Kaag bij VN in New York: Onderwijs is de beste strategie
Minister Kaag (Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking) heeft bij de Verenigde Naties in New York investeringen aangekondigd voor beter onderwijs in ontwikkelingslanden. ‘Onderwijs is een van de prioriteiten van mijn beleid. Het biedt vrouwen en jongeren kansen op beter werk en een fatsoenlijk inkomen.’
Nederland steunt daarom toegang tot onderwijs in ontwikkelingslanden, met speciale aandacht voor kwetsbare groepen zoals vluchtelingen en intern ontheemden. Tot 2023 is daarvoor elk jaar 20 miljoen euro beschikbaar. Dat geld gaat naar het Global Partnership for Education, zei Kaag dinsdag tijdens een bijeenkomst waar ook de Franse president Macron, Britse premier May en Canadese premier Trudeau spraken. Daarnaast gaat er 15 miljoen euro naar Education Cannot Wait. Dit zet zich in om de toegang tot goed onderwijs voor kinderen en jongeren in crisisgebieden te vergroten.
Gezondheidszorg voor vrouwen
Verder investeert Nederland 58,5 miljoen euro in de Global Financing Facility (GFF), dat landen helpt om goede gezondheidszorg voor vrouwen op te zetten. Met die financiële steun hebben landen meer kansen om economisch vooruit te komen. Minister Kaag: ‘Het is essentieel voor meisjes dat ze zelf kunnen beslissen of en wanneer ze kinderen krijgen, en hoeveel.’
Psychosociale zorg
Bij rampen en conflicten gaat uiteraard veel aandacht naar de acute noden. Daar doet Nederland veel aan. Minister Kaag vraagt in haar ontmoetingen bij de VN ook om aandacht voor de psychische problemen van oorlogsslachtoffers en overlevenden. Angst en depressie maken het dagelijks overleven extra moeilijk, en staan wederopbouw in de weg. Bovendien zijn mensen na een ramp of conflict vaak hun sociale netwerk kwijt, en daarmee hun vangnet bij geestelijke problemen.
Volgens minister Kaag hoort ook geestelijke gezondheid en psychosociale steun bij goede hulpverlening. ‘We trekken samen op met de Wereldgezondheidsorganisatie WHO, het Internationale Rode Kruis en andere partners om meer aandacht en steun te krijgen voor psychosociale zorg voor de getroffenen.’