Voordracht door minister Van Engelshoven, op uitnodiging van de Vlaamse minister van Cultuur, ter gelegenheid van Valentijnsdag 2019

Op uitnodiging van de Vlaamse minister van Cultuur, Sven Gatz, hield minister Van Engelshoven een voordracht met daarin haar persoonlijke selectie van favoriete liefdesgedichten.

Beste mensen,

Dank dat u tijd heeft gemaakt om hier te komen luisteren.
Tijdens uw lunch.
Naar een minister die gedichten over de liefde komt voordragen.
Over de liefde in háár leven, ook.
Dat is geen dagelijkse kost.

Ook voor mij niet.

Ik ga dit dan ook in drie blokjes doen.
Dan heb ik af en toe even adempauze.
En kan ik mij bezinnen op wat ik u allemaal vertel.

U hoeft zich op die momenten bepaald niet te vervelen.
Ik word namelijk tussendoor afgelost door échte meesters in de kunst van het voordragen.

Bart, Iris & Jorick, Jade, Simone:
dank dat jullie hier zijn.

En minister Gatz: dank voor uw uitnodiging.
 

Zoals ik u zei: ik heb drie blokjes van enkele gedichten.

Het eerste blokje gaat over ontluikende, ontwakende liefde.
Over liefde die er ineens is… of juist nog even onderweg is.
Het tweede blokje gaat over liefde in volle bloei.
En m’n derde en laatste blokje over liefde die op z’n einde loopt.

Ik begin bij het begin.
En dat is nog best lastig.

Want wanneer begint liefde?
Heb je het dan over iets wat in jezelf gebeurt?
Die welbekende vlinder?

Of hebben we het over iets tussen jou en die ander?
Een vonk?
Een blik?

Liefde is voor mij iets van de zintuigen.

De geur van Chanel en sigaren door elkaar – en dan die ene leuke man van lang geleden op m’n netvlies krijgen.

Of in het voorbijgaan ‘ons’ liedje horen en me twintig jaar jonger wanen…

Bij het idee van beginnende liefde moest ik direct denken aan een wens die ik als tienermeisje had:

Ik wilde meegevraagd worden, achter op zijn fiets.

Vanmiddag, beste mensen,
vanmiddag begint de liefde dan ook achterop op het belangrijkste vervoersmiddel voor tienermeisjes.

De bagagedrager.

Spring maar achterop bij mij, achterop m'n fiets
En ik weet nog niet waar we naartoe gaan samen
Maar dat boeit me ook helemaal niets
Spring maar achterop bij mij,
dan gaan we samen weg
En ik weet nog niet waar naartoe
Maar dat maakt niet uit, want ik weet wel de weg


Gers Pardoel bracht ‘Bagagedrager’ uit in 2011.

Eeuwen eerder schreven Nederlanders ook al over de liefde.

En soms al aardig expliciet.

Neem ‘Kusjens’, van Bilderdijk,  uit 1785:


Zet uw tandjes zacht en bol
In het teêrste van mijn lippen.
Nijp ze, knijp ze, laat ze glippen;
Vat, verlies ze, vat ze weer;
Knaag en kneed ze keer aan keer:
Grijp mijn tong dan vast in ’t dartelen,
Trek en slinger ze onder ’t spartelen,
Druk, en ruk, en klem, en bijt,
Zuig ze, wring ze, terg ze om strijd,
Met verliefde tandenbeetjes,
Tussen malse lippenreetjes.

Zo.
We zijn van start.
Lippenreetjes.

Niet gedacht dat ik dát nog eens als minister zou zeggen. Überhaupt niet, eigenlijk…

Hoog tijd om door te gaan.
 

Ik blijf nog even in het verdere verleden.
Eind 19e eeuw.
Herman Gorter.
Ook hij stond vrij snel op m’n lijstje.

In zijn gedicht,
‘Zie je ik hou van je’
… horen we een onuitgesproken liefdesverklaring.

Die tóch wordt uitgesproken.
Want dat kan in een gedicht.

Hier komt ‘ie.

Zie je ik hou van je,
ik vin je zo lief en zo licht -
je ogen zijn zo vol licht,
ik hou van je, ik hou van je.

En je neus en je mond en je haar
en je ogen en je hals waar
je kraagje zit en je oor
met je haar er voor.

Zie je ik wou graag zijn jou,
maar het kan niet zijn,

het licht is om je,
je bent
nu toch wat je eenmaal bent.

O ja, ik hou van je,
ik hou zo vrees'lijk van je,
ik wou het helemaal zeggen -
Maar ik kan het toch niet zeggen.

Tot slot, in dit eerste blokje over beginnende liefde,
heb ik voor u een gedicht van Judith Herzberg.

Vorig jaar won ze de Prijs der Nederlandse Letteren.

Ze schreef eens een gedicht dat mij vertelt…
dat je met de liefde nooit precies weet welke kant het op gaat.

Ik lees u ‘Daglicht’ voor:

Uit chaos van lakens en
voorgevoel opgestaan, gordijnen
open, de radio aan, was
plotseling Scarlatti
heel helder te verstaan:
Nu alles is zoals het is geworden,
nu alles is zoals het is
komt het, hoewel, misschien
hoewel, tenslotte nog in orde.

Zo. Het begin is gemaakt.
U ziet mij zo weer terug.

Het is eerst tijd voor één van mijn Vlaamse favorieten.
Bart Moeyaert.

Bart,

Je zat als één van de eersten in mijn selectie.

Ik bewonder je talent om heel compact,
veel te zeggen.

Ik weet dat je ook op Instagram zit,
dus misschien zag je mijn poging om jouw werk voor te dragen…  

Het komt vast niet in de búúrt van wat we nu gaan horen.

Bart: het podium is voor jou.

[vervolg, na optreden Moeyaert]


Beste mensen,


Blok 2. We zijn toe aan de liefde in volle bloei.

In dit deel van de middag heerst het optimisme.
De liefde is er en spreekt voor zich.
En je kunt je niet voorstellen dat ze ooit weer vertrekt.

De rust. De tevredenheid.
Daar gaat het eerste gedicht over.

Het is een gek gedicht om voor te lezen, eigenlijk.

U zou ‘m in beeld moeten zien.
Een gedicht van Bert Schierbeek.

Het is eigenlijk maar één zin.

Die zin gaat voor mij over niets hoeven,
over niets moeten, maar gewoon zitten en zijn.

Met jóuw ander.
Dat is de rijkdom van de liefde.

Bert Schierbeek schrijft:

hoe 
als je je 
met zorgeloosheid 
kon omringen 
en dat dat 
je ruimte 
was


Kent u dat?

Ik wel. Ik heb dat met mijn man, Gijs.

Ik kan zo goed met hem samen zijn, stil zijn, niets doen. Dat zijn momenten waarop de liefde in een soort van samen gekozen stilte, juist enorm aanwezig is.

Wie daar mooi over zingt…
over de eenvoud van de liefde,
over simpelweg genieten van het feit dat het goed zit,
dat is Boudewijn de Groot.

Zijn tekstschrijver, Lennaert Nijgh, schreef ooit het beroemd geworden ‘Avond’.

Dat schreef hij voor zijn vrouw.
Die later de vrouw van Boudewijn de Groot werd.

Zo gaat het ook in de liefde.

De perfecte momenten, ze beloven ons uiteindelijk helemaal niets.

Dus kunnen we er maar beter van genieten zolang ze er zijn.

En gelukkig zijn er mensen die ze in een tekst
kunnen  vatten.

Zijn ze tóch een beetje voor altijd.

Ik lees u een kort stukje voor:

Ik doe de lichten uit en de kamer wordt nu donker,
een straatlantaarn buiten geeft wat licht.

En de dingen in de kamer worden vrienden die gaan slapen, de stoelen staan te wachten op het ontbijt.

En morgen word ik wakker met de geur van brood en honing, de glans van het gouden zonlicht in jouw haar.

En de dingen in de kamer, ik zeg ze welterusten,
vanavond gaan we slapen en morgen zien we wel.

‘Morgen zien we wel’.

De liefde kan geruisloos zijn en ons daarmee tevreden stemmen, sussen.

Maar in volle bloei, op volle kracht, is de liefde soms juist ook vurig, of stekelig.


Dat hoort u bijvoorbeeld in ‘Ja, Rozen’
van Remco Campert:

Dit zijn rozen voor je
en alle poëzie.
Dit is mijn mooiste pose:
die van liefdes acrobaat,
zwevend schijnbaar moeiteloos,
maar met krampende tenen
boven een bed
van rozen en doornen.

Ik zal je nu beschrijven:
kijk, ik teken rozen op je huid
en jij doornen op de mijne.

Goed,
ik ben een acrobaat.
Is er een mooiere pose?

Pose van gevaar,
balancerend tussen begeerte en verweer:
ik stijg, ik val en onderwijl:

ik teken rozen
rozen
rozen

en dit zijn rozen.

Tot slot.
In dit blokje, over de liefde die stroomt:

Reve, en zijn gedicht ‘Liefde’.

Ik koos voor dit gedicht, vanwege de opluchting die je voelt, na z’n laatste zin.

Liefde maakt vrij.

Want wat voor de hoofdpersoon tot het eind van het gedicht verrekte ingewikkeld was, wordt ineens vanzelfsprekend.

Ik kom er maar niet achter wát precies
en toch voel ik mee.

Dat is de magie van poëzie.

Reve schrijft:

‘Eindelijk… heeft Joseph het bij mij gedaan:
Ik weet nu dat ik een man heb.
Op straat trippel ik trots naast hem mede,
Stil naar hem opziend.

Ik ga gebloemde bloesjes dragen.’


Mooi hè, die opluchting?

En dan hoop je tóch,
als de liefde er is… dat ze blijft.

Dat je het kunt vasthouden, bewaren.

Dat spel van vasthouden en loslaten komt fantastisch terug in het werk van Marieke Lucas Rijneveld.

Neem bijvoorbeeld deze dichtregel:

‘Als je twee mensen hebt van wie de één aan synchroonzwemmen doet en de ander niet, gaat alles fout.’


Of deze:

‘Angstig houden we de hele nacht elkaars hand vast.
Los van elkaar kunnen we van alles zijn,
maar vast zijn we geliefden:
die hebben continu
een stukje huid van elkaar in bezit.’

Zo... hiermee zit blok 2 er op voor mij.

De liefde staat in bloei.

De mensen houden van wie ze willen.

Terwijl ze zijn wie ze zijn.

Zo lees ik het graag in de poëzie.

En zo zie ik het ook graag in ’t echt.

Voordat ik bij mijn laatste blokje gedichten ben,
is het tijd voor Jade Decoster,
studente aan Odisee Hogeschool, hier om de hoek
[bij deBuren].

Want ik wil vanmiddag graag ook het podium geven aan jong talent.

Daar investeer ik in Nederland met liefde in.

Naast Jade worden we straks ook getrakteerd
op optredens van Iris Penning en Simone Atangana Bekono.

Via hun podiumkunsten wil ik u vertellen hoezeer ik hecht aan het werk van nieuwe, jonge makers.

Jade, het is aan jou.

[vervolg na optredens Decoster en Penning]

Beste mensen,

Tijd voor m’n derde en laatste blok.

Over de liefde op z’n eind.

Het stopt ooit, allemaal.

Maar laat er dan alsjeblieft harmonie zijn.

Tom Lanoye omschrijft dat als geen ander:

Het is een magere troost
dat alles moet verdwijnen
en ik je hoe dan ook op een keer
toch zou moeten missen, bij voorbeeld
door de dood.

Ik hou van je, al
kunnen we waarschijnlijk niet meer
worden wat we vroeger waren of dachten
te zijn.

Geen verhalen over afkeer,
over waanzin of grote trouw:
ik verlang naar tóen terwijl
ik ouder word.

Ik denk nog veel aan jou.


Prachtig wat Lanoye hier doet. Sereen.

Dat is toch stukken vreedzamer dan het einde waar Roos Dickmann over dicht.

In ‘Naai met mate(n)’ laat ze einde en begin,
zonder reserves, naadloos in elkaar overlopen…

Hoort u maar:

‘Sinds jouw plotseling vertrek
word ik ’s nachts door
wraak en lust besmet.

Noem mij maar een kech
zonder enig respect,
maar dat neemt alsnog niet weg
dat dat leuk wakker worden was;

naast jouw beste vriend in bed.’


Tsja.
Zo eindigt liefde ook, soms.

Ik ga toch voor de vredige variant.


Begin jaren ’90 zaten Gijs en ik samen op een bankje, aan het water, in het Noord-Hollandse Jisp.

Toen nog in de fase van beginnende liefde.

Op dat bankje aan het water was het stil.
Er was weinig behalve wij.

Toen hebben we tegen elkaar gezegd:
dit is onze oude dag.

Samen op een bankje.
Elkaars gezelschap is genoeg.

Vooruit, misschien wat eendjes
om brood te voeren.

Nu, jaren later, hoop ik dat die tijd ons gegeven is.

En dat het einde ons,
ook als we heel oud zijn,
nog even ongemoeid laat.

Ons nog eventjes vergroeid laat.

In zijn gedicht ‘Voor mekaar’ beschrijft Herman De Coninck net zoiets:
 

Vroeger hield ik alleen van je ogen. 
Nu ook van de kraaiepootjes ernaast. 
Zoals er in een oud woord als meedogen 
meer gaat dan in een nieuw.

Vroeger was er alleen haast om te hebben wat je had, elke keer weer. 
Vroeger was er alleen maar nu. Nu is er ook toen. 
Er is meer om van te houden. 
Er zijn meer manieren om dat te doen. 
Zelfs niets doen is er daar één van. 
Gewoon bij mekaar zitten met een boek. 
Of niet bij mekaar, in 't café om de hoek. 
Of mekaar een paar dagen niet zien 
en mekaar missen. Maar altijd mekaar, 
nu toch al bijna zeven jaar.
 

Goed… lieve mensen,

Ik zei het al eerder, in andere woorden:
de liefde is tijdelijk.

Dus laten we ervan genieten.


Dit optreden nadert ook z’n eind.

Ik hoop dat u heeft genoten van alle prachtige liefdespoëzie die voorbijkwam.

En dat ik uw Valentijnsdag wat extra kleur
mocht geven.

Dank dat u heeft willen luisteren.

Ik sluit af met één strofe.
Van iemand die er de harten van de Lage Landen mee heeft gestolen.


Bij Claudia De Breij is, als het er op aankomt,
niemand alleen.

En dat gun ik iedereen.

‘Als het einde komt,
En als ik dan bang ben,
Mag ik dan bij jou?
Als het einde komt,
En als ik dan alleen ben,
Mag ik dan bij jou?’

Dát is hoe de liefde bedoeld is…

… en daarmee zit mijn deel van deze middag er op.

Maar we zijn nog niet klaar.

Simone, Iris en Jorick gaan nog van zich laten horen.

Ik ben heel benieuwd.

Dankuwel.

[Dit optreden verzorgde minister Van Engelshoven op uitnodiging van haar Vlaamse collega-minister, Sven Gatz. Minister Van Engelshoven geeft het stokje door aan schrijver Erwin Mortier. Hij draagt volgend jaar op Valentijnsdag bij deBuren zijn selectie van liefdespoëzie voor.]