in de archieven van Maryland. Antonio was eigendom van de koopman Simon Overzee, die zijn stuk grond had vernoemd naar de stad waar hij vandaan kwam. Rotterdam.
Over Antonio is niet heel veel bekend. Alleen hoe hij aan zijn eind kwam: Antonio zei dat hij niet kon werken; Overzee sloeg hem met een gesel, gooide gloeiend heet vet over zijn rug, en hing hem op aan zijn polsen. Antonio stierf ter plekke. Overzee moest zich voor de rechtbank verantwoorden voor zijn daden, maar werd vrijgesproken. Hij had niks gedaan wat toen bij wet verboden was.
Het verhaal van Antonio is een verhaal uit ons gezamenlijk verleden. Een verhaal dat mij schokt. Niet alleen vanwege de niet-te-bevatten gruwelijkheid toen, maar ook vanwege de onwetendheid nu. Verhalen als deze zijn vaak nog onbekend.
Niet alleen in de Amerikaanse staat Maryland ligt geschiedenis van u en van mij. Overal liggen stukjes slavernijverleden. In Suriname, op de Nederlandse Antillen. In deze stad, en ook in de mijne. De rederij Van Coopstad en Rochussen uit Rotterdam was de op één na grootste particuliere slavenhandelaar van Nederland. In een periode van drie jaar vervoerde het bedrijf meer dan 20.000 mannen en vrouwen die tot slaaf waren gemaakt.
Voor een man was er een ruimte van 180 bij 40 centimeter aan boord. Voor een vrouw 175 bij 40 centimeter, en voor kinderen nóg minder. In de boekhouding wordt gesproken over stuks als het om mensen gaat. Het zijn cijfers en feiten die keihard bij mij binnenkomen. Ze laten een kille zakelijkheid zien. Een onmenselijke kant van ons verleden. Een geschiedenis die we niet meer kunnen terugdraaien, maar die we elkaar wél moeten blijven vertellen.
Dat gebeurt gelukkig steeds vaker. Steeds meer historici duiken in archieven om de geschiedenis boven tafel te krijgen. Steeds meer musea laten stukjes van het slavernijverleden zien. Steeds meer mensen bezoeken herdenkingen zoals deze. De nazaten van het slavernijverleden, waaronder aanwezigen hier vandaag, hebben daarbij een belangrijke voortrekkersrol. Ik vind het knap hoe u de ogen van anderen opent voor een pijnlijk verleden dat te lang verborgen is geweest.
Er is vooruitgang. Toch denk ik dat we wel eerlijk moeten zijn en dat we moeten concluderen: We zijn er nog niet. Er is nog veel onwetendheid als het gaat om het slavernijverleden. Het is belangrijk dat dit verandert. Want niet alleen de verhalen over vroeger doen pijn. De onverschilligheid van vandaag kan dat evengoed doen.
Samen moeten we die kennisachterstand inhalen. Deze bal kunnen we niet alleen neerleggen bij historici, scholen en musea. Dat hoef ik de aanwezigen vandaag niet te vertellen. Maar veel andere Nederlanders helaas wel. Het is aan ons allemaal om onze ogen te openen en de geschiedenis binnen te laten. Om musea te bezoeken, boeken te lezen. Om de verhalen van anderen te horen. Het gesprek met elkaar aan te gaan. Om niet onverschillig te zijn.
We leven in een bijzonder land. Een product van een woelig verleden, met dieptepunten, maar ook veel moois, niet zelden gebracht door nieuwkomers. Het resultaat is een samenleving die weliswaar niet perfect is, maar waar ik wel trots op ben. We huisvesten inmiddels meer dan 200 nationaliteiten in Nederland, met talrijke religies, én een veelvoud aan nieuwe perspectieven. Ze brengen ons eyeopeners die ons anders naar het nu en anders naar het verleden laten kijken.
Zanger Kenny B zei laatst:
“De Gouden Eeuw die Nederland zoveel weelde heeft gebracht, was voor Suriname de meest miserabele eeuw.”
Typhoon zong voor onze koning en koningin:
We zagen zoveel, zijn zo groot. Maar als het kantelt, zien we massamoord, apartheid, slavernij en de slavenhandel.
Eyeopeners zoals deze zijn hard nodig. Ze bieden aanknopingspunten voor een gesprek over onze gezamenlijke geschiedenis. Dit gesprek wil het Kabinet graag mogelijk maken. Juist omdat zo’n open dialoog kan zorgen voor een brede erkenning van dit verleden in onze samenleving. En ja, juist omdat het, zoals elk goed gesprek, kan zorgen voor een sterkere band en meer begrip voor elkaar.
Pas als we samen hetzelfde voelen, en elkaar écht begrijpen, dán komen we als samenleving ook daadwerkelijk verder. Daarom is het hoog tijd om de verhalen uit het verleden te horen, de realiteit ervan te laten doordringen, en écht te begrijpen waar we vandaan komen.
Naast deze dialoog, kijkt het Kabinet samen met de gemeente van Amsterdam naar hoe we de kennisoverdracht van het slavernijverleden een vaste plek kunnen geven in ons land. Het kabinet zal daarnaast de herdenking bij het Nationaal Monument Slavernijverleden structureel financieren.
Vandaag heeft het Kabinet plannen bekend gemaakt voor deze dialoog, kennisoverdracht en herdenking.
In deze stad, een paar honderd meter hiervandaan, ligt een pril stukje verleden. Ik heb het over een klein eiland in het Tropenmuseum. Op dat eiland kunnen bezoekers hun gedachten achterlaten over de tentoonstelling Heden van het slavernijverleden. Je zou kunnen stellen dat de bezoekers daarmee een bescheiden stukje geschiedenis schrijven.
Ze laten in het klein zien wat wij in het groot samen moeten doen:
Met een open blik naar het verleden kijken en luisteren naar het verhaal van de ander. Dat zijn we niet alleen vorige generaties verschuldigd, maar juist ook onze kinderen.
Het slavernijverleden roept gevoelens op van diepe afschuw, berouw, spijt. Ik zou willen dat vorige generaties anders hadden gehandeld. Het is aan ons om ervoor te zorgen dat onze kinderen met heel andere gevoelens terugkijken op de tijd waarin we nu leven, en dat ze straks tegen elkaar zeggen:
Ondanks een pijnlijk verleden bouwden de Nederlanders van de 21e eeuw aan een gezamenlijke toekomst. Ondanks de uitdagingen van hun eigen tijd, gingen ze het gesprek met elkaar aan en wisten ze elkaar te vinden.
Het is aan ons om ervoor te zorgen dat onze kinderen straks over onze eigen tijd zeggen:
Dát is nu een stukje geschiedenis om trots op te zijn.