62.000 meer kinderen naar de opvang
Met andere kinderen spelen, eten en leren, buiten schooltijden om of als je nog niet eens naar school gaat. Steeds meer kinderen doen dat. In het eerste kwartaal van 2018 gingen 778.000 kinderen naar kinderdagcentra, buitenschoolse opvang of gastouderopvang. Dat zijn er 62.000 meer dan een jaar eerder. Dat blijkt uit de nieuwe kwartaalcijfers van het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid.
Het percentage werkende vrouwen is toegenomen (van 61,2% naar 62,1%), maar niet bij moeders. In het eerste kwartaal van 2017 werkten nog 77,5% van de moeders met jonge kinderen tot en met 11 jaar. Dat was een jaar later 76,9%. Hoewel de arbeidsparticipatie van moeders dus niet is toegenomen, zijn zij wel meer uren per week gaan werken. Zij werken gemiddeld bijna 27 uur per week, bijna een uur meer dan het gemiddelde aantal gewerkte uren van alle werkende vrouwen. Een jaar geleden werkten moeders met jonge kinderen nog gemiddeld ruim 26 uur per week.
Er zijn ook meer mannen aan de slag. In het eerste kwartaal van 2018 had 71,9% van de Nederlandse mannen tussen de 15 en 75 jaar werk. Dat was een jaar geleden 70,8% . Die trend geldt ook voor vaders. Zo heeft 93,6% van de vaders met jonge kinderen betaald werk. Dat is een stijging van 1,6 procentpunt ten opzichte van vorig jaar.
Daarnaast laten de cijfers zien dat kinderen meer tijd doorbrengen op de opvang. Zij zijn nu gemiddeld bijna 58 uur per maand op de opvang. Dat is een stijging van een halfuur ten opzichte van een jaar geleden.
Het aantal kinderopvanglocaties is vrijwel stabiel. Wel zet de dalende trend in het aantal gastouders door. In april 2018 waren er ruim 30.500 gastouders. Een jaar geleden waren dat er bijna 3.000 meer.