Inleiding Sander Dekker, minister voor Rechtsbescherming, bij het debat over de staat van de rechtsstaat in de Eerste Kamer, 22 mei 2018
Mevrouw de voorzitter,
Het is een groot voorrecht wederom hier in uw huis te mogen staan. Dank voor de uitnodiging voor dit debat over de rechtsstaat. Als er één plek is in dit land waar rechtsstatelijkheid een concrete vorm aanneemt, dan is het wel in deze Kamer.
Kernwaarden
Onze Nederlandse rechtsstaat berust op een aantal eeuwenoude kernwaarden:
- Het legaliteitsbeginsel. Mensen zijn in beginsel vrij. De enige beperking aan die vrijheid zijn de regels en wetten die wij democratisch hebben vastgesteld.
- De scheiding der machten. De uitvoerende, wetgevende en rechterlijke macht. Kracht en tegenkracht, met evenwicht als uitkomst.
- Grondrechten zijn verzekerd in onze rechtsstaat. Ze gelden voor iedereen, ongeacht ras, geloof, geslacht of seksuele gerichtheid.
- Deze fundamentele rechten geven burgers onder meer het recht op gelijke behandeling, op de bescherming van hun persoonlijke levenssfeer, op geloofsvrijheid en op vrijheid van meningsuiting.
- En natuurlijk - en dan kom ik wat meer op mijn specifieke domein: rechtsbescherming. Onafhankelijke rechters spreken recht op basis van wetten, verdragen, en eerdere rechterlijke uitspraken. Zij beschermen de rechten van burgers, door geschillen tussen burgers onderling, of tussen burgers en de overheid, over de toepassing van wetten en regels, te beslechten.
Vrijheid
Onze rechtsstaat staat er goed voor. Dat vertaalt zich in een ongekende mate van individuele vrijheid. We leven in een land waar mensen verliefd kunnen worden op wie zij willen. Waarin zij hun eigen dromen kunnen volgen. Waar ze kunnen gaan en staan waar zij willen. En kunnen zeggen wat ze vinden.
We vinden het zo normaal, dat we er haast niet meer bij stilstaan. Maar kijk eens naar landen, geen eens zo heel ver hier vandaan, waar de rechten van vrouwen, homo’s, journalisten en kunstenaars niet zijn gegarandeerd. Waar mensen die zaken uitdragen die de machthebbers onwelgevallig zijn, soms langdurig zonder proces achter de tralies belanden. Dan mogen we gelukkig zijn dat we in Nederland wonen.
En dat we gelukkig zijn, blijkt ook wel. Het vorige week verschenen CBS-rapport laat zien dat we tot de gelukkigste volken ter wereld behoren.
Natuurlijk, ook materiële welvaart speelt daarin een grote rol. Maar ik durf de stelling wel aan dat ook hier de rechtsstaat de belangrijkste pijler vormt. Onze economie is gebaat bij stabiliteit, voorspelbaarheid en veiligheid. En dat is precies wat die rechtstaat biedt. Met heldere wetten en regels weten burgers en bedrijven waaraan zij toe zijn. Het is een diep verankerde norm dat afspraken worden nagekomen. Het schept een klimaat waarin ondernemers durven te investeren en innoveren. Al eeuwenlang. Het heeft Nederland tot een van de rijkste landen ter wereld gemaakt.
Samengevat: ons welzijn en onze welvaart vinden hun oorsprong in onze rechtsstaat.
Gelukkig zien mensen dat ook. Recent onderzoek van het Sociaal Cultureel Planbureau liet zien dat de stemming onder de Nederlandse bevolking over de rechtsstaat en de rechtspraak positief is.
Intrinsiek broos bezit
Maar we mogen ons niet rijk rekenen en ik heb daar ook zeker niet de neiging toe. Het hoort bij mijn opdracht als minister voor Rechtsbescherming om het vertrouwen in de rechtsstaat te beschouwen als een intrinsiek broos bezit. Het evenwicht tussen de machten is precair. En veel hangt af van vertrouwen – in elkaar en in ons systeem.
Het huis van de rechtsstaat – en velen van uw leden hebben dat ook al opgemerkt – vereist permanent onderhoud.
Net als eerder vandaag de minister van Justitie en Veiligheid, wil ook ik hier refereren aan de woorden van Willem Witteveen. Hij zei dat een vitale rechtsstaat berust op, en ik citeer: ‘een brede middenklasse van mensen.’
Natuurlijk moeten we oog hebben voor de kloof tussen arm en rijk. En we moeten goede rechtsbijstand hebben voor minder bedeelden. Maar ik vind het mooi dat Witteveen ook aandacht vroeg voor die brede middenklasse. De mensen die de rechtsstaat moeten dragen. Ook bij hen moet het vertrouwen in de rechtsstaat hoog blijven.
Om het vertrouwen in de rechtsstaat op peil te houden zie ik drie aandachtspunten.
Rechtvaardigheidsgevoel
Het eerste is om de rechtsstaat beter te laten aansluiten bij het rechtvaardigheidsgevoel van mensen. Soms is er twijfel over de rechtsstaat en de mate waarin we er met z’n allen in slagen om beleid rechtvaardig uit te laten werken. Een veelgehoorde klacht is: gewone mensen dragen wel de lasten, maar genieten niet de lusten. Ze voelen zich gehinderd door regels en zien tegelijkertijd anderen misbruik maken van hun rechten. Ze moeten hun verkeersboetes en belastingaanslagen betalen terwijl anderen opzichtig leven van crimineel verdiend fortuin. Ze zien mensen onze rechtsstaat en fundamentele vrijheden afwijzen en dan schijnbaar moeiteloos in één beweging naar de rechter stappen om hun rechten onder diezelfde rechtsstaat op te eisen.
Die twijfel aan onze rechtsstaat tast het vertrouwen aan, in onze instituties en in elkaar.
In ruimere zin speelt hier de balans tussen enerzijds grondrechten en vrijheden en anderzijds de grenzen daaraan. De uitoefening van grondrechten is niet onbegrensd. De vrijheid van vereniging bijvoorbeeld eindigt waar stelselmatige intimidatie van niet-leden begint. Dat is onder meer waar het huidige debat over een verbod op motorbendes om draait. Een ander voorbeeld is financiering van geloofsgemeenschappen. Geloven staat vrij in ons land, en iedereen mag geld geven waaraan hij maar wil. Maar als vanuit een onvrij land preken worden gefinancierd die oproepen om onze rechtsstaat te ondermijnen, dan is de grens ruim overschreden.
Wie grondrechten, die zijn gewaarborgd door de rechtsstaat, misbruikt om diezelfde rechtsstaat te ondermijnen of anderen grondrechten te ontzeggen, moet in de uitoefening van rechten worden beperkt. Het kabinet is daarom blij met het initiatiefwetsvoorstel Kuiken c.s. voor een bestuurlijk verbod op rechtspersonen waarvan de werkzaamheid in strijd is met de openbare orde. Hier vallen bijvoorbeeld criminele motorbendes onder. Ook onderzoeken we of artikel 2:20 van het Burgerlijk Wetboek moet worden aangepast om radicale en antidemocratische organisaties beter te kunnen bestrijden. Verder onderzoek ik hoe geldstromen naar onder meer religieuze organisaties, transparant kunnen worden gemaakt. Ik streef ernaar binnen enkele maanden een conceptwetsvoorstel in consultatie te brengen.
Maatschappelijke effectiviteit
Mijn tweede aandachtspunt is de maatschappelijke effectiviteit van de rechtspraak.
Hier liggen serieuze bedreigingen op de loer. Rechterlijke beslissingen leiden lang niet altijd tot echte oplossingen voor de problemen die mensen ervaren. In sommige gevallen worden problemen zelfs verergerd. Rechters komen bij incassoprocedures regelmatig dezelfde schuldenaren tegen die hun rekeningen niet kunnen betalen. Met het zoveelste vonnis heeft een schuldeiser misschien een titel om zijn vordering te incasseren, maar wordt de onderliggende schuldenproblematiek van de tegenpartij in die gevallen alleen maar verergerd. In echtscheidingszaken komt het regelmatig voor dat partijen opnieuw bij de rechter aankloppen voor deelproblemen rond de alimentatie of de omgangsregeling, omdat een eerdere beslissing het conflict niet voldoende heeft opgelost.
Onnodige juridisering leidt dikwijls tot slepende zaken waar niemand gelukkig van wordt. Procedures die te lang duren tasten het rechtsgevoel aan. Ook is het voeren van een gerechtelijke procedure dikwijls zo ingewikkeld dat burgers en bedrijven door de bomen het bos niet meer zien.
De rechtspraak zelf onderkent deze problemen ook. Daarom werk ik samen met de rechtspraak aan het vergroten van de maatschappelijke effectiviteit.
De maatschappelijke effectiviteit kan met name worden vergroot op elementen als oplossingsgerichtheid, snelheid, eenvoud en doelmatigheid. Met experimenten gaat de rechtspraak proefondervindelijk, zoals bijvoorbeeld met de buurtrechters, ontdekken wat wel en niet werkt. Vorige maand is een wetsvoorstel in consultatie gegaan dat meer ruimte en flexibiliteit creëert voor vernieuwing en experimenten. Uit deze experimenten kunnen lessen worden getrokken om structureel verbeteringen in de rechtspraak door te voeren.
Zo brengen we op een verantwoorde manier een beweging op gang waarmee de rechtspraak wordt uitgedaagd mee te gaan met de tijd en aan te sluiten op maatschappelijke behoeften.
Modernisering
Dat brengt me op mijn derde aandachtspunt: modernisering. Technologische ontwikkelingen bieden grote kansen. We zien al ingrijpende veranderingen door doe-het-zelf-platforms en programma’s die vraag en aanbod bij elkaar brengen. Er is slimme software die contracten genereert en er zijn zoekprogramma’s die bewijsstukken duizenden malen sneller doorzoeken dan advocaten dat kunnen. Er zijn alternatieven voor een gang naar de rechter, bijvoorbeeld in scheidingszaken.
In ons eigen rechtssysteem is grote winst te halen door digitalisering. Bijvoorbeeld in de berichtuitwisseling met burgers of bij de voorbereiding van strafzaken. Nu nog zijn we vooral bestaande werkprocessen aan het digitaliseren, maar de volgende stap is dat die digitalisering de werkprocessen enorm verbetert.
Het kabinet is volop bezig met het formuleren van een omvattende strategie met betrekking tot de digitalisering van de samenleving. De mogelijkheden die technologische ontwikkelingen bieden, maar ook de ethische aspecten en dilemma’s, maken daar onderdeel van uit.
Neem bijvoorbeeld privacy. Waar debatten over privacy vroeger vooral gingen over hoe we mensen behoedden voor een te opdringerige overheid, kantelt de discussie steeds meer. Daarbij gaat het meer en meer om horizontale privacy: hoe kunnen de gegevens van burgers beter worden beschermd tegen inmenging van andere burgers of tegen manipulatie door grote bedrijven? De recente gebeurtenissen rond onder andere Facebook en het gebruik van gegevens door Cambridge Analytica, illustreren de noodzaak voor de strengere Europese privacyregels die deze week van kracht worden. Maar als ik nu zie welke vlucht fenomenen als spraak- en gezichtsherkenning nu nemen, sluit ik niet uit dat al op korte termijn nieuwe stappen nodig zullen zijn. Bij mijn beantwoording van de vragen uit uw Kamer zal ik hier nog dieper op in gaan.
Het zijn uitdagingen die een even brede als diepgaande en open discussie over onze rechtsstaat vereisen. Daarbij moeten we ons steeds afvragen hoe we het draagvlak voor die rechtsstaat kunnen verstevigen. Ik zie uit naar dat open debat, met uw Kamer en met de samenleving.