Toespraak door minister Dekker bij Congres Maatschappij & Recht met als thema Toegang tot het recht
Stichting Legal Valley, Arnhem, 15 april 2019.
Dames en heren,
Dank voor de uitnodiging om hier vandaag weer te mogen spreken.
Ik wil niet al te somber beginnen. Maar onlangs verscheen er een uitermate kritisch rapport van de Visitatiecommissie Gerechten. Een rapport dat de problemen blootlegt waar de rechtspraak vandaag de dag mee te maken heeft: werkdruk, financiële krapte, ICT-ellende, wantrouwen tussen de werkvloer en de bazen, een gebrek aan veranderingsgezindheid.
Om het leed enigszins te verzachten stipte de visitatiecommissie ook enkele lichtpuntjes aan. In van die opvallend blauwe tekstkadertjes. Plekken waar het wél goed gaat. En één daarvan ging over u.
Want hier wordt samengewerkt. Tussen wetenschappers en practitioners. Tussen publiek en privaat. Tussen rechtsprekende en uitvoerende macht. Hier worden veranderingen en vernieuwingen niet geschuwd, maar juist opgezocht.
“Maar minister voor Rechtsbescherming…?"
U doet uw reputatie daarmee eer aan. Want hier, waar ooit de grens van het Romeinse Rijk liep, bent u de Nederlandse variant op het Gallische dorpje in Asterix en Obelix. De nederzetting die altijd moedig weerstand biedt aan het gevoel van ongemak dat verandering en vernieuwing vaak met zich meebrengt: Legal Valley.
Geen betere plek dus om van gedachten te wisselen over de uitdagingen waar we vandaag de dag voor staan. De modernisering van de toegang tot het recht.
Ik ben hier nu voor de tweede keer. Zit inmiddels bijna anderhalf jaar op deze plek. En moest de afgelopen weken wel eens terugdenken aan een gesprek dat ik had met een goede vriend, toen ik aan deze klus begon.
Ik belde hem op om te vertellen dat ik was gevraagd om minister te worden op het ministerie van Justitie. En het eerste dat hij vroeg was: “Weet je het zeker? De afgelopen decennia is daar geen VVD-er zonder kleerscheuren naar buiten gelopen.”
Ik vertelde hem dat daar voor mij nou juist ook wel weer de uitdaging in zat: laten zien dat het ook anders kan.
Vervolgens vroeg hij: “Maar minister voor Rechtsbescherming… Wat ga je dan in vredesnaam doen?” Ik vertelde hem waar ik verantwoordelijk voor zou zijn. De hervormingen die ik zou gaan trekken. De naam dekt ook maar deels de lading. Je hebt het niet voor het uitzoeken. En er zijn wel gekkere voorbeelden. Zo zit er in het kabinet een minister voor Medische Zorg, die onder andere verantwoordelijk is voor Sport. Maar ook een minister voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport, die dan weer juist níet over de sport gaat. Kortom, what’s in a name.
Rechtsbescherming
Nu weten u en ik natuurlijk wel waar rechtsbescherming voor staat. Een wezenlijk element van onze rechtstaat. Maar voor veel mensen, inclusief mijn goede vriend, is het toch een wat abstract begrip. Tegelijkertijd raakt het iets heel wezenlijks: bescherming. Als mensen iets van hun overheid verwachten, dan is dat het wel bescherming.
Aan de ene kant gaat het dan om veiligheid. Mensen moeten zich beschermd weten door een krachtige overheid. En daar schieten we nog wel eens tekort, zoals bijvoorbeeld bleek uit de kritische rapporten die onlangs verschenen na de moord op Anne Faber. Terecht is daar veel aandacht naartoe gegaan.
Mensen begrijpen best dat een garantie op 100 procent veiligheid niet bestaat. Maar ze verwachten wel dat de overheid zich volledig inzet voor hun veiligheid en daarbij geen onnodige steken laat vallen. Daar ligt dus één van mijn belangrijkste opdrachten. De samenleving beter beschermen tegen mensen als Michael P.
Vandaag gaat het over een andere, net zo zwaar wegende kant van onze rechtsstaat. Het gaat over de bescherming die in een rechtsstaat is gelegen in het feit dat we wetten en regels hebben waaraan mensen rechten kunnen ontlenen – wetten en regels waaraan ook de overheid zelf is gebonden, om zo willekeur en machtsmisbruik te voorkomen. De bescherming die uitgaat van het principe dat er een onafhankelijk rechter is die in specifieke gevallen een uitspraak kan doen over de toepassing van die wetten en regels. En die partijen – ook overheden – kan terugfluiten als ze de rechten van anderen aantasten.
Verschillende werelden
Ik ben ooit de politiek ingegaan in de overtuiging dat de overheid mensen minder in de weg moet zitten, waar ze zichzelf weten te redden. Maar ook dat de overheid er méér voor mensen moet zijn als ze in de knel zitten. Niet door ze te pamperen of dingen uit handen te nemen. Maar door ze actief te wijzen op de kansen en mogelijkheden die hen ter beschikking staan. En ze desnoods te ondersteunen bij het aanboren daarvan. De toegang tot het recht is daarbij een wezenlijk element.
Ik moest in het begin overigens wel wennen aan dat uitgangspunt “toegang tot het recht”. Het deed me denken aan wat je wel eens ziet in sciencefictionfilms. Zo’n blauw lichtgevend scherm. Een soort poort die je, als je erdoorheen gaat, naar een onbekende wereld teleporteert.
“Welkom in de wereld van het recht. Een wereld van wijze dames en heren, met een eigen taal en eigen tradities. Gekleed in stemmig zwart en met dikke boeken onder hun arm. Uitermate correct. Ze helpen je met je juridische vragen en problemen.”
Maar als je het tegen mensen op straat hebt over “de toegang tot het recht”, kijken ze je waarschijnlijk wel glazig aan. Alsof er twee verschillende werelden zijn. Die met en zonder recht.
En is het idee van de rechtstaat nu niet juist dat het recht er altijd en overal is? En voor iedereen?
Ik denk dat we het snel met elkaar eens zijn dat de rechtstaat niet slechts een abstract concept moet zijn. Iets waarover onze kinderen op school uit een boek leren. Nee, de rechtstaat moet iets zijn dat mensen ervaren. Mensen moeten het gevoel hebben dat de rechtsstaat er ook voor hen is. Dat het iets is waar zij op kunnen terugvallen als ze pech hebben in het leven, in de knel zitten. En dat het hen helpt hun problemen op te lossen, waarna ze weer door kunnen.
Als we dat verstaan onder “toegang tot het recht” valt er nog een wereld te winnen. Ik zou daarbij vandaag graag op drie dingen willen inzoomen. Stuk voor stuk elementen die het recht juist ook weer relativeren. Of in ieder geval een pleidooi vormen tegen onnodige juridisering.
Menselijke maat
Laat ik beginnen de hand in eigen boezem te steken. De overheid moet eens kritisch bij zichzelf te rade gaan of de manier waarop regels worden toegepast en gehandhaafd nu wel echt een bijdrage levert aan een breed gedragen gevoel dat de rechtstaat er voor iedereen is. Want ik vrees dat veel mensen precies het tegenovergestelde ervaren.
Ja, als de overheid iets van jou nodig heeft, dan weet ze je wel te vinden. Wie op de A12 wordt geflitst, heeft binnen twee weken zijn acceptgiro in huis. Maar als jij een keer diezelfde overheid nodig hebt, geeft zij lang niet altijd thuis.
En dan heb ik het niet alleen over mensen die, als hen iets is overkomen, geen aangifte doen bij de politie, omdat ze denken dat het toch geen zin heeft. Nee, ik heb het ook over mensen die bij allerlei uitvoeringsinstanties tegen een muur aan lopen als ze aankloppen met reële vragen en problemen, bijvoorbeeld over hun uitkering of zorgtoeslag.
Nog te vaak krijgen ze dan te horen dat ze dan maar een bezwaarschrift moeten indienen. Of worden ze afgescheept met een formalistisch beroep: “sorry, regels zijn nu eenmaal regels.” Als het gaat om onnodige juridisering, is de overheid zelf nog altijd één van de grootste vervuilers. En dat moet in mijn ogen echt anders.
Het zou voor het vertrouwen van mensen goed zijn als de overheid eens wat vaker de menselijke maat der dingen als maatstaf neemt.
Mijn devies aan uitvoeringsorganisaties is: “pak eens iets vaker de telefoon op, ga desnoods eens langs, en schrijf wat minder vaak een brief op poten.”
Ik realiseer me heel goed dat de overheid – ik, mijn collega’s, maar ook gemeenten – hier zelf aan zet zijn. Maar we kunnen alle hulp gebruiken. U ziet immers als geen ander waar het fout gaat. Waar onduidelijke regels leiden tot vragen en conflicten. En waar iets meer inlevingsvermogen een hoop ellende kan schelen.
Advies en samenwerking
Dan mijn tweede punt. We moeten we ons kritisch afvragen wat mensen nu eigenlijk willen; hoe ze het best geholpen zijn. Want we hebben het dat wel over de toegang tot het recht, maar het gros van de mensen wil helemaal niet per se een advocaat of gerechtelijk vonnis; ze willen een oplossing voor hun probleem.
Wel, soms lukt dat alleen via een formele rechtsgang, maar in veel gevallen kan het anders. Natuurlijk onderschrijf ik het belang van rechtsvorming. Soms willen mensen ook een principe-uitspraak van een rechter. Maar het gros van de mensen wil gewoon duidelijkheid, een einde aan een conflict, zodat ze verder kunnen met hun leven.
Als partijen er zelf uit komen, desnoods met een beetje hulp om tot onderlinge afspraken te komen, is dat altijd beter. Dat scheelt een hoop stress en kosten. En waar mensen er zelf uit komen, is iedereen doorgaans meer tevreden met het resultaat en is het commitment om afspraken ook echt na te komen groter.
Dus hier luidt het motto: licht en informeel waar het kan, zwaar en formeel waar het moet.
Waarbij we ook oog moeten hebben voor problemen die überhaupt beter kunnen worden opgelost op een andere manier dan van via het recht. Ik begrijp heel goed de frustratie die rechters hebben als ze steeds dezelfde mensen met dezelfde problemen zien terugkeren. Wie schulden heeft, of verslaafd is, heeft waarschijnlijk meer baat bij schuldhulpverlening of verslavingszorg dan bij een gesubsidieerde advocaat en de zoveelste gang naar de rechter.
Mensen aan de voorkant voorzien van een goed advies wat te doen, met daarbij een sterkere koppeling tussen het juridische en het sociale domein, is iets dat echt beter kan. En daar kunt u bij helpen door de samenwerking die u hier in deze regio opzoekt.
Recht brengen
Mijn derde punt gaat over aanpassingsvermogen. Als we het hebben over de toegang tot het recht, praten we vaak over wat mensen nodig hebben om hun recht te halen. Maar misschien wordt het tijd om dat eens om te draaien. Kunnen we het recht niet brengen?
Ik zeg dit zo, omdat het aansluit bij een ontwikkeling die je ook in andere sectoren al langer ziet. Een ontwikkeling waarbij we mensen niet langer vragen zich te voegen naar het systeem, maar waar het systeem zich aanpast aan mensen en opgaves waar zij mee worstelen.
In de zorg staat de wens van de patiënt meer en meer centraal, en niet de aanpak van de arts of het verzorgingstehuis. In het onderwijs wordt meer en meer gekeken naar wat kinderen nodig hebben om hun individuele talenten te ontwikkelen, in plaats van dat iedereen in hetzelfde tempo standaard lesmateriaal krijgt voorgeschreven. Dus waarom kan dat ook niet voor het recht?
Rechters die op de problemen afstappen, in de wijken waar de problemen het grootst zijn. Want juist daar wil je dat mensen zien dat de rechtstaat er voor hen is.
En een rechtsgang waarbij de soms ingewikkelde problemen van mensen centraal staan. Neem huiselijk geweld. Dat is vaak én straf, én ouderlijk gezag, én schulden, én ga zo maar door. Het laat zich niet vatten in één rechtsgebied. Vragen we mensen dan voor ieder onderdeel een apart traject te bewandelen? Of kunnen we het recht zo vormgeven dat we ook in één keer schoon schip kunnen maken?
Ik zie gelukkig steeds meer rechtbanken die op dat vlak prachtige initiatieven tonen. Maar om dit echt op grote schaal te doen, gaat veel vergen van de veranderingsgezindheid van de rechterlijke macht.
Aan de slag
Dames en heren,
Een meer responsieve overheid, een betere aansluiting tussen het sociale en juridische domein, en een groter aanpassingsvermogen bij de toepassing van het recht. Het zijn voor mij kernelementen als we nadenken over de modernisering van de toegang tot het recht.
Ze vormen voor mij ook de rode draden in alles wat we doen op dat vlak. Of het nou gaat om de herziening van de rechtsbijstand, waar we inzetten op een versterking van de nulde en eerste lijn, gaan zorgen voor betere adviezen aan rechtzoekenden, nadenken over rechtshulppakketten waarin naast een advocaat ook andere vormen van rechtshulp een plek kunnen krijgen. En waarbij we een hogere proceskostenvergoeding doorvoeren voor overheden die onnodig blijven procederen.
Of dat het gaat om initiatieven op het gebied van meer maatschappelijk effectieve rechtspraak, waarbij er momenteel op verschillende plekken wordt geëxperimenteerd met buurtrechters, schuldenrechters, regelrechters, community courts. Een mooi voorbeeld in deze regio: PiketPlus Mediation, waardoor mensen bij een echtscheiding er vaker zelf uitkomen.
Kortom, hoe zorgen we ervoor dat bij de toepassing van het recht de problemen van mensen centraal staan en niet het recht zelf?
Het is een spannende vraag. En het antwoord is nooit gemakkelijk. Al was het maar omdat er bij elke grote verandering vijanden zijn in de vorm van “ja, maren”. Ja, maar we doen dat al lang. Ja, maar het wordt toch nooit wat. Ja, maar dan moet Den Haag eerst maar eens met geld over de brug komen.
Mijn vraag aan u is om samen met mij die “ja, maren” aan de kant te schuiven en gewoon aan de slag te gaan. Want door te doen, leren we samen gaande weg. Door te doen, ontstaat nieuwe energie die we goed kunnen gebruiken. En door te doen, laten we de mensen in Nederland zien dat het recht ook echt voor hen werkt.