Toespraak minister Wiebes over de Staat van Economie
Toespraak van minister Eric Wiebes (Economische Zaken en Klimaat) tijdens de Staat van de Economie bij het Centraal Bureau van de Statistiek (CBS) op 14 februari in Den Haag.
We zitten op 2,5% groei, dat is prachtig. We hebben de sterkste expansie in jaren. We krijgen straks het 20e kwartaal met groei op rij. Wij zijn zeker boven het niveau van de crisis uit.
We hebben een jaar gehad waarin we iedere werkdag duizend banen erbij kregen. We zijn soms enorm beduusd als er ergens banen verdwijnen. Maar nu komen er elke dag duizend banen bij. De werkloosheid was lager in 2001 en in 1974, dat zijn de twee records.
De staatsschuld gaat straks dalen naar onder de 50%. Ik heb een paar buurlanden op een rijtje gezet: Engeland zit op bijna 90, Spanje bijna op 100, Frankrijk zit op 100, België zit op 100, VS op 110, Italië zit op 130. En het grappigste getal vind ik dat bijna de helft van de bevolking vertrouwen heeft in de regering. Dat laatste geloof ik niet, maar toch...
Juicht Nederland nu bij dit positieve beeld? Mijn waarneming is: helemaal niet. Wij zijn verregaand ambivalent over welvaartsvergroting en economische groei.
Welvaart vinden we heel belangrijk, ook koopkracht, en het brede verlangen naar méér.
Anderzijds is er een enorm onbehagen over welvaart. Want welvaart dat gaat toch gepaard met allerlei effecten zoals klimaatverandering, vervuiling, werkdruk? Het is belangrijk om daarop in te gaan omdat we anders het draagvlak voor economische groei zien verdwijnen.
Er zijn drie vragen die steeds weer gesteld worden.
De eerste gaat over klimaat: is het nou wel verantwoord al die welvaartstoename, almaar meer uitstoot van broeikasgassen?
De tweede: welvaart, dat zal wel, maar profiteert iedereen daar ook van? Zijn we bezig een kleine elite te verrijken of worden alleen de bedrijven er rijker van? Dat gaat dus over de verdeling van die welvaart.
En de derde: moeten we dat nog wel willen, al dat werken. Gaan we daar niet aan onderdoor? Stress!
Laten we ze eens serieus bekijken. Ik ben ervan overtuigd dat het negeren van serieuze vragen niet leidt tot een groot succes.
De eerste is klimaat. Wie een grafiek kan maken met op de horizontale as het inkomen en op de verticale as de uitstoot, ziet een lijn. Het is altijd zo geweest, dat welvaart heeft geleid tot een grotere uitstoot van broeikasgassen.
Het is wel minder geworden. Sinds 1990 hebben we er driekwart welvaart bijgekregen en zijn de broeikasgassen met 15% afgenomen. Dus we hebben er wel wat aan gedaan, de lijn is wel op een ander punt komen te liggen, maar er is nog steeds een rechtstreeks verband. Als we dat verband zo houden, halen we onze klimaatdoelstellingen niet.
Om het te halen is geld nodig, is extra welvaart nodig, is groei nodig. Zonder welvaartsgroei komt er in Nederland geen draagvlak voor de klimaatopgave. Omdat mensen niet bereid zijn iets in te leveren.
Maar het is ook omgekeerd. Als we er niet in slagen de klimaatopgave te halen, is er op termijn ook geen draagvlak meer voor economische groei. Dus ik sta voor én-én.
Wij moeten die ontkoppeling vrij drastisch doen. Die 49% van het kabinet is echt een eerste stap, hij is nodig, hij is haalbaar en betaalbaar, maar je ziet dat ze aan elkaar gelinkt zijn: economische groei en de klimaatopgave horen bij elkaar.
Het tweede is: wie profiteert er nu van? Worden de rijken in Nederland rijker? Dat meten we met de Gini-coëfficiënt en daaruit blijkt: neen, het is niet waar dat de rijken in dit land relatief rijker worden.
Je hoort ook vaak: een steeds groter deel van ons inkomen komt terecht bij de bedrijven. Die discussie gaat over de arbeidsinkomensquote. Welk deel van het nationaal inkomen gaat naar de bedrijven en welk deel gaat naar ons?
Is het waar dat er een steeds groter deel naar de bedrijven gaat? Nee! In 2018 lag de arbeidsinkomensquote op het langjarig gemiddelde. Dus het is niet waar dat een steeds groter deel van ons inkomen naar rijken gaat of naar bedrijven.
Maar er is wel iets anders aan de hand met de verdeling van ons inkomen, want met dat inkomen kun je twee dingen doen. Je kunt het inkomen dat je bij huishoudens neerlegt, in de portemonnee laten behandelen of je kunt het door de overheid laten afpakken en aan collectieve zaken besteden.
Alles wijst erop dat we allebei willen. Het debat over koopkracht is ferm. Mensen zeggen: kijk eens wat een economische groei en wat ik ervan terugkrijg! Dat is minder dan die 2,5%, het is 1,5%. De gemiddelde koopkrachtstijging is anderhalf procent komend jaar.
Maar we stellen ook – steeds breder door de partijen heen – allemaal prijs op meer en betere publieke voorzieningen. Op één bij Nederlanders staat betere zorg, beter onderwijs, hogere pensioenen. Er is een brede sympathie voor een betere beloning van mensen die uitvoerend werk doen in de publieke sector.
Dus we willen allebei.
En wat doen we daaraan? Het antwoord van dit kabinet is: we dóen ook allebei. Een deel gaat naar koopkracht en een ander deel gaat naar een enorme injectie van de publieke sector.
Deze kabinetsperiode hebben we zes miljard lastenverlichting. Dat is leuk voor de koopkracht, maar alleen al in 2019 injecteren we tien miljard meer in de publieke sector: zorg, onderwijs… miljarden gaan daarheen. Dus we doen allebei.
Ook hier kom erop uit: er is geen alternatief dan op een verstandige manier economisch blijven groeien. Juist omdat we zo veel willen: én publieke voorzieningen én koopkracht.
Er is nog één ding met die verdeling dat ik wel interessant vind, en dat zie je niet in die statistieken van de Gini-coëfficiënt. We zijn op een punt waarbij een AEX-bestuurder dertig keer het inkomen van een premier heeft…. Ik kan me voorstellen dat een gemiddelde AEX-bestuurder 25 keer zo intelligent is als de premier, maar dertig…?
Dat zie je niet in die statistieken, dat zie je wel in de krant. Dit is een kleine oproep aan de dames en heren om dat even in de gaten te houden.
Het leidt mij tot de conclusie dat we op een verstandige manier aan economische groei moeten blijven werken.
De derde zorg is: jagen we onszelf niet over de kling? Leidt dat niet alleen maar tot materialisme?
Ik zie dat materialisme niet zo heel erg. Die roep om collectieve voorzieningen is bijna luider dan de roep om hebbedingen. Toen ik zelf nog een kleine hebberd was, spaarde ik voor een stereo-installatie. Mijn kinderen pluggen twee dingen in hun oor en zijn vooral op ervaringen uit. Jongeren kopen ook minder vaak een auto. Ik weet niet of het bezitsmaterialisme is wat ons drijft.
De vraag is of we onszelf over de kling jagen. Daarvan houdt de OESO, de club van rijkste landen, een lijst bij. Hoeveel werken we? Ergens onderaan die lijst zie je Nederland. Wij werken bijna het minst. Ook ten opzichte van buurlanden in Europa werken wij honderden uren minder. Dus over de kling jagen… het zal niet aan het aantal uren liggen.
Is welvaart wel zo wenselijk. Ik doe altijd het gedachte-experiment wanneer mensen zeggen: moeten we niet stoppen met groeien?
Stel dat we dat hadden toegepast in 1990. Dan waren wij nu Tsjechië geweest. Niets mis met Tsjechië, maar dan leven wij op minder dan vijftien vierkante meter per persoon, in de meeste van de huishoudens gaan de vaatwasser en de wasdroger eruit. We hebben minder vrije tijd, we hebben een derde meer luchtverontreiniging, u wordt geacht in open water niet te zwemmen, u gaat drie jaar eerder dood en als we zouden willen dat de zorg net zo goed zou zijn als we nu in Nederland hebben, dan gaat u meer dan één dag per week werken voor de zorg. De meeste mensen zeggen dan: dat niet!
Welvaart is veel waard. Toen ik geboren werd, zat twee-derde van de wereldbevolking onder armoedegrens, nu is dat tien procent. Welvaart is ook een prachtig medicijn tegen overbevolking, tegen kindersterfte, het is een prachtige manier om ons langer te laten leven, het is een erkend middel tegen vrouwendiscriminatie, tegen fijn stof, afval, vervuiling en dictaturen.
Laten de voorstanders van economische groei en van klimaat begrijpen dat het én-én is. Laten we zorgen dat we draagvlak bewaren, dat economische groei beleefd blijft worden als iets waardevols, als iets waar we op een verantwoorde manier naar kijken. Daarom is het brede welvaartsbegrip nuttig. Laten we iedereen meekrijgen in dat boeiende avontuur van samen groeien op een verantwoorde manier.
Dan is de logische vervolgvraag: hoe dan? Economische groei? Vertel maar hoe!
Bij de directie Algemene Economische Politiek hebben we een metastudie gedaan naar verstandige gedachten zijn over economische groei. Laten we die eens bundelen. Zijn ze allemaal optelbaar? Niet noodzakelijkerwijs, maar laten we een poging doen.
Ik heb ze hier. Het zijn recente studies waarvan je zegt: dat is geen onzin.
- We hebben een McKinseystudie over toepassing van digitale technieken. Het groeipotentieel tot 2030 is 10 tot 30 % van het bbp bovenop het basisplan.
- Onderwijs, een studie van het Centraal Planbureau. Stijging van de kwaliteit van het onderwijs leidt tot 10% bovenop het basispad tot 2030.
- Dan hebben we het IMF over R&D-investeringen, vooral aan de private kant. Daar ga ik niet over, maar wel belangrijk: 5 % extra groeipotentieel tot 2030.
- De OESO over betere aansluiting van vaardigheden op de economie. Bijna 4 % hoger bruto binnenlands product tot 2030.
- Arbeidsmarkt, weer McKinsey, vooral over arbeidsparticipatie van vrouwen: 4-12% extra groei.
Wat betekent dat? Als we dit allemaal optellen, door onze oogharen kijken en de dubbelingen eruit halen. Dan zit je op een extra groeipercentage per jaar, bovenop het basispad, van 2,5 tot 4,5%. En het basispad is 1,5%. Dus we hebben enorm veel mogelijkheden om dingen te doen.
U en ik geloven niet dat we dat we dat allemaal gaan doen tot 2030. Maar het zou wel goed zijn om een ambitie te hebben. Misschien moeten we dat met elkaar eens omarmen.
Mijn voorstel zou zijn om het een beetje kalm te houden, maar wel iets met elkaar te wíllen. Waarom niet – in plaats van die 2,5 tot 4,5% bovenop het basispad – een half procent erbij? Doe ik gek? Nee, een half procent erbij. Dus geen basispad van anderhalf maar van twee procent.
Wat krijgen we daarvoor? Dat levert over die periode tot 2030 6,5% extra groei op, dat is 50 miljard. Dat is dertien keer wat de jaarlijkse kosten zijn van de klimaatopgave. Dat hoeven we dan niet te financieren uit wat we nú aan inkomen hebben, ook niet uit wat we in het basispad aan inkomen hebben. Dan hoeft u nooit meer te klagen dat de klimaatambitie duur is.
Dat zou ik mooi vinden als ambitie. Samen met de minister van Financiën en SZW ben ik aan het werk met groeiagenda’s. Ook de rest van de samenleving moet meedoen.
Ik zou de komende tijd eraan willen besteden om zo veel mogelijk mensen enthousiast te maken om iets extra’s te doen, omdat dat zo veel oplevert, maar dan wel op manier én-én.