Toespraak van minister-president Rutte bij de slotvergadering van de zittende Eerste Kamer
Toespraak van minister-president Rutte bij de slotvergadering van de zittende Eerste Kamer en het afscheid van 44 senatoren.
Dank u wel mevrouw de voorzitter, ik vind het een eer aanwezig te zijn op deze bijzondere bijeenkomst waarin al zoveel mooie woorden gesproken zijn.
En ik heb grote bewondering voor de herculische prestatie die u zojuist hebt geleverd.
Vandaag vindt er een wisseling van de wacht plaats.
Meer dan de helft van de leden die nu nog in deze bankjes zitten, zal de Eerste Kamer gaan verlaten.
44 leden, inclusief u als voorzitter.
Dat is een flinke aderlating.
Ik heb me laten vertellen dat straks meer dan 300 jaar aan Eerste Kamer-ervaring dit pand voor het laatst verlaat.
En van de tien langstzittende leden blijft er maar één over.
Dat is niet niks.
Het stemt weemoedig dat zoveel oudgedienden uit de senaat vertrekken.
Maar het feit dat zij überhaupt zo’n lange staat van dienst konden opbouwen in dit huis, zegt ook veel over de Eerste Kamer.
Deskundigheid, institutioneel geheugen en ervaring staan hier hoog in het vaandel.
En dat merk je aan alles.
Ik kan als ervaringsdeskundige zeggen dat debatten hier, ook in de afgelopen vier jaar, op de inhoud gevoerd worden, met wederzijds respect en gevoel voor stijl.
De Eerste Kamer vervult daarmee haar unieke rol in ons politieke bestel als chambre de réflexion met verve: met weinig politieke hyperventilatie, een beetje afstand tot de waan van de dag en oog voor het bredere perspectief.
Ik vind het bewonderenswaardig dat uw Kamer, mevrouw de voorzitter, ook onder toenemende druk van politisering en publiciteit, haar specifieke karakter en eigenstandige rol heeft weten te behouden.
Dat dwingt respect af.
En ik wil hier dan ook graag mijn grote waardering uitspreken naar de leden van de Eerste Kamer – ook namens mijn collega’s.
We hebben bijzondere jaren achter de rug, met een minderheid of slechts een minimale meerderheid voor het kabinet in de Eerste Kamer.
Onze plannen moesten we met goede argumenten onderbouwen en hier in debatten komen verdedigen.
Soms op het scherpst van de snede, maar altijd op basis van de inhoud.
Ook in de nieuwe samenstelling van de Eerste Kamer heeft het kabinet – net als het vorige - geen meerderheid, en zullen we dus weer alles uit de kast moeten halen om steun te vinden voor onze plannen.
Ik weet toevallig dat u, mevrouw de voorzitter, die situatie van harte toejuicht omdat het de kwaliteit van het parlementaire proces ten goede komt.
Dus ik vermoed dat u het kunt waarderen dat de kiezer daarin opnieuw gefaciliteerd heeft.
Het is aan uw opvolger om dat spannende proces in goede banen te leiden.
Zoals u dat in de afgelopen jaren met verve heeft gedaan.
Als scheidsrechter in het debat objectief en onverstoorbaar, met een souplesse die een optimale uitwisseling van argumenten mogelijk maakte.
De rol van voorzitter zat u van begin af aan als gegoten, gezegend als u bent met een natuurlijk gezag dat zelfs 74 autonome senatoren zonder morren accepteren.
In het begin liet uw naamsbekendheid nog wat te wensen over: zo zou Ferry Mingelen in 2013 in vertwijfeling hebben uitgeroepen: ‘Ankie, wie is Ankie?’.
Maar binnen de kortste keren strekte uw autoriteit zich uit tot ver voorbij de muren van deze zaal en riep de Volkskrant u zelfs uit tot ‘een soort voorzitter van Nederland.’
Het laat maar weer eens zien: voorzitter kun je niet spelen, dat bén je.
En waarom u nou zo’n vanzelfsprekende voorzitter bént, daar kun je legio verklaringen voor proberen te vinden.
Maar je kunt het ook houden op hoe u het zelf in een interview kernachtig verwoordde: ‘gewoon mezelf zijn, hatsekidee’.
Het is misschien wat onorthodox gesteld, maar het is in essentie wel waarom u zo gewaardeerd wordt.
Kundig, autonoom en authentiek, en bovendien warm in het persoonlijk contact.
Ik spreek namens iedereen hier als ik zeg: mevrouw de voorzitter, en vandaag mag het voor één keer: beste Ankie, ontzettend bedankt voor de vele jaren als senator en voor je kundige voorzitterschap sinds 2013.
Als boegbeeld van de Eerste Kamer heb je je op alle mogelijke manieren ingezet voor het goed functioneren van de senaat en daar zijn we je allemaal enorm dankbaar voor.
Je werk is niet onopgemerkt gebleven – niet onder collega’s, niet in de media, maar ook niet ten paleize.
Het is mij een grote eer je te mogen meedelen dat het Zijne Majesteit de Koning heeft behaagd je te benoemen tot Ridder in de Orde van Oranje-Nassau.
Ik wil je vragen naar voren te komen, zodat ik je de bijbehorende versierselen kan omhangen.
En ik weet dat het eigenlijk niet hoort in de senaat, maar in dit geval lijkt me een groot applaus meer dan gerechtvaardigd!