Toespraak door minister Grapperhaus bij de ondertekening van het Benelux Politieverdrag
Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden, het Koninkrijk België en het Groothertogdom Luxemburg inzake politiesamenwerking, Brussel, 23 juli 2018.
Dames en heren, collega’s!
Fijn om u allen hier te zien bij de ondertekening van het Benelux-verdrag inzake politiesamenwerking. Deze overeenkomst zal het Verdrag van Senningen vervangen. Of beter in het Lëtzebuergs: het Verdrag van Sennéng! We kunnen met trots straks het nieuwe verdrag ondertekenen. Het werd tijd, want de tijd is er rijp voor.
Ik ga even terug in de tijd. Naar 1880, het jaar waarin opsporingsregister in gebruik werd genomen. Met uw welnemen, lees ik daar er een stukje uit voor:
- Heltgen, Nicolas, oud 38 jaren. Uit Gieselange in Luxemburg, lang 1,56 el, oogen grijs, haar blond.
- Delvine, Marie Elise, oud 22 jaren, geboren te Lixhe (België), laatstelijk als dienstmeid gewoond hebbende te Maastricht, volgens bekomen inlichtingen zou zij thans in het publiek huis van Lambert Claessens te Luik wonen. Lang 1.45 el, aangezicht ovaal, kleur gezond, haar en wenkbrauwen bruin, neus mond gewoon, postuur slank, taal Fransch en Waalsch.
- De officier van justitie te Roermond verzoekt opsporing, aanhouding en opzending. De twee worden verdacht van diefstal en wederspannigheid.
In dit bijna 140 jaar oude opsporingsregister staan honderden gesignaleerden. Met die informatie moest de politie het voor de vóór vorige eeuwwisseling doen. De eerste telefoons werden aangelegd. En het is de periode van intensiever verkeer per trein tussen Nederland, België en Luxemburg. Je zou kunnen zeggen dat dit register staat voor de eerste ordening in de opsporing binnen de Benelux. Van Nederlandse kant dan. Er was ongetwijfeld een vergelijkbaar exemplaar beschikbaar in België en Luxemburg.
Sindsdien, dat hoef ik u niet te vertellen is veel veranderd. Maar het is goed te beseffen dat internationale signalering en opsporing steeds weer aanpassingen vraagt. Operationele aanpassingen, waaronder een wettelijke grond moet liggen. En het is van alle tijden, aanpassingen roepen weer nieuwe vragen op. Tijdens de besprekingen zijn er verschillende de revue gepasseerd. Ik pik er eentje uit.
In dit verband maakte een van de zeer gewaardeerde leden van het Belgische onderhandelingsteam met enige regelmaat een rake opmerking.
Zoals deze: Het kan toch niet zo zijn dat onze politie-ambtenaren des nachts onderweg zijn en dan met een zaklamp in een dik wetboek moeten nagaan of ze de bestuurder van een auto - die op dat moment achtervolgd word - inderdaad verdenken van een strafbaar feit dat aan de verdragsrechtelijke minimum eisen voldoet om te achtervolgen over de grens? Dat doet toch een beetje denken aan de tijd van het oude opsporingsboek.
Om laatste knopen door te hakken was een gesprek tussen collega Jambon en mijzelf op 24 maart 2018 in Brasschaat van belang. En marge daarvan was ik toen spontaan ook getuige van een controle-actie van de Belgische politie in aanwezigheid van Nederlandse politiemensen. Met veel waardering heb ik de controle-actie gevolgd. Tegelijkertijd besefte ik dat het verdrag lang niet alle verschillen tussen de landen opheft. Wat de Belgische politie mag - internationale bussen aan de kant zetten en controleren op drugs, wapens, illegaal verblijf - mag in Nederland niet.
Het verdrag heft deze verschillen niet op, maar vereenvoudigt binnen een ‘geharmoniseerd gemeenschappelijk domein’ wel de wijze waarop in praktische zin kan worden samengewerkt.
Ik ben bijzonder blij met de specifieke regeling in het verdrag voor de “speciale eenheden” in crisissituaties. Het huidige verdrag geeft geen rechtsbasis voor optreden van zwaar bewapende speciale eenheden elkaars grondgebied. Dat is niet meer van deze tijd, zou ik zeggen.
Tot slot om voor de geschiedschrijving van dit verdrag in de kantlijn bij te schrijven, enkele opmerkingen.
- De lastige titel over informatie-uitwisseling heeft veel hoofdpijn opgeleverd en is om die reden de paracetamol-titel genoemd, want zorgvuldigheid is hier troef;
- De Belgische delegatie had een geweldige vondst. Zij sprak over “stopcontactartikelen” d.w.z. dat een artikel de grondslag vormt voor toekomstige afspraken. Die afspraken kunnen dan in het stopcontact van het verdrag worden gestoken.
- Het was soms voor de Hollanders even wennen. In België spreekt men over “overmaken van informatie”, terwijl wij bij overmaken vooral aan geld denken. Tsja Nederlanders en geld.
Collega’s, dames en heren.
Ik dank mijn collega’s en de onderhandelingsteams. Natuurlijk ook het College van Secretarissen Generaal van de Benelux en iedereen die zich heeft ingespannenom een robuust verdrag te ontwerpen dat met het oog op de toekomst flexibel kan worden toegepast. Dat de samenwerking op politioneel gebied op een niveau brengt, waaraan andere EU-landen zich hopelijk op kunnen trekken.
Ik feliciteer onszelf met het 60-jarig bestaan van de Benelux. Ik denk dat we trots, fier en houfreg mogen zijn op dit verdrag, dat in zo’n goede harmonie is vormgegeven.