Speech van de minister van Schouten bij de herdenking van omgekomen zeelieden
Speech van de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, Carola Schouten, bij de herdenking van omgekomen zeelieden, Katwijk aan Zee, 10 november 2018.
Dames en heren,
Honderd jaar geleden zetten Duitse gezanten op honderden kilometers van hier, in een restauratiewagon bij Compiègne, hun handtekening onder een serie harde voorwaarden van de geallieerden om de wapens neer te leggen. Daarmee eindigde ook voor Katwijk een tijd vol spanning. Want in dorpen met een grote vissersvloot werd de eerste wereldoorlog het meest gevoeld. Kustdorpen zaten klem tussen twee partijen die elkaar niet vertrouwden: Engeland in het Westen, Duitsland in het achterland. De vaart werd regelmatig verboden, op verschillende plekken lagen mijnen in zee, een lading of schip kon gemakkelijk in beslag worden genomen. Maar tijdens de oorlog was er altijd vraag naar voedsel en vissers moesten vis en brood op de plank zien te krijgen. Dus voeren ze vaak uit, waarbij ze extra risico’s moesten nemen.
Ik ben er dankbaar voor dat wij straks een bijzonder eerbetoon brengen aan degenen die toen niet meer in de haven zijn teruggekeerd. Hier in de Oude Kerk bij zee. De zee die alles heeft gezien.
Zo ook op zes augustus 1918, toen het niet al te hard woei. Het was een graad of vijftien en het regende licht. De KW 212 was klaar om te vertrekken. Aan boord waren schipper Gerrit, Willem en zijn neefje Arie. Gerrit ging dicht onder de kust vissen, maar Arie mocht van zijn vader eigenlijk niet de zee op. Hij was nog elf. Toch was hij aan boord. Die dag gooide hij als een doorgewinterde maat de lijnen los. Zodra de vlet het haventje uit stak, ging er vanuit de kuip nog een vrolijke hand omhoog.
Het scheepje is de volgende dag niet terug gekeerd. Voor de vrouwen en kinderen volgden dagen en nachten vol martelende onzekerheid. Zeven dagen later geeft de zee één van hen terug. Gerrit is op het strand van Zandvoort aangespoeld. De politie komt erbij. Drie dagen later vinden Zandvoorters Arie en een dag later Willem. In het Leidsch Dagblad van 21 augustus staat dat ze waarschijnlijk zijn verdronken toen hun schip omsloeg en zonk.
Sommigen van u kennen dit verhaal omdat het in uw kringen nog wel eens wordt verteld. Of omdat Lies van Beelen er zoveel mogelijk van boekstaafde. Dat is van grote waarde. Onze gedachten, harten en zielen hebben het nodig dat namen en omstandigheden - óók de allermoeilijkste, waarover wij soms liever zwijgen - verteld, toegelicht, aangevuld, gedeeld en gezien worden. Het zijn wapens tegen onverschilligheid. Schilden tegen een gemis dat te groot of massief lijkt.
Vandaag denken we aan de 107 veelal jonge Katwijkers die op zee zijn gebleven. Zij lieten een enorme leegte in het dorp achter: 67 vissersvrouwen en 269 kinderen moesten een echtgenoot, vader, zoon of broer missen. De bemanning van de KW212 kon worden begraven, maar van 101 van de ‘op zee geblevenen’ is nooit meer iets vernomen. Dus blijven allerhande vragen knagen. Raakten de mannen in nood? Liep de logger of trawler op een zeemijn? Sloeg iemand per ongeluk overboord? Op welke dag, op welk uur gebeurde het? Was het licht of donker? Stormde het, was er ontij of hadden de mannen met andere grilligheden te maken? Zagen ze Katwijk? Merkten ze hun vrouwen op het strand op?
Tegenwoordig hoeven we een stuk minder te gissen naar de omstandigheden op zee. Alle zeevaart is uitgerust met AIS en radar. Schepen weten van elkaar wie er aan komt of passeert. Schippers kondigen manoeuvres aan via de marifoon aan of ze spreken er iets over af. Peilinstrumenten maken het navigeren makkelijker, bakens zijn betrouwbaar.
Het gesprek van de dag gaat nu niet meer over het ongemerkt of onbedoeld betreden van verboden gebied of de risico’s van het uitvaren. Maar zorgen zijn er wel. Over de toekomst van de visserij. Ten opzichte van een eeuw geleden is er veel veranderd.
Behalve veiliger en duurzamer is de visserij ook efficiënter geworden. En er is meer gereguleerd. Schippers weten vooraf waar de vis zit, er zijn Europese afspraken over vissoorten en hoeveelheden die je mag vangen. Een deel van de vangst wordt aan boord verwerkt. Visverwerkende bedrijven aan de wal weten precies wanneer de lading gelost wordt en wanneer het voedsel op transport gaat.
Al die veranderingen hebben ook het vissersbestaan positief beïnvloed.
Toch is er nog veel als toen. Ik noem de drive. Het zoeken naar kansen en mogelijkheden om een goed inkomen te blijven verdienen, maar ook de zorgen over de verboden en geboden die overheden opleggen.
En laten we niet vergeten dat het dezelfde zee is, waarop nog altijd heel hard wordt gewerkt. Werk dat ondanks die toegenomen veiligheid nooit helemaal zonder gevaar zal zijn.
Dames en heren,
Ik heb de Katwijkers die tussen 1914 en 1918 hun leven verloren op zee niet zelf gekend, en kan niet voor hen spreken. Maar ik kan u wel vertellen hoe waardevol ik het vind dat ik vandaag samen met u aan hen mag denken. Het is belangrijk dat wij dit kunnen doen met Katwijkers van nu. En in verbondenheid met de samenleving. Want via het werk dat deze ‘op zee geblevenen’ in oorlogstijd bleven doen, langs de lijnen van veel grote en kleine gebeurtenissen op zee, door het verse, gezonde eten dat zij in die bewogen en stressvolle periode aan wal wisten te brengen, zijn wij in Nederland allemaal met onze vissers verbonden. Laten we ook daaraan denken zo lang we dat kunnen.