Handreiking lerarentekort voor basisscholen
Het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap en de Inspectie van het Onderwijs hebben samen een handreiking gemaakt voor bestuurders en schoolleiders van basisscholen die in de knel komen door het lerarentekort. De handreiking maakt inzichtelijk welke mogelijkheden basisscholen hebben om acute personeelstekorten tijdelijk op te vangen, bijvoorbeeld vanwege een griepgolf. Schoolbesturen en de Tweede Kamer hadden om de handreiking gevraagd omdat ze behoefte hebben aan duidelijkheid nu het lerarentekort scholen steeds vaker dwingt tot creatieve oplossingen.
‘We kunnen het lerarentekort niet alleen vanuit Den Haag en niet van vandaag op morgen oplossen. Maar we kunnen scholen wel zoveel mogelijk steunen bij het zoeken naar oplossingen. De handreiking moet daarbij helpen’, aldus minister Slob (Onderwijs). De handreiking kan de komende tijd verder worden aangevuld met goede voorbeelden, die de inspectie in het land tegenkomt.
Oplossingen
De handreiking noemt allereerst verschillende onderwijsprofessionals die een bijdrage kunnen leveren aan het onderwijs en welke wettelijke bevoegdheden zij hebben. Vervolgens gaat de handreiking in op een aantal veelvoorkomende oplossingen, zoals het (extra) inzetten van gepensioneerde leraren, onderwijsassistenten, parttimers en zijinstromers. Er staat een toelichting in over de mogelijkheden om vakdocenten (uit het voortgezet onderwijs) of hybride leerkrachten in te zetten. Ook de ruimte binnen de onderwijstijd staat erin, net als uitleg over de vierdaagse schoolweek. Scholen mogen zeven weken per schooljaar een vierdaagse schoolweek voeren, wat mede kan helpen bij het opvangen van het lerarentekort.
Van gewenst naar minder gewenst
Ministerie en inspectie zien dat scholen voor situaties van overmacht kunnen komen te staan waarvoor de mogelijkheden binnen de wet tijdelijk geen oplossing kunnen bieden. De handreiking geeft aan in welke volgorde verder gekeken kan worden. Minder gewenste oplossingen worden pas toegelaten als betere oplossingen niet voorhanden zijn. Zo schept de handleiding ook duidelijkheid over de tijdelijke inzet van onbevoegden in situaties van overmacht. De handreiking maakt daarbij onderscheid tussen instructie en ondersteuning. Voor de instructie van lessen in basisvaardigheden als rekenen en taal, burgerschap en sociale competenties is en blijft te allen tijde een bevoegde leerkracht nodig.
Wel kunnen scholen kijken hoe bijvoorbeeld klassenassistenten, studenten of zelfs ouders binnen de school vanuit hun eigen mogelijkheden kunnen bijdragen aan het onderwijs. Zo kunnen onderwijsondersteuners leerlingen begeleiden bij zelfstandig werken of bij oefenen; en kunnen onbevoegden wel een gastles verzorgen. Op deze manier kunnen bevoegde leerkrachten -als de inzet en roostering hier op aangepast kunnen worden- tijdelijk vrijgemaakt worden voor het geven van instructie in andere groepen.
Inzet van specialisten
Daarnaast komt er meer ruimte voor scholen om -tijdelijk en alleen als het echt niet anders kan- mensen met specifieke kennis in te zetten voor de vakken muziek, drama, handenarbeid, kunst en wereldoriëntatie. Deze dienen altijd in het bezit te zijn van een VOG. Denk daarbij aan een kunstenaar die handenarbeid geeft of een gitaarleraar die muzieklessen geeft. Inzet van onbevoegden op deze wijze mag alleen als alle andere opties vergeefs zijn geprobeerd. Besturen moeten bij de keuze voor onbevoegden goed bedenken of zij de inzet van deze personen wenselijk achten en of hun bekwaamheden passend zijn.
Volgens de minister zijn deze oplossingen op lange termijn vaak niet ideaal, maar heeft het geen zin om naar scholen te wijzen die met de rug tegen de muur staan. ‘Schoolleiders doen hun uiterste best om iedere dag voldoende en goede leraren voor de klas te krijgen. Dat is soms een flinke opgave. Het helpt niet als we vanuit Den Haag alleen maar vertellen wat er níet mag.’
Toezicht
Alle in de handreiking genoemde oplossingen zijn tijdelijk. Het streven blijft te allen tijde de situatie zo snel mogelijk te normaliseren, met bevoegde leraren voor de klas. De wet wordt niet aangepast, maar de inspectie zal niet verder handhaven als scholen duidelijk kunnen maken dat ze geen mogelijkheden binnen de wet hebben en weloverwogen kiezen voor noodmaatregelen. Als de inspectie signalen krijgt dat de kwaliteit of veiligheid ernstig in het geding zijn, zal een onderzoek worden gestart. Boven alles moeten de veiligheid van leerlingen en leerkrachten en de kwaliteit van het onderwijs gewaarborgd zijn. Het bestuur blijft daarvoor verantwoordelijk, ook in tijden van lerarentekorten.
Structurele aanpak lerarentekort
Schoolbesturen, gemeenten, opleidingen en het ministerie werken samen aan het structureel tegengaan van het lerarentekort. De inzet en samenwerking van alle partijen zijn essentieel. Het kabinet heeft 700 miljoen euro uitgetrokken om de salarissen te verbeteren en de werkdruk in het basisonderwijs tegen te gaan. Ook is geld vrijgemaakt voor het stimuleren van herintreden en zijinstromen. Via een regionale aanpak, wordt per regio met alle partijen samengewerkt om het lerarentekort duurzaam aan te pakken.