Toespraak van Paul Blokhuis, staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, tijdens de Dag van de Preventie op 17 april 2019, te Utrecht.
‘Preventie moet veel meer onderdeel worden van de zorg. Daartoe moeten gemeenten, zorgverzekeraars en zorgverleners samenwerken. Dat gaat in ons stelsel niet automatisch. Het draait vooral om de wil en de motivatie van partijen. Het draait vooral om de wil en motivatie van mensen. Als die wil er is, dan kan veel.’ Dat zei staatssecretaris Blokhuis bij de Dag van de Preventie, georganiseerd door Zorgvisie, op 17 april 2019 in Utrecht. Lees hieronder de toespraak van staatssecretaris Blokhuis.
Dames en heren,
Goed om met een breed gezelschap te zijn. Want preventie is een kwestie van alle schouders eronder en overigens ook een kwestie van de lange adem.
Afgelopen winter hebben we het Nationaal Preventieakkoord gesloten. Met meer dan 70 partijen. Partijen die zich allemaal willen inzetten voor een gezonder Nederland. En samen hebben we grote ambities. Ik noem ze nog even:
We willen een rookvrije generatie in 2040. Dat wil zeggen: een samenleving waarin kinderen niet gaan roken en rokers geholpen worden met stoppen.
Ook willen we een samenleving waarin kinderen en zwangeren niet drinken. Waarin volwassenen zich bewust zijn van de risico’s van alcohol. Waarin er minder probleemdrinkers zijn.
Tegelijk streven we ernaar dat het aantal mensen met overgewicht en obesitas daalt tot het niveau van 22 jaar geleden.
Kort gezegd: We streven naar een gezonder Nederland.
Om dat te bereiken gaat bijvoorbeeld de levensmiddelenindustrie verder met productverbetering: minder zout, minder vet, minder suiker, kleinere porties. We maken de kinderboerderijen en speeltuinen rookvrij. En prijsstunten met alcohol behoort straks het verleden. En zo kan ik nog wel even door gaan. We hebben in ieder geval heel veel acties om het in onze samenleving makkelijker te maken om gezond te kiezen. Voor kinderen, jongeren en volwassen. Voor mannen en vrouwen. Voor iedereen.
Dat is nodig want,
Jaarlijks sterven zo’n 20.000 Nederlanders door roken.
In sommige wijken heeft 1 op de 3 kinderen overgewicht, en het is één van de belangrijkste oorzaken voor hart- en vaatziekten en diabetes 2.
Alcohol veroorzaakt elk jaar zo’n beetje 3.000 gevallen van kanker, is hofleverancier van de verslavingszorg en alcohol is vaak de aanstichter in huiselijk geweld.
En daar komt nog eens bij dat mensen met een praktische opleiding en een laag inkomen zich achttien jaar langer ongezond voelen dan mensen met een theoretische opleiding en een hoger inkomen. En zij sterven gemiddeld zeven jaar eerder. Juist bij deze groepen mensen komt overgewicht, roken en problematisch alcoholgebruik vaak voor.
Daar moeten we iets aan doen. Daarom ben ik heel blij met het Nationaal Preventieakkoord. Het is het begin van een beweging. Daarmee laten zo’n zeventig partijen zien dat zij de wil hebben om samen iets te veranderen. Zo maken we preventie meer onderdeel van de samenleving, van onze cultuur, meer onderdeel van het leven.
En dat komt bovenop allerlei prachtige initiatieven die we al in ons land hebben. Dat is heel mooi! Tegelijk stopt het daar natuurlijk niet.
Preventie als onderdeel van de zorg
Ik vind dat preventie ook veel meer onderdeel moet worden van de zorg. Dat klinkt mooi en logisch. En toch lukt het nog niet echt om bijvoorbeeld voor kwetsbare groepen, of risicogroepen, collectief iets te bieden.
We hebben natuurlijk stoppen met roken in het basispakket van alle zorgverzekeraars. En vanaf 1 januari van dit jaar - ook de Gecombineerde Leefstijlinterventie, de GLI. Een mooie toevoeging op ons zorgstelsel. Preventiecoalities laten zien wat we kunnen bieden als zorgverzekeraars en gemeenten samenwerken. Denk aan Vitaal Twente, waar Menzis en 16 Twentse gemeentes samenwerken om iedereen in de regio vitaler en gezonder te houden. Of Samen gezond Deventer, waar de gemeente en Eno zich richten op positieve gezondheid.
In de hoofdlijnenakkoorden die mijn collega, minister Bruins van Medische Zorg en ik hebben gesloten staan ook afspraken over preventie. Dat zit ‘m bijvoorbeeld in de juiste zorg op de juiste plek: het voorkomen van zorg, het verplaatsen van zorg en vervangen door moderne vormen van zorg. Maar ook in meer aandacht voor preventie in de opleidingen en richtlijnen van medisch specialisten. Dat is een mooi voornemen.
Kijken we nu naar de praktijk, dan zijn er ook nogal wat dilemma’s.
De samenwerking tussen gemeenten en zorgverzekeraars bijvoorbeeld. Het blijkt nog niet zo makkelijk om de verantwoordelijkheden duidelijk in te vullen. En dan is het ook nog eens zo dat de investerende partij veelal de opbrengst in de zak van een andere partij ziet verdwijnen. Het maken van afspraken is dus lastig. En de GLI, die ik net noemde;
Het duurde 10 jaar om die van de grond te krijgen, daarmee is nog lang niet iedereen even blij.
En net als Hugo Backx, directeur van GGD GHOR Nederland, onlangs in Financieel Dagblad, zie ik ook dat partijen zich niet voldoende gestimuleerd voelen door het zorgstelsel om preventie voor risicogroepen in de zorg breed op te pakken.
Toch valt er ontzettend veel winst te boeken met preventie in de zorg. Die overtuiging heeft ook huisarts Hans Peter Jung in Afferden (Limburg). Hij maakte een afspraak voor een vast bedrag per patiënt met zorgverzekeraar CZ.
Daardoor kan hij meer tijd uittrekken voor zijn patiënten dan de gebruikelijke 10 minuten. Heeft één van zijn patiënten bijvoorbeeld structureel hoofdpijn, dan vraagt hij door. Is er bijvoorbeeld stress op het werk? Of komt iemand naast zijn werk en gezin niet toe aan vrije tijd? Spelen er andere zaken? Deze huisarts doet dat structureel vanuit het gedachtengoed van de Positieve Gezondheid. Het aantal consulten neemt af, hij verwijst minder vaak door naar specialisten. En het belangrijkste: patiënten voelen zich beter en zijn tevredener.
En het is die uitkomst die telt. We moeten in de zorg veel meer kijken naar de uitkomst voor patiënten. Naar gezondheid in plaats van ziekte.
Als je de uitkomst voorop zet - dus of mensen kunnen blijven meedoen in de samenleving - dan ga je de zorg anders organiseren. Dan wordt preventie veel belangrijker. Die notie – de uitkomst telt - moet terugkomen in de contracten tussen verzekeraars en zorgverleners.
Daarom willen we graag duidelijk krijgen wat dan een goede uitkomst is. Er zijn afspraken gemaakt met partijen in de zorg om daartoe goede definities te maken. Als die uitkomst voor patiënten het startpunt is, dan moet preventie wel meer onderdeel worden van de zorg.
Een ander mooi voorbeeld is overigens ziekenhuis Bernhoven in Uden. Zij gooiden radicaal het roer om - onderzochten welke behandelingen werkelijk effectief zijn, stopten met de rest en - zetten nu vol in op preventie. Dat deden ze in samenspraak met de zorgverzekeraar en in samenspel met huisartsen en andere zorgverleners in de eerste lijn.
Waar een wil is, is nu al een weg.
Er kan dus al veel, maar makkelijk is het niet.
Daarom wil ik de komende tijd kijken hoe we effectieve interventies daadwerkelijk landelijk inzetbaar kunnen maken. Beschikbaar juist voor risicogroepen. Ik denk aan Welzijn op recept, waarbij mensen geen medicijnen krijgen maar worden doorverwezen naar een welzijnswerker. Voor kortlopende begeleiding naar sociale contacten, sport, cultuur of andere activiteiten die mensen verder helpen.
Maar denk ook aan Valpreventie, de Nationale Diabetes Challenge, of de GLI voor kinderen.
En daarbij kijken we waar we tegenaan lopen en hoe we dat kunnen oplossen. Denk aan de verdeling van de kosten tussen partijen, gemeenten en verzekeraars.
Bij VWS spreken minister Bruins en ik elkaar volgende week weer over hoe we preventie voor risicogroepen meer onderdeel van de zorg kunnen laten zijn. En of we de afspraken over preventie in de Hoofdlijnenakkoorden concreet kunnen maken.
Feit is wel, dames en heren, dat er geen snelle oplossingen zijn. In ons stelsel zijn de verantwoordelijkheden over verschillende partijen verdeeld: Bij preventie voor risicogroepen zijn dat de gemeenten en zorgverzekeraars. Zij moeten dus samenwerken en dat is niet makkelijk. Ons stelsel bevordert die samenwerking niet automatisch. Het draait vooral om de wil en de motivatie van partijen. En bovenal om de wil en motivatie van mensen. Als de wil er is, dan kan veel.
Het vraagt misschien een andere manier van kijken en een andere manier van doen. Een andere mindset dus eigenlijk.
En ook een lange adem. Maar als we er werk van maken, betekent dat voor mensen dat ze geen of minder medicijnen of zorg nodig hebben. Dat ze minder klachten hebben en langer van het leven genieten, langer kunnen meedoen. Dat is voor hen persoonlijk fijn. Dat is natuurlijk het belangrijkste. Tegelijk helpt het ook om de kosten van zorg in de hand te houden.
Ik ben ervan overtuigd dat we samen Nederland gezonder kunnen maken. Laten we allemaal de schouders eronder zetten. Daar heeft iedereen wat aan!