Toespraak staatssecretaris Van Ark op congres VSO over banenafspraak
Toespraak staatssecretaris Van Ark, congres VSO over banenafspraak, Den Haag, 2 november 2018
Dames en Heren.
Sommige maatschappelijke problemen overstijgen kabinetsperiodes.
En daarmee ook de zoektocht naar de beste oplossingen.
Het perspectief van mensen met een arbeidsbeperking op een baan is daar een heel goed voorbeeld van.
En een schrijnend voorbeeld. De economie mag dan goed op stoom liggen, nog altijd staat ongeveer de helft van de mensen met een arbeidsbeperking langs de kant. Het economische momentum is er, arbeidstekorten lopen op, werkgevers zitten te springen om extra handen.
Maar dat vertaalt zich nog onvoldoende in glorend perspectief voor mensen met een beperking.
Dat raakt me.
Werk betekent ontzettend veel voor mensen. Het biedt ons kansen het beste uit onszelf te halen. Werk zorgt voor structuur, sociale contacten en inkomen. Meedoen is ontzettend belangrijk voor je zelfbeeld.
Ik hoor en zie dat vaak. Overal in het land, op werkbezoek bij organisaties en bedrijven die werk maken van inclusie, in gesprek met mensen die opbloeien als ze eenmaal wél een kans krijgen.
Ik gun mensen die al voor veel meer zaken in het leven moeten knokken, een eerlijke kans op een baan. Daar ligt mijn commitment. Daar zet ik me voor in. Daar knok ik voor.
Net als mijn voorganger dat ook deed.
Het vorige kabinet, werkgevers en werknemers sloten in 2013 het sociaal akkoord. Met daarin onder meer afspraken over extra banen voor mensen met een arbeidsbeperking, oplopend tot uiteindelijk 125.000 banen in 2026, waarvan 100.000 in de marktsector en 25.000 bij de overheid.
Dit kabinet hield bij zijn aantreden vast aan deze ‘banenafspraak’.
Vanzelfsprekend zou ik zeggen. Want het uiteindelijke doel – mensen met een beperking aan de slag helpen – overstijgt politieke grenzen.
Het hele politiek spectrum onderschrijft dat mensen met een beperking een eerlijke kans op een baan verdienen.
Een breed gedragen middel daartoe als de banenafspraak verdient dan ook tijd zich te bewijzen. Nu, na dit eerste kabinetsjaar, is het een goed moment om de balans op te maken.
Werkt het? Kan het beter?
Hoewel dus nog te veel mensen met een beperking langs de kant staan, laat de banenafspraak overall een gunstig beeld zien. Alle werkgevers samen hebben tot 2018 duidelijk meer banen gerealiseerd voor mensen met een arbeidsbeperking dan voor deze periode was afgesproken.
De doelstelling was 33.000 extra banen. Dit zijn er bijna 37.000 geworden.
En, hoewel het gangbare beeld anders is, hecht ik eraan te zeggen dat ook overheidswerkgevers op dit moment veel mensen met een arbeidsbeperking een plek geven op de arbeidsmarkt.
In 2017 hebben overheidswerkgevers fors meer extra banen gerealiseerd (+2.875 banen). Bovendien kun je overheidswerkgevers ook niet over één kam scheren. Bij sommige gaat het beter dan bij andere.
Maar duidelijk is wel dat het aantal extra banen dat overheidswerkgevers realiseren, achterblijft bij de doelstelling. Tot 2018 waren het er in totaal bijna 6.500. Terwijl het er 10.000 hadden moeten zijn.
Kortom, er moet nog een flinke inhaalslag gemaakt worden. Dat kan alleen maar als overheidswerkgevers er een tandje bijzetten.
De wil daartoe ontbreekt niet. Ik zie wel degelijk dat er bij veel overheidswerkgevers commitment is om banen voor mensen met een beperking te realiseren.
Maar dat leidt in praktijk nog niet altijd tot meer banen.
Dit komt onder andere door de complexiteit van het huidige systeem van de banenafspraak.
U bent daar als HR-professionals, projectleiders en bestuurders bij de overheid en het onderwijs ongetwijfeld tegenaan gelopen. De huidige vormgeving leidt er in praktijk toe dat werkgevers veel tijd en energie kwijt zijn aan boekhoudkundige opgaven.
Tijd en energie die ze dus niet kunnen besteden aan het creëren van nieuwe banen of het begeleiden van mensen met een beperking op de werkvloer.
Dat is doodzonde. Ik snap heel goed dat dit tot frustratie leidt.
Daarom ga ik de banenafspraak vereenvoudigen. Ik wil dat werkgevers meer mogelijkheden krijgen om extra banen te realiseren en tegelijkertijd hun administratieve lasten verminderen. Willen we echt vaart maken en de kansen op inclusie benutten die de economische groei biedt, dan moeten we werkgevers ontzorgen.
Belangrijk daarbij is dat het onderscheid tussen markt en overheid in de banenafspraak verdwijnt. We hebben het over een maatschappelijk issue dat niet alleen kabinetsperiodes en politieke grenzen, maar ook sectoren overstijgt.
En dat vraagt om samenwerking en slechten van schotten.
Hoewel het beeld van de resultaten van de banenafspraak als geheel zoals gezegd niet ongunstig is, kan en moet het echt beter.
Het afschaffen van het onderscheid tussen markt en overheid zal naar verwachting leiden tot meer mogelijkheden voor werkgevers om banen te realiseren voor mensen met een arbeidsbeperking.
Dat is hard nodig, want meer dan 90 procent van de werkgevers heeft nog niemand met een arbeidsbeperking in dienst.
Ook wil ik dat werkgevers beloond worden die méér dan het afgesproken aantal mensen met een arbeidsbeperking in dienst nemen. Wat dit betreft ben ik meer van de school van de positieve prikkels. Beloning van goed gedrag zal werkgevers motiveren om mensen met een arbeidsbeperking een plek te geven op de arbeidsmarkt.
Verder wil ik het mogelijk maken dat banen via inkoop van diensten meetellen bij de inkopende werkgever. Dat is belangrijk, want in het huidige systeem tellen banen die gerealiseerd worden via inkoop van diensten niet mee bij de inkopende werkgever.
Dit speelt vooral overheidswerkgevers parten, want zij besteden veel diensten uit aan de markt.
Banen die overheidswerkgevers via inkoop realiseren, tellen nu niet mee bij de overheid, maar bij de marktsector. Met als gevolg dat overheidswerkgevers vooral bezig zijn met hoe en waar de banen meetellen. En sommige zelfs overgaan tot inbesteding om de banen toch bij zichzelf mee te kunnen tellen.
Ik noem dat een perverse prikkel. En van die school ben ik zeker niet.
Het effect hiervan is namelijk dat er juist géén éxtra banen bijkomen. De discussies over waar een baan meetelt, staan het realiseren van extra banen in de weg voor mensen die niet vanzelf aan werk komen.
Het schrappen van het onderscheid tussen markt en overheid in de banenafspraak, is echter géén vrijbrief voor overheidswerkgevers om achterover te leunen.
Integendeel. Eerder noemde ik al dat er bij de overheid een inhaalslag nodig is. Het Kabinet hecht daar grote waarde aan. Ik daag overheidswerkgevers uit om het vertrouwen in hen niet te beschamen.
Bij veel overheidswerkgevers ontbreekt de wil niet, dit noemde ik al. Maar in praktijk zien we dit in praktijk tot nu toe onvoldoende terug.
Anders gezegd: veel mogelijkheden blijven onbenut. Dat blijkt uit recent onderzoek naar de knelpunten en mogelijkheden voor de banenafspraak bij de overheid.
Naar aanleiding van dit onderzoek wil ik de komende maanden gebruiken om samen met verantwoordelijke collega-bewindslieden afspraken en acties uit te werken om alle onbenutte mogelijkheden wél te benutten.
Binnenkort zal mijn collega Kajsa Ollongren van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties de Tweede Kamer daarover informeren. Met haar deel ik de opvatting dat overheidswerkgevers verantwoordelijk zijn voor het realiseren van hun aandeel in de banenafspraak.
De wijziging van de Wet Banenafspraak moet het voor álle werkgevers, dus ook die van de overheid, makkelijker maken om extra banen te realiseren. Zodat die 125.000 extra banen er daadwerkelijk komen. Banen voor mensen met een arbeidsbeperking bij reguliere werkgevers in de markt én bij de overheid.
Dames en Heren.
Tot nu toe heb ik het vooral gehad over het thema van dit congres: de banenafspraak. Maar dat is natuurlijk een hoofdstuk in een groter verhaal.
Een verhaal dat draait om beter perspectief op werk van mensen met een arbeidsbeperking.
Dat is het doel dat we samen voor ogen hebben. Kabinet, werkgevers in de markt en bij de overheid, werknemers met en zonder beperking. U en ik. Kortom, de samenleving.
Een rechtvaardig doel dat kabinetsperiodes, politieke grenzen en sectoren overstijgt. Maar ook een ambitieus doel dat je niet realiseert met één middel, maar dat een afgewogen middelenmix vereist.
De vereenvoudiging van de banenafspraak is dan ook onderdeel van het ‘brede offensief’ dat ik in september heb aangekondigd voor vereenvoudiging en meer werk voor mensen met een arbeidsbeperking.
En, zou ik daaraan tot slot willen toevoegen, in het besef dat ik wellicht uw geduld op de proef stel, waarvan de uitwerking later deze maand volgt.
Hartelijk dank voor uw aandacht.