Toespraak van staatssecretaris Blokhuis bij de herdenking van het bombardement op Nijmegen van 1944
Op vrijdag 22 februari 2019 sprak staatssecretaris Paul Blokhuis (VWS) bij het monument De Schommel tijdens de officiële herdenking van het bombardement op Nijmegen van 22 februari 1944.
Gesproken woord geldt.
Beste overlevenden
Beste nabestaanden,
Beste mensen,
22 februari 1944 was zo’n typische winterdag waarin je – ondanks de kou – voelt dat het voorjaar niet ver weg meer is. Met een felle zon aan een strakblauwe, ijzige hemel. Een dag met ‘prima vliegweer’, zoals die dag in de trein van Den Bosch naar Nijmegen hoopvol werd gezegd. Want ook die dag zouden de geallieerden waarschijnlijk weer naar Duitsland vliegen om de bezetter te verzwakken.
En ja hoor, rond 12 uur kwamen ze. Honderden vliegtuigen bromden hoog aan de hemel richting het oosten. Maar in Duitsland was het bewolkt. Het zicht te slecht om de aanval door te zetten. En dus brak de formatie van honderden vliegtuigen uiteen om in kleine groepjes terug te vliegen naar Engeland. De terugkerende piloten kregen de opdracht om zelf een doel te kiezen voor hun bommen.
Peter Braam was in de oorlog nog maar een kleutertje. Met zijn vijf jaar was hij ook die dag weer met de tram naar school gegaan. Een klein schooltje, twee klassen met in totaal 30 kinderen. En ook de scholier Jos van der Vaart ging die dag naar school, op pad naar een carnavalsvoorstelling in het Dominicuscollege. Op station Nijmegen klonk het eerste luchtalarm. Samen met een vriend wachtte Jos op het signaal dat het gevaar geweken was. Toen dat even na énen kwam wandelden ze de stad in. Maar nog voor ze goed en wel op pad waren, klonk het luchtalarm weer. Boven hun hoofd zagen ze een plukje vliegtuigen. En rond die vliegtuigen wemelden kleine grijze puntjes.
De piloten van de bommenwerpers waren slecht toegerust om op het oog een doel te kiezen. Met alle kerende vliegtuigen was het chaos in de lucht. En op het precies raken van doelen werd destijds nauwelijks gestuurd.
Zo kon het dat een groepje vliegtuigen met zijn dodelijke lading boven Nijmegen vloog. En er voor koos een spoorwegemplacement te bombarderen. Vanaf het moment dat ze de luiken openden, had de bemanning geen invloed meer op de val van de bommen. In plaats van het spoor vielen de bommen midden in het centrum van de stad.
Nog voor Jos kon bedenken wat die puntjes rond de vliegtuigen waren, hoorde hij een al harde knal, en daarna nog één. Bommen van 500 pond per stuk kwamen uit de hemel vallen. Peter Braam zat met de andere kleutertjes in de schuilkelder van de nabijgelegen ULO. Hij herinnert zich niet veel, maar het beeld van exploderende ramen, en gordijnen die naar binnen gezogen werden, zou hem voor altijd bijblijven. Jos vluchtte ondertussen een portiek in, trok wat vrouwen met kinderen naar binnen en toen was het voorbij. In de halve minuut dat het duurde, was de stad veranderd in een ravage. Werd de zon verduisterd door stofwolken. Brandden her en der huizen uit.
In het schooltje van Peter Braam maakten de kleintjes geen schijn van kans. Van de dertig kinderen, overleden er 24. Peter was de enige uit zijn klas die die middag levend thuiskwam. Van een slagersgezin met acht kinderen stierven er vijf, samen met hun moeder. Op 22 februari 1944 en de dagen erna overleden zeker 800 mensen. Elk iemands dochter, elk iemands zoon. Hoeveel onderduikers die dag het leven lieten, weet niemand.
Peter Braam was na het bombardement panisch voor elk hard geluid. De vliegtuigen die continu boven Nijmegen richting Duitsland vlogen, maakten hem zo bang, dat zijn moeder besloot het jochie te evacueren. Het geluid van de bommen die in Peters hoofd keer op keer opnieuw ontploften, staat in schril contrast met de stilte die na de oorlog om het bombardement bleef hangen.
Als we het over de laatste oorlogsperiode hebben, denken we vooral aan de hongerwinter of aan de slag om Arnhem. Market Garden. Ik ook. Mijn vader woonde tijdens de slag om Arnhem in Oosterbeek. Daar gingen de verhalen over de oorlog bij ons thuis over.
Aan tafel hier, ging het waarschijnlijk over die vreselijke februaridag. Maar dat was alleen hier. Pas sinds de jaren ‘80 herdenken we, net als vandaag, het bombardement dat hier in 1944 zoveel levens nam. Staan we stil bij de mensen voor wie het leven destijds abrupt stopte. Dragen we al die mensen die geen schijn van kans maakten, in ons hart.
Dames en heren,
De aanloop naar de Tweede Wereldoorlog duurde maar kort. Hitler werd in 1933 legitiem gekozen. In razend tempo veranderde Duitsland van een democratie in een agressieve dictatuur. Dat mogen we nooit vergeten. Want hoewel de meesten van ons al zo lang in een open en democratische rechtstaat leven, geeft dat geen fundamentele zekerheden voor de toekomst. De mensen die hier vanuit conflictgebieden naar toe zijn gevlucht, kunnen ons er alles over vertellen. Misschien horen zij net als Peter het geluid van geweld steeds weer nadreunen. Zij weten als geen ander, dat vrede en vrijheid niet vanzelf komen.
Maar onze geschiedenis is niet per se de hunne. Juist voor deze nieuwe groep willen we investeren in educatie en voor jonge Nederlanders die de Tweede Wereldoorlog niet hebben meegemaakt.
Het is vandaag 75 jaar geleden dat het in deze stad bommen regende. Daarmee was het lijden van Nijmegenaren niet ten einde. Tijdens en na operatie Market Garden lag Nijmegen in de frontlinie. Maanden werd er hier gevochten. De huizen in het centrum die tijdens het bombardement waren blijven staan, gingen alsnog om. Met het einde van de oorlog in zicht, kreeg de bevolking in die laatste maanden klap op klap te verwerken.
Dit jaar is het jaar waarin we beginnen met de viering van 75 jaar vrijheid.
We vieren dan dat we in vrede mogen leven.
Dat we mogen zeggen wat we vinden.
Mogen houden van wie we willen.
En mogen geloven in dat wat voor ons heilig is.
We zijn vrij om onze stem te laten gelden.
Die vrijheid danken we mede aan onze Europese samenwerking. Na de Tweede Wereldoorlog was iedereen ervan doordrongen dat we op ons continent niet zo door konden gaan. De basis voor de EU werd toen gelegd. En over het continent heen gingen we samenwerken in de NAVO. Het bracht ons vrede en ongekende voorspoed.
Maar we zien dat die samenwerking niet vanzelfsprekend is. Er ontstaan parallelle werelden, waarin een land kan beslissen uit onze unie te stappen. Waarin wereldleiders zich uit internationale verdragen willen terugtrekken. Waarin gevoelens van nationalisme, van wij tegen zij, ruimte krijgen om te ontspruiten, soms met verstrekkende gevolgen.
In de Eerste Wereldoorlog kropen soldaten letterlijk in de loopgraven. Anno 2019 zien we nieuwe loopgraven, onder andere op social media. Zien we polarisatie op Twitter en in gele hesjes op straat.
Wat we nodig hebben zijn mensen die de verbinding zoeken. Want conflicten houden geen rekening met grenzen. Dat was 80 jaar geleden zo, toen de Tweede Wereldoorlog uitbrak. En ook vandaag worden wij geraakt door conflicten die hier ver weg ontstaan.
Juist daarom is het belangrijk dat we blijven herdenken en ons blijven herinneren. Juist daarom moeten we die herdenkingen ook als haakje blijven gebruiken om ons af te vragen: wat kan ik, wat kunnen wij vandaag doen, om onze vrede en vrijheid vitaal te houden? En daarvoor hoeven we helemaal geen grote dingen te doen. Dat kan al door op het schoolplein je mond open te trekken, als je hoort dat iemand in het nauw zit. Door niet alles wat onbekend is, ook als onbemind weg te zetten. Door racisme en antisemitisme keer op keer als onkruid met wortel en al uit de grond te trekken. En door wat beter naar elkaar te luisteren in plaats van ons eigen standpunt te blijven herhalen.
Want dat is de manier om onze belofte van ‘nooit meer’ gestand te doen. En dat is de manier om al die mensen die hier en elders het leven hebben gelaten, te eren.
Dank u wel.