Toespraak van minister-president Mark Rutte tijdens de Nationale Holocaust Herdenking, Amsterdam
Twee jaar geleden overleed op 90-jarige leeftijd een Nederlandse Joodse vrouw in Israël. Haar familie werd tijdens de Tweede Wereldoorlog vermoord in vernietigingskampen. Zij overleefde Auschwitz en bleef alleen achter. Te voet kwam ze van Polen naar Nederland. Fysiek gebroken, maar geestelijk niet. De nazi’s hadden geprobeerd haar leven te vernietigen. Maar zij bouwde na de oorlog aan een nieuw leven. Bij haar overlijden liet ze 6 kinderen en 101 kleinkinderen en achterkleinkinderen na. Haar naam was Bloeme Evers-Emden.
Te midden van de beestachtigheid van Auschwitz, hield zij oog voor die kleine goedheid, die schuilging in de groep vrouwen in het kamp waar zij deel van uitmaakte.
Van haar is de uitspraak: ‘Agressie is het grote kwaad, liefde de kleine goedheid.’ Te midden van de beestachtigheid van Auschwitz, hield zij oog voor die kleine goedheid, die schuilging in de groep vrouwen in het kamp waar zij deel van uitmaakte. Vrouwen die elkaar steunden en opbeurden. Die het weinige voedsel dat ze kregen of vonden, over de groep verdeelden. En die elkaar uit overlevingsdrang voorhielden dat ze ooit uit de hel zouden ontsnappen. Hoe moeilijk het ook was om daar echt in te geloven.
Na de oorlog vervulde haar grote familie haar met geluk. Maar zij bleef bitter over de anderen, die dat geluk niet hadden. Van de 140.000 Joden in Nederland, overleefden 102.000 de oorlog niet. Samen met honderden Nederlandse Roma en Sinti vermoord om wie zij waren. Het blijft een verbijsterende constatering.
Bloeme Evers-Emden bleef zich haar leven lang bewust van het grote kwaad. Dat het plotseling kan oplaaien. Dat het soms sluimerend en op de achtergrond, maar altijd aanwezig is. En het hedendaagse antisemitisme maakt mensen nog altijd angstig en voorzichtig.
De Amsterdammer Daniël Baron werd ongewild vertolker van dat besef, toen de ruiten van zijn restaurant HaCarmel werden ingeslagen. Hij koos die rol niet. Maar hij vervult die nu met verve, omdat het zo belangrijk is. ‘Wij laten ons niet intimideren’, zegt hij. Maar ook: ‘Er is altijd wel angst. Het zit in je achterhoofd.’
Bloeme Evers-Emden bleef zich haar leven lang bewust van het grote kwaad. Dat het plotseling kan oplaaien. Dat het soms sluimerend en op de achtergrond, maar altijd aanwezig is.
Het zijn de deuren van zijn restaurant die op slot zitten. Het knopje achter de toonbank waarmee hij de gasten binnenlaat. Het zijn de kinderen en kleinkinderen van Bloeme Evers-Emden, die liever niet met een keppeltje op over straat gaan. Het zijn de surveillancehokjes, bij Joodse scholen, synagogen en winkels.
De onlangs overleden schrijver Aharon Appelfeld zei over de holocaust: ‘there cannot be an end to speaking and writing about it.’
En daarom komen wij ieder jaar samen. Omdat niet herdenken geen optie is.
Als eerbetoon aan de familie van Bloeme Evers-Emden en aan de miljoenen anderen - Joden, Roma en Sinti - die werden vermoord om wie zij waren.
Om alert te blijven in de strijd tegen het grote kwaad, dat altijd weer de kop op kan steken.
En om de kleine goedheid – de liefde, de hoop, de menselijkheid - levend te houden.