Toespraak minister Blok over de Chinastrategie van het kabinet

Minister Blok hield op 15 mei 2019 een toespraak in Den Haag over de Chinastrategie van het kabinet.

Dames en heren,

‘Hoe bang moeten we zijn voor China?’ Het was de kop van een krant in het laatste weekend van april. In de bijbehorende tekening peuzelde een pandabeer de tulpen op. Een voorbeeld van het gebrek aan kennis over China, want pandaberen zijn heel kieskeurige eters, die alleen de allerlekkerste bamboe verorberen.
Op zichzelf is het natuurlijk een goede zaak dat een landelijke krant uitgebreid aandacht besteedt aan China, het was niet het enige de laatste tijd.
Maar ik denk wel dat de vraag een verkeerde is.
Als je mij vraagt ‘Moeten we bang zijn voor China?’, dan is mijn antwoord: nee.
Maar we moeten wel realistisch zijn. We moeten ons baseren op feiten en kennis. Niet op gevoelens en beelden. En wellicht zijn we in het verleden ook wel eens te goedmoedig en goedgelovig geweest. 

Het is goed u allemaal hier te zien. Graag hadden we ook de Chinese ambassadeur hier gezien maar het toeval wil (ja, het is echt toeval) dat hij juist deze morgen zijn geloofsbrieven aanbiedt aan de Koning. We begrijpen natuurlijk dat dit voorgaat.

Ik wil jullie allemaal graag hartelijk danken. Voor jullie inzichten, ideeën, input. Sta mij toe één iemand in het bijzonder te bedanken, namelijk Esther. In de afgelopen maanden heeft zij een centrale rol gespeeld in alle fases van dit proces. Mijn dank!

De beleidsnotitie – beter bekend als de China-strategie – die ik vandaag namens het hele kabinet naar de Tweede Kamer stuur, is echt het resultaat van een brede consultatie. En dat is belangrijk, zeker voor een land als China.
Waarbij zoveel personen, instanties, instellingen en bedrijven in ons land betrokken zijn. Het is een land waarover de meningen vaak uitgesproken zijn.
China is een prisma, en je kunt het op veel verschillende manieren bekijken. Iedereen heeft een stukje van deze puzzel. Doel van het kabinet was deze prisma te beschrijven, en vervolgens richtingen voor actie te schetsen.
Over China verschillen de meningen dus, maar over één ding kunnen we het wel eens zijn: er is geen land ter wereld dat zo snel verandert als China. En ook geen land dat zo snel veranderd is binnen één generatie.

Al eeuwenlang heeft Nederland betrekkingen met China. Als inwoner van Enkhuizen vind ik het natuurlijk leuk dat de eerste Nederlander die naar China ging een Enkhuizenaar was.
Dirck Gerritszoon Pomp vertrok in 1584. Het leverde hem, destijds in mijn stad, de bijnaam ‘Dirck China’ op.
Nu, eeuwen later, heeft Nederland zijn grootste diplomatieke netwerk in China. Een weerspiegeling van de grootte, het gewicht, en het belang van het land.
Is het nu verstandig een strategie openbaar te maken? Op het eerste gezicht wellicht niet. En toch vind ik dit belangrijk.
We zijn namelijk een democratie en houden transparantie, debat, vrijheid van meningsuiting, teugels en tegenwichten, en informatievergaring hoog in het vaandel. De notitie reflecteert onze belangen en waarden, onze keuzes en wegingen op zo’n belangrijk land als China. Het is goed als iedereen in dit land daarvan kennis kan nemen en er over mee kan praten. China raakt ons immers allemaal.

Er is lang gewerkt aan deze notitie en er is al veel over geschreven. Daardoor is dit toch een beetje “de dag die je wist dat zou komen”. Iedereen weet dat dit stuk geproduceerd werd. Velen hebben uitgekeken naar dit beleidsdocument. Voor sommigen zal het misschien een teleurstelling zijn: onvoldoende kritisch. Anderen zullen toon en taal wellicht te ferm vinden.
Het zal u niet verbazen: ik als minister, en verantwoordelijke bewindspersoon, vind het evenwicht mooi gevonden. Want daar gaat het ons om: een nieuwe balans. China is een groot, gewichtig land met een eeuwenoude beschaving waar ze terecht trots op zijn. Het land let op zijn belangen.
Dat is legitiem en logisch. En evenzeer legitiem en logisch is het, dat Nederland op zijn belangen let. China weet waar het heen wil, wat het daarvoor nodig heeft en van partners wil. De vraag is natuurlijk: weten wij dat ook? Ik zou zeggen: na vandaag steeds beter.

De hoofdzaak is dat we met een voorname partner als China  op een heel aantal terreinen goed samenwerken. En op sommige andere vlakken past een meer kritische houding.  

Acht punten wil ik graag benadrukken (en u weet: 8 is in China een geluksgetal).

1)    Van vrije handel binnen een op recht en regels gebaseerd systeem worden alle partijen welvarender. Daar ben ik als liberaal echt van overtuigd. Sinds China’s openstelling in 1978 is het aandeel in de wereldeconomie gegroeid; van 1,5% toen naar 15% in 2017.
Nederland exporteert jaarlijks voor € 11 mld. naar China. Formidabele cijfers.
Maar wat we wel zien is een omslag. Vroeger heette het in de diplomatie on ne parle pas fromage. Economische belangenbehartiging zou beneden onze stand zijn. Onzin natuurlijk. Maar het kan ook niet zijn: on ne parle que fromage. Economische diplomatie kan ook niet het enige, of het eeuwig leidende beginsel zijn. Winst op korte termijn dient niet het strategisch belang op lange termijn te ondergraven. We moeten in het zakendoen met China meer op ons qui-vive zijn.
Met het Belt and Road Initiative bedrijft China in wezen een vorm van vergaande economische diplomatie. Dat is op zichzelf prima. Maar er moeten natuurlijk geen onhoudbare schulden ontstaan en landen moeten onafhankelijk kunnen blijven opereren.

2)    [Rol China in de wereld]
Op dit ogenblik levert China de op één na grootste bijdrage aan de VN-vredesmissies, na de landen van de EU. Als EU juichen we het natuurlijk toe als China wereldwijd zijn verantwoordelijkheid neemt.
Nederland is gebaat bij het huidige multilateraal systeem, gebaseerd op regels, recht en respect. We hebben er alle belang bij dat de machtigste landen zich daaraan committeren. Daar spreken we de VS op aan. Daar spreken we China op aan. En op heel veel terreinen is China ook zeer betrokken. We stonden schouder aan schouder in Mali. En bijvoorbeeld ook inzake Iran (JCPoA). In de VNVR gebruikt China zelden zijn veto.
Tegelijk zijn er ook zorgen, bijvoorbeeld rond de Wereld Handelsorganisatie (WTO).

En China toont ook ambities het verhaal van de internationale ordening aan te passen met “Chinese karakteristieken”, iets wat niet in het belang is van ons land.

3)    Veiligheid.
Een ander aspect dat het kabinet zorgen baart zijn de vele door onze veiligheidsdiensten aan China toegeschreven cyberaanvallen op bedrijven en organisaties in ons land.
Dat soort inbreuken zijn natuurlijk niet acceptabel en we zullen ons daartegen teweer moeten stellen.
En in algemene zin met China de dialoog voeren over hoe in de wereld om te gaan met het steeds belangrijkere cyber domein. Ik wijs op het jaarrapport van de AIVD: spionage, cyberaanvallen, ongewenste kennisoverdracht zijn zaken van aanhoudende zorg. Wij zijn en blijven hier waakzaam op.
China is hierbij zeker niet het enige land dat de aandacht heeft. Maar Nederland heeft, als elk land, de plicht zijn vitale belangen te beschermen. En deze bescherming richt zich op sectoren, niet op landen.

4)    Klimaat.
In dit regeerakkoord heeft Nederland zich ambitieuze klimaatdoelen gesteld. Wereldwijd is China de grootste investeerder in hernieuwbare energie. De grootste producent van elektrische auto’s. Tegelijk is China in absolute termen de grootste CO2-uitstoter.
Er zijn kansen voor nauwere samenwerking, commercieel en institutioneel, met name bij adaptatie. China is lid van de Global Commission on Adaptation (die NL host).
In de recente EU-China Top (9 april) is gewezen op de absolute noodzaak het gevaar van klimaatverandering tegen te gaan.
Ten slotte is het positief dat Beijing volgend jaar oktober de Convention on Biological Diversity zal hosten.

5)    Ontwikkelingssamenwerking.
De cijfers liegen er niet om: China heeft honderden miljoenen van zijn inwoners uit de armoede gehaald. Een geweldige prestatie. In 2015 bereikte China alle Millennium Development Goals (MDGs); dit heeft grote invloed gehad op de wereldwijde MDG-resultaten. Leefde in 1981 nog 88% van de Chinezen onder de armoedegrens, ruim dertig jaar later (2012) was dit nog maar 6,5%.
Veel armere landen kijken natuurlijk naar China als een voorbeeld, en ook als een suikeroom, en ik begrijp dat heel goed. Op het eerste gezicht lijkt China minder ingewikkeld dan Westerse donoren als het gaat om leningen.
Maar hier geldt natuurlijk - let op: geld lenen kost geld. Er bestaat niet zoiets als een gratis lunch.
Ik roep China graag op om, samen met de EU, te werken aan het verminderen van armoede, het verbeteren van onderwijs, het vergroten van zorg. Zoals we dat met zijn allen binnen het kader van de 2030-agenda Sustainable Development Goals (SDG’s) afgesproken hebben.

6)    Mensenrechten.
In lijn met het voorgaande: China heeft geweldige vorderingen gemaakt op het gebied van sociaaleconomische rechten. Gelijkheid tussen mannen en vrouwen. Het uitbannen van armoede. Maar, en dat zeg ik nadrukkelijk ook als liberaal, er zijn natuurlijk ook andere rechten. Daarover hebben we een kritische dialoog. We spreken China aan, op de situatie van de Oeigoeren. Op de fundamentele vrijheden. We speak up. Zoals we dat ook in Saoedi-Arabië, in Venezuela, en in Burundi doen.

7)    Voor veel ontwikkelingslanden biedt China ook in maatschappelijk-politieke zin een alternatief model.
Waarin vrijheid van meningsuiting, persvrijheid en onafhankelijke rechtspraak niet erg hoog aangeschreven staan. Hier maakt Europa zich terecht druk om.
En hier zou elk land dat de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens (UVRM) ondertekend heeft zich druk om moeten maken. China heeft bovendien, als permanent lid van de Veiligheidsraad, de taak mensenrechten wereldwijd hoog te houden, een kernopdracht van de VN.

8)    Kennisuitwisseling is een goede zaak. 4.400 Chinese studenten zijn er in Nederland.
En omgekeerd studeren zo’n 1.000 Nederlanders in China. Zo kunnen we elkaars taal, cultuur, en geschiedenis beter leren kennen. Kennisoverdracht is een groot goed. Maar vrijwilligheid is dat ook.

De voorgaande 8 punten hebben zeker praktische implicaties. We moeten China gaan zien in het volle spectrum. Ik ben er voorstander van dat we onze relatie veel meer situeren in een ecologie van belangen. Dat betekent ook dat we onze kennis moeten verbeteren, over China, over de strategische doelstellingen van het land, over China’s rol in multilaterale stelsels, over China in Afrika en in Latijns-Amerika. Dat betekent dus dat we meer moeten investeren in kennis en capaciteit. Onze China-kennis moet echt omhoog, bijvoorbeeld via een steviger institutionele inbedding.

Bij een realistisch China-beleid hoort natuurlijk ook de erkenning dat Nederland als afzonderlijk land weinig speelruimte heeft op China. Gelukkig is ons land lid van de Europese Unie. Vorig jaar heeft Nederland het initiatief genomen voor kennisuitwisseling tussen de Chinaspecialisten van de Europese ministeries van Buitenlandse Zaken.
Economisch, en op het gebied van handelsbeleid, ontketent de EU al formidabele kracht. Dat is op politiek gebied in mindere mate het geval.
Maar juist tegenover China en de VS zijn de individuele Europese lidstaten eenvoudigweg te klein. Gezamenlijk kan de EU opkomen voor haar belangen, gezamenlijk kan zij de Europese waarden verdedigen. Binnen dit kader zal Nederland steeds vasthouden aan zijn principes en trouw blijven aan zijn belangen en waarden. We zullen de Europese levenswijze blijven beschermen.


Ik rond af. Het debat over China is, deels in lijn met deze tijd, een debat van extremen geworden. En dat is jammer, en weinig productief. Extremen als: het paradijs voor de koopman, voor de dominee de hel. Waar we voorheen vooral heel veel kansen zagen, en weinig bedreigingen, is de stemming heel erg omgeslagen. Nu worden, zie de krantenkop die ik in het begin noemde, vooral de dreigingen benadrukt.
Ik zou willen pleiten voor strategische nuance: “samenwerken waar dat kan, en beschermen waar dat moet”.

China is een groot en zelfbewust land. Bij de omgang daarmee past ons realisme over onze invloed, een gepast opkomen voor onze belangen, en een imperatief om samen met de EU en gelijkgezinde landen op te trekken.

Het kabinet zet in op betrokkenheid, bescherming, en de versterking van het internationaal systeem. En daarvoor vormt deze strategie de opmaat. Ik zie er naar uit op korte termijn ook met mijn collega in Beijing over deze zaken te spreken.

Dank u wel.