Toespraak minister Hoekstra Bilderbergconferentie 2019
Minister Hoekstra (Financiën) sprak tijdens de Bilderbergconferentie 2019 van VNO-NCW op zaterdag 2 februari 2019 in Oosterbeek.
Dames en heren,
Wat goed om hier bij u te zijn in Oosterbeek. Ik zie veel bekende gezichten. Ik had twee jaar geleden al eens het genoegen om de Bilderbergconferentie te bezoeken. En ik weet dus uit ervaring dat in ieder geval sommigen van u er op deze day after lichtelijk vermoeid of zelfs met een kleine kater bijzitten. Ik noem verder geen namen.
Dames en heren, ik ga u vandaag niet één, maar twee verhalen vertellen. Het zijn twee dezelfde verhalen – en toch ook weer niet.
Het eerste verhaal is het verhaal van een land waar het ontzettend goed gaat. En om dat te illustreren neem ik u mee naar Geldermalsen, Dordrecht en Enschede. Daar gebeurt iets bijzonders. De slimste mannen en vrouwen werken er aan de technieken van de toekomst.
Want ik weet niet of u dit wist, maar Nederland is wereldwijd innovatieleider 3D-printen. Zo zit de grootste Nederlandse fabrikant van 3D-printers, Ultimaker, in Geldermalsen. 80.000 van hun printers staan op kantoren over de hele wereld. Die printen bijvoorbeeld hulpstukken op een robotarm. Voor 1 euro per stuk. Terwijl dat eerder 450 euro kostte. Eerst 450 euro, en nu 1 euro: laat het verschil even op u inwerken.
Of neem het Dordtse bedrijf 10XL. Die bedrijfsnaam zegt iets over hun ambitie, want ze printen er producten van vele meters lang. Het begon ooit met de vraag van een Chinese scheepsbouwer, die een geprint scheepsmodel tien keer zo groot wilde hebben. De reactie van een van de oprichters van het bedrijf, Gerbert Smits, verraadt de inborst van een goede ondernemer. Hij zei namelijk: ‘Eigenlijk is mijn antwoord […] altijd ja. Als de oplossing nog niet bestaat, ontwerpen we het zelf wel.’
‘Eigenlijk is mijn antwoord altijd ja’ – het optimisme en ondernemerschap dat daarin doorklinkt, spreekt me enorm aan. En dat is nogal wat, want zoals u weet zegt de minister van Financiën vooral heel veel ‘nee’.
En dan de Twentse startup IamFluidics in Enschede. Daar hebben ze een innovatieve techniek ontwikkeld, waarmee 3D-printen van levende cellen in de toekomst mogelijk wordt. Ik zal de details hier niet uit de doeken doen, ook al niet omdat ik ze minder dan half begrijp. Maar wat ik wel weet, is dat deze techniek grote impact kan hebben op de medische wereld.
Dames en heren, 3D-printen staat nog in de kinderschoenen. Eigenlijk zijn we nog maar net begonnen. Maar de impact is groot, en kan gigantisch worden. En op het vlak van deze revolutionaire techniek loopt Nederland voorop.
Maar ook op héél véél andere gebieden zijn we frontrunners. We staan als Nederland zelfs op de tweede plek van de Global Innovation Index 2018. De zilveren medaille dus. Dat eremetaal verdienen we in Eindhoven, de slimste regio ter wereld en op gebied van high tech top of the bill. We verdienen het in Amsterdam, waar de creatieve industrie en de financiële sector aan de weg timmeren. We verdienen het in Rotterdam, met de haven als dé toegangspoort tot het Europese continent. En we verdienen het in onder meer Wageningen en Seed Valley, waar de besten op het gebied van voedselinnovatie mogelijk maken dat Nederland de één na grootste landbouwexporteur ter wereld is.
Vindt u dat geen fascinerend gegeven? Ik wel. Laat het even op u inwerken: met wat we op deze postzegel creëren, voeden we onszelf én exporteren we op de VS na het meeste ter wereld. Wij. Hier. Op amper 42.000 vierkante kilometer.
En, dames en heren, dat werkt door in de economie: we hebben het beter dan ooit tevoren. En dat geldt voor ons allemaal. Iedereen is rijker dan zijn of haar overgrootouders, grootouders en ouders waren. Denk bijvoorbeeld even aan onze vakanties. Als je in de jaren na de oorlog uit een rijke familie kwam, ging je misschien, heel misschien, één keer per jaar naar het buitenland. Met de auto. Vliegen was onbetaalbaar. In 2015 gingen Nederlanders bijna 7 miljoen keer met het vliegtuig op vakantie.
De economie groeit. De staatsschuld daalt. De werkloosheid neemt af, en er zijn meer vacatures dan ooit. Bovendien wordt ons land nog elk jaar veiliger, en behoren onze zorg, onze sociale zekerheid en ja, ook ons pensioenstelsel, tot de beste ter wereld.
Maar ik ga het nog mooier maken. Nederland staat standaard in de top 5 of top 10 van gelukkigste landen ter wereld. En onze kinderen behoren tot de gelukkigste ter wereld. Als je bij het geluk van onze kinderen kijkt wat er achter de statistiek zit, blijkt dat te die hoge score onder meer komt omdat ze hagelslag op hun brood eten, maar dat is een heel ander verhaal.
Dames en heren, ik zeg het vaker, en ik zeg het hier opnieuw: stel je voor dat je bij de start van je leven twee lootjes mocht trekken. Het eerste bepaalde de tijd waarin je leeft, en het tweede de locatie. Met het eerste lootje trek je de 21e eeuw. Dan heb je al heel erg geboft. En als tweede lootje trek je Nederland: als u het mij vraagt, heb je dan de jackpot.
Dames en heren, dit is het ene verhaal dat ik u wilde vertellen. Een verhaal van welvaart, geluk en voorspoed. Van een onwaarschijnlijk mooi en succesvol land. En als dat land het paradijs niet is, dan komt het er dicht bij in de buurt.
Maar er is ook een ander verhaal. En dat is het verhaal van heel gewone Nederlandse gezinnen. Anderhalfverdieners, twee kinderen, hardwerkend, goedwillend, no-nonsense. De ruggengraat van de Nederlandse samenleving.
Juist over hen schreef de WRR twee jaar geleden een rapport. De titel was ‘De val van de middenklasse?’ – mét vraagteken dus. En met als conclusie dat mensen met een middeninkomen het net redden, maar dat ze wel harder moeten lopen dan voorheen. Bovendien verandert de wereld om ons heen, en voor hen niet noodzakelijkerwijs ten goede. Dat geldt voor de gevolgen van precies die technologie en innovatie, die u en ik hier twee dagen lang bejubelen. Dat geldt voor de flexibilisering op de arbeidsmarkt, die u en mij veel minder raakt dan hen. Dat geldt voor de discussie over de pensioenen. En het geldt voor grote thema’s als onderwijs, klimaat, immigratie en integratie.
Voor het eerst sinds de Tweede Wereldoorlog vertrouwen mensen er niet meer op dat hun kinderen het beter krijgen dan zijzelf.
En dat is nogal wat. Want de centrale belofte is altijd geweest dat als je goed best doet, als je hard werkt, dat je er dan wat van kunt maken. Dat je op kunt klimmen. Dat je van een dubbeltje een kwartje kunt worden. In de Verenigde Staten is the American Dream op veel plaatsen al vervangen door the Fear of Falling van de middenklasse. De angst om te verliezen wat verworven leek.
Zo ver zijn we in Nederland niet. En als je in ons land een geel hesje ziet is dat waarschijnlijk van een bouwvakker of hulpverlener, en niet van een demonstrant. De onvrede hier staat wat dat betreft in geen verhouding tot wat er in Frankrijk gebeurt.
Maar toch is er iets opvallends aan de hand. Het Amerikaanse Pew Research Center constateerde in een recent onderzoek in 27 landen een groot gat tussen de mening van mensen over hun huidige situatie en hun vertrouwen in de toekomst. Hoe scoorde Nederland? Hier antwoordde 85 procent van de ondervraagden dat het hem economisch goed gaat. Een prima cijfer. Maar op de vraag of zijn kinderen het financieel beter zouden krijgen gaf maar 35 procent een positief antwoord. Een verschil van 50 procentpunt. In geen ander land was de kloof zo groot.
Waar komt dat pessimisme vandaan? Het kernwoord uit veel van de onderzoeken is, net als bij het Amerikaanse fear of falling, onzekerheid. Onzekerheid over die onderwerpen, groot en klein, ver weg en dicht bij huis, met en zonder invloed op de portemonnee, die ik zo-even al noemde.
Dames en heren, als we het Nederland van het eerste verhaal willen behouden en doorgeven, moeten we wat met het tweede verhaal.
En dat doen we ook als kabinet, met de afspraken voor deze regeerperiode. Daarmee zetten we belangrijke stappen. Maar het is cruciaal dat we ook op de langere termijn oog houden voor de zorgen van de middenklasse.
Wat mij betreft moeten we daarom in het komende decennium toe naar een nieuw maatschappelijk evenwicht. Een gemeenschappelijk besef over waar we met elkaar naartoe gaan en wat we van elkaar mogen verwachten. We moeten de verhouding tussen samenleving, overheid en bedrijfsleven onder de loep nemen en meer in balans brengen. Nederland moet een samenleving zijn waar de belofte centraal staat dat wie zich inspant, daar ook voor wordt beloond. Waar het gros van de Nederlanders en in redelijkheid op kan vertrouwen dat als je je best doet, je een goed bestaan voor jezelf en je kinderen opbouwt.
Laat ik, zonder ook maar de suggestie van volledigheid te willen wekken, vijf onderwerpen noemen die wat mij betreft onderdeel moeten zijn van een nieuw maatschappelijk evenwicht.
Ten eerste betekent een nieuw maatschappelijk evenwicht dat we een deel van de koek anders verdelen. Dat lijkt een eenvoudige economische vraag, maar is bij uitstek een thema dat ook gaat over redelijkheid en rechtvaardigheid.
En als ik het heb over ‘de koek’, realiseer ik me terdege dat het een complexe discussie is die onder meer gaat over de machtsverschuiving van arbeid naar kapitaal, over hoe je arbeid en vermogen belast, en wat fiscaal verstandig is met het oog op economische groei. Maar omwille van de tijd sla ik dit punt plat tot 1 statistiek. Volgens de laatste cijfers moet de gemiddelde Nederlandse werknemer 171 jaar werken om het jaarsalaris van een CEO bijeen te sprokkelen. Dat verschil is veel groter dan een paar decennia geleden, en met deze ratio staat Nederland wereldwijd op de vijfde plek. Nou heb ik een groot geloof in de vrije markt, en word ik er zelden van beschuldigd op economische thema’s erg links te zijn. Maar ik ben ervan overtuigd dat het voor de samenleving beter is om deze kloof te verkleinen in plaats van te vergroten. En breder te kijken naar wat een redelijke verdeling van de koek daadwerkelijk is.
Ten tweede betekent een nieuw maatschappelijk evenwicht dat iedereen het onderwijs moet kunnen blijven volgen dat bij zijn talenten past, ongeacht de portemonnee van zijn ouders. Want ja: je kan in The Economist lezen dat het volgen van een opleiding de beste investering is die je kan doen. En dat klopt. Maar dat is daarmee nog niet het gevoel van het middenklasse-gezin aan de keukentafel. Van wie de dochter voor het eerst in de familie VWO is gaan doen. En voor wie de grote vraag is: werken of studeren. Met als kanttekening dat je bij studeren een reëel risico loopt op forse schulden. En met als mogelijke conclusie: toch maar niet doen. Dames en heren, die uitkomst is gelukkig geen gegeven. Maar als het komend decennium zou blijken dat dat de consequentie is, dan moeten we het stelsel aanpassen. Met toegang als sleutelwoord.
Ten derde betekent een nieuw maatschappelijk evenwicht dat we moeten bepalen wat eerlijk, redelijk en wenselijk is, in de discussie over vaste versus flexibele contracten.
Het aantal flexcontracten is het laatste decennium vrijwel nergens zo snel toegenomen als in Nederland. Ik ben er van overtuigd dat het in het belang van de samenleving is om die trend te keren. Baanzekerheid is namelijk veel meer dan de portemonnee; het brengt rust, vertrouwen en stabiliteit.
Begrijp me goed: ik wil goed verdienende ZZPers niet tegen hun zin gelukkig maken met een vast contract. En ik heb me jarenlang geërgerd aan de starre arbeidscontracten in dit land, waardoor ondernemers alleen met de grootst mogelijke moeite van disfunctionerend personeel afkwamen. De paradox is dus: we zijn op zoveel flexwerk uitgekomen, omdat de standaardcontracten te weinig flexibel zijn. We moeten daarom aan beide kanten terugsnoeien.
Ten vierde betekent een nieuw maatschappelijk evenwicht dat we ons moeten herbezinnen op Europese arbeidsmigratie. Ik ben een geharnast voorstander van Europa en van de EU. Ik heb in Duitsland, Frankrijk en Italië gewoond en ik zie de grote toegevoegde waarde van vrij personenverkeer. Maar we kunnen daar alleen mee doorgaan als we er daadwerkelijk in slagen om Nederlandse werknemers te beschermen tegen oneigenlijke verdringing. Niet voor niets was arbeidsmigratie een belangrijk argument voor veel Britten in hun keuze voor de Brexit. Ja, het klopt dat deze discussie door de huidige hoogconjunctuur wat is verstomd. Maar ik geef u op een briefje dat zodra de economie omslaat, en we niets doen, dit onderwerp terug is van weggeweest.
Ten vijfde en ten slotte. Een van de onderwerpen waar veel Nederlanders zich al langdurig zorgen over maken, is de gebrekkige integratie van nieuwkomers. En de statistieken, of die nu gaan over criminaliteit, werkloosheid of het omarmen van de democratische rechtstaat, onderschrijven hun gelijk.
Ook voor nieuwkomers moeten we daarom toe naar een nieuw, scherper gearticuleerd evenwicht. In de kern betekent dat herstel van wederkerigheid. Het is geen recht, maar een voorrecht om in dit land te mogen komen wonen. En wie aanspraak wil maken op dat voorrecht, kan niet op zijn of haar handen zitten. Die zal zelf moeten zorgen voor brood op de plank, zal de taal beter en sneller moeten leren spreken dan nu gebeurt, en zal zich moeten conformeren aan de democratische rechtstaat.
Dames en heren, met het vertellen van deze twee verhalen ben ik nu bij u aanbeland. Ik heb het in Den Haag regelmatig over dubbele verantwoordelijkheid. Aan de ene kant geloof ik sterk in individuele vrijheid, en daarmee ook in het nemen van verantwoordelijkheid voor jezelf. Maar voor wie dat op orde heeft, ligt vervolgens de vraag, of misschien mag ik zeggen: de aanmoediging op tafel, om verantwoordelijkheid te nemen voor meer: voor anderen, voor maatschappelijke instellingen, voor de samenleving.
Ik noem dat hier bij u, omdat de politiek het in de zoektocht naar een nieuw maatschappelijk evenwicht niet alleen kan. Deze opgave is aan de politiek, de samenleving én het bedrijfsleven gezamenlijk. Ik heb daarom een vraag aan u. En die vraag is eigenlijk heel simpel: wilt u helpen?
Wilt u helpen door nog eens na te denken wat goed werkgeverschap precies betekent, gegeven de zorgen die er leven?
Wilt u helpen door zich te beraden over de juiste balans, tussen wat u van uw werknemers verwacht, en wat zij van u mogen verwachten, bijvoorbeeld op het gebied van scholing en arbeidsvoorwaarden.
Wilt u helpen door stil te staan bij de vraag, wat u voor het land, wat u voor Nederland kunt doen?
Ik vraag het u in de volle wetenschap dat u ongetwijfeld al een heleboel doet. En dat het er voor u bovendien niet makkelijker op is geworden, want ‘elite’ is tegenwoordig in de eerste plaats een scheldwoord. Maar wat er ook geroepen wordt: de elite is onmisbaar. In de wetenschap, cultuur, politiek en het bedrijfsleven. De elite doet meer dan alleen aan een glas witte wijn sippen. We hebben de elite, we hebben u, keihard nodig. Om de problemen van de toekomst het hoofd te bieden met innovatieve en creatieve ideeën, om onze democratische rechtsstaat inhoud te geven en om een bijdrage te leveren aan een samenleving in evenwicht.
Kijk om je heen en je ziet de goede voorbeelden. Denk bijvoorbeeld aan Larry Fink, de CEO van ’s werelds grootste vermogensbeheerder Blackrock, die ik pas nog sprak in Davos. Hij roept bedrijven op zich in te zetten voor duurzaamheid, voor pensioenopbouw en tegen ongelijkheid. En baseert daar in toenemende mate zijn participaties op. Of neem Feike Sijbesma, de CEO van DSM. Hij gaat in de tv-studio van Buitenhof zitten en houdt daar een pleidooi om verantwoordelijkheid te nemen voor de samenleving. Dat had hij niet hoeven doen. Hij had ook thuis op de bank kunnen blijven zitten. Het is niet makkelijk, en het levert je ook gegarandeerd kritiek op, maar het is wel belangrijk en nodig.
Dames en heren, u kent ongetwijfeld dat beroemde boek van Charles Dickens: A Tale of Two Cities. Het is een metafoor die in de Amerikaanse politiek vaak wordt aangehaald om te laten zien hoe groot de verschillen zijn.
Daar is hier, bij ons, geen sprake van. Ik vertelde u twee verhalen, maar Nederland ís nog geen land van twee verhalen. Ik ben oprecht optimistisch over dit geweldige land, juist ook omdat ik veel in het buitenland gewoond en gewerkt heb. Ik zei het net, en ik zeg het opnieuw: veel dichter bij het paradijs dan Nederland kom je niet. Maar we moeten wel aan de bak. Met de grote uitdagingen die voor ons liggen. Door verantwoordelijkheid te nemen voor meer dan het ik. Door bescherming te bieden aan de middenklasse. Door toe te werken naar een nieuw maatschappelijk evenwicht. Zo behouden we samen een stabiel land, waarin we met optimisme naar de toekomst kunnen kijken.
Dank u wel.