Toespraak van minister Van Engelshoven bij de Avond van Wetenschap en Maatschappij

Toespraak over het belang van een open samenleving voor de wetenschap, bij de Avond van Wetenschap en Maatschappij, op 8 oktober 2018, in de Ridderzaal te Den Haag

Geachte aanwezigen,

Toen Charles Darwin in 1859 zijn Origin of Species publiceerde had hij er al meer dan twintig jaar op zitten broeden.

Al die tijd had hij niet willen publiceren.

Niet dat hij twintig jaar had stilgezeten. Hij deed proefjes met schaaldieren en vleesetende planten, hij schreef boeken en correspondeerde met andere wetenschappers. En natuurlijk maakte hij zijn dagelijkse wandeling in zijn tuin.

Maar met zijn belangrijkste inzichten durfde hij niet naar buiten te treden.

In de eerste plaats omdat hij zijn diepgelovige vrouw Emma niet wilde kwetsen.

Zij vreesde voor het zielenheil van Charles als hij zijn ideeën openbaar zou maken. Het idee van evolutie was immers onverenigbaar met het toen nog vrij algemeen aanvaarde geloof dat God alle dieren had geschapen.

Want stel nou dat Darwin er toch naast zat?

Dan zou hij met publicatie van zijn theorie zijn plek in de hemel voorgoed verspelen.

Dan zouden ze in het hiernamaals van elkaar gescheiden worden.

En dat was voor beide een onverdraaglijke gedachte.

Maar Darwin deinsde ook terug voor publicatie omdat hij bang was dat de samenleving nog niet klaar was voor zijn ideeën.

Hij had gezien hoe tijdgenoten die te ver op de troepen vooruitliepen, publiekelijk waren afgemaakt door de gevestigde orde.

En vreesde voor een zelfde lot.

Darwin wist dat hij gelijk had maar hij durfde het al die jaren niet aan. Omdat hij bang was dat hij het zou verliezen.

Omdat hij dacht dat hij met zijn voorzichtig geformuleerde, genuanceerde betoog niet op kon tegen de heersende opvattingen.

De tijden zijn veranderd.

Gelukkig.

We leven nu in een open samenleving waarin nieuwsgierigheid wordt beloond in plaats van afgestraft.

Een samenleving waarin ongebreidelde nieuwsgierigheid wordt gezien als voorwaarde voor wetenschappelijke doorbraken en maatschappelijke vooruitgang.

Als ik die open samenleving voor me wil zien, dan denk ik aan een delta.

Een land met open grenzen, waar rivieren binnenstromen die mensen en ideeën meevoeren. Nieuwe kennis die wordt toegevoegd aan wat wij al weten. Kennis ook die van hier uit weer haar weg vindt naar het buitenland.

Ik zie dan de sporen voor me, die al die inkomende en uitgaande mensen achterlaten,

de contacten die zij opdoen,

de ideeën die zij uitwisselen,

de samenwerkingen die zij aangaan,

en de impact die dat heeft,

op welke termijn dan ook.

Dat laatste zeg ik met nadruk, want wetenschap hoeft niet altijd direct tot resultaat te leiden.

In de open samenleving die ik voor ogen heb, is er ook plaats voor vrij en ongebonden onderzoek,

dat niet direct in nut is uit te drukken,

dat soms de twijfel alleen maar vergroot en nieuwe vragen opwerpt.

Maar openheid kan geen eenrichtingsverkeer zijn, van samenleving naar wetenschap. Openheid is per definitie wederkerig. Hoe vrij de wetenschap ook is, in mijn ogen staat ze wel altijd in verbinding met de maatschappij.

Door open te staan voor vragen uit de samenleving, en bereid te zijn om zich in te zetten voor maatschappelijke vraagstukken.

Want wetenschap is nieuwsgierig en betrokken.

Daarmee zorgt u voor draagvlak en wekt u vertrouwen.

En dat doet u goed. Uit onderzoek van het Rathenau Instituut blijkt dat van alle instituties in Nederland de wetenschap het meest wordt vertrouwd.

Nog voor de rechtspraak.

En ruim voor de politiek.

Voor de ondernemers in deze zaal heb ik slecht nieuws. De grote ondernemingen doen het nog slechter dan wij, politici. U sluit de rij. Het spijt me. Het was niet de bedoeling om uw avond te verpesten maar het is niet anders.

De wetenschap doet het dus het beste. Mijn complimenten.

Maar ik zie ook uitdagingen op dit vlak…

Weten begint met nieuwsgierigheid. Door vragen te stellen doe je kennis op. En met die kennis kom je dichter bij de waarheid.

Om te voorkomen dat je in dat proces fouten maakt, bekijk je het probleem van alle kanten. Zorgvuldig. En stel je vragen bij je eigen bevindingen.

Die werkwijze is de kracht van wetenschap. Alleen langs die weg krijg je antwoord op de vragen die je stelt.

Maar wat voor de wetenschap een kracht is, wordt in het publieke debat maar al te vaak als een zwakte gezien:

  • een open houding,
  • de bereidheid om je eigen aannames ter discussie te stellen
  • en je te verplaatsen in verschillende perspectieven.

En dat maakt het voor de wetenschap lastig om het op te nemen tegen mensen met een mening.

Mensen voor wie vragen en weten onverenigbare begrippen zijn.

Mensen die zich liever van een hyperbool bedienen dan van een nuancering.

Dan kan het gebeuren dat wetenschap gelijk wordt gesteld aan een opvatting: ‘wetenschap is ook maar een mening.’

Dan is het onderzoek versus onderbuik.

Dan maakt de orthodoxie van de heersende opvatting plaats voor de rigiditeit van de mening.

En dat brengt ons dan weer terug bij Charles Darwin.

Uiteindelijk stuurde hij zijn manuscript toch naar zijn uitgever.

Omdat Alfred Russell Wallace hem op de hielen zat met een vergelijkbaar idee dat hij dreigde te publiceren.

Na al die tijd was de drang om zijn inzichten publiek te maken sterker dan zijn vrees voor de gevestigde orde.

Het was nu ‘publish or perish’.

De rest is geschiedenis: Darwin publiceerde en zijn naam werd een –isme.

Want, zo weten we nu: uiteindelijk winnen de sterke ideeën toch wel – dat is ook een vorm van natuurlijke selectie.

Maar we zullen nooit weten hoeveel wetenschappelijke doorbraken destijds vertraging hebben opgelopen door de dogma’s van die tijd. En wat de schade daarvan was voor de samenleving.

En daarom hecht ik zo aan een open samenleving.

Een samenleving waarin ideeën vrij rondgaan,

waar wetenschap een eigenstandige positie inneemt

en straffeloos de heersende opvattingen kan uitdagen.

Alleen al om die reden moeten we blijven strijden voor een open samenleving.

Dat gold toen, ten tijde van Darwin,

En dat geldt zeker ook vandaag.

Dank u wel.