Toespraak van minister Dijsselbloem bij Miljoenennota 2018
Toespraak van minister Dijsselbloem (Financiën) bij de aanbieding van de Miljoenennota 2018 aan de Tweede Kamer op 19 september 2017 in Den Haag.
Mevrouw de voorzitter,
Toen ik hier een jaar geleden stond, dacht u waarschijnlijk net als ik dat het mijn laatste Prinsjesdag zou zijn als minister van Financiën. Prinsjesdag 2017 was voor mijn opvolger. Maar die is er nog niet. Toch heb ik alvast een opvolger meegenomen. Die van over dertig jaar.
Mevrouw de voorzitter, dank dat u hem in dit huis wilde verwelkomen.
Ik stel u graag voor aan Haci Nuh. Burgemeester Aboutaleb heeft deze jonge Rotterdammer dit voorjaar, tijdens de jaarlijkse ‘Week van het geld’, uitgeroepen tot mini-minister van Financiën. Want hij heeft goede ideeën over geld.
Vandaag heeft Haci in zijn rugzak een reserve-exemplaar van de Miljoenennota bij zich. Ik spreid namelijk graag risico’s. Maar bovenal, helpt Haci ons eraan te herinneren dat we de Miljoenennota niet alleen maken voor nu en komend jaar, maar vooral voor de toekomst en toekomstige generaties. Als je bezig bent met de inkomsten en uitgaven van het land, moet je oog hebben voor de kinderen van nu en hoe hun latere leven eruit ziet.
Net als de afgelopen vier jaar, ga ik vertellen hoe het ervoor staat met onze economie, met de inkomsten en uitgaven van de overheid en met de inhoud van onze schatkist. En ik zal mijn best doen om het zo uit te leggen, dat Haci en zijn leeftijdgenoten het ook kunnen volgen. De controlevraag volgt achteraf. Zo heb ik op het laatste moment toch nog een pittige klus.
Ik begin met onze economie – zeg maar alles wat we in Nederland in één jaar verdienen met producten en diensten. Die economie groeit flink. We geven meer geld uit in winkels, we verkopen meer producten in het buitenland en we besteden meer aan grote nieuwe dingen, zoals auto’s en huizen, maar ook aan kantoorgebouwen of machines. Toen deze regering eind 2012 begon, was dat heel anders. Toen waren mensen door de crisis extra zuinig en stelden vooral grote aankopen uit. Winkels en andere bedrijven kregen minder klanten en daardoor was er dus ook minder werk. De werkloosheid nam toe en de economie werd kleiner.
Nu gaat het gelukkig weer de goede kant op.
Over het geld dat we verdienen en het geld dat we uitgeven, betalen mensen belastingen. Nu we meer verdienen en uitgeven, komt er dus ook meer belastinggeld binnen. Een ander pluspunt van economische groei is dat er banen bijkomen. Dat is fijn voor de mensen die op zoek zijn naar werk, maar ook fijn voor de schatkist van de overheid. Want als meer mensen een inkomen hebben, zijn er minder uitkeringen nodig. En dat scheelt de overheid weer geld. Daardoor geven we op dit moment minder geld uit dan er binnenkomt. Volgend jaar gaat het om ruim zes miljard euro.
Dat is ook goed nieuws voor de schuld. Misschien moet ik dat uitleggen. Nederland heeft, net als bijna alle landen ter wereld, een overheidsschuld. Dat komt omdat we door de jaren heen geld hebben geleend om ons land in te richten en te beschermen, bijvoorbeeld met wegen, dijken, scholen en ziekenhuizen. Het is niet erg dat de overheid een schuld heeft, als die maar niet te groot wordt. Toen de economie kromp, nam de overheidsschuld snel toe. Nu het weer de goede kant opgaat met de economie, brengen we onze schuld naar beneden. Daardoor staat Nederland sterker, zeker als het economisch weer minder goed gaat.
Als minister van Financiën houd ik voortdurend in de gaten of er niet te veel geld wordt uitgegeven en of het goed wordt besteed. Want ik wil niet dat de staatsschuld onnodig omhoog gaat.
In afwachting van een nieuw kabinet mag je minder veranderen dan je zou willen. Maar sommige uitgaven vinden we zo belangrijk, dat we daar toch extra geld aan hebben besteed. En dat kan nu ook.
Zo trekken we 270 miljoen euro extra uit voor basisschoolleraren.
Ook geeft het kabinet 435 miljoen euro uit om oudere mensen in verpleeghuizen zorg en aandacht te kunnen geven. En mensen met weinig inkomen krijgen er volgend jaar iets bij uit de schatkist, zodat ook zij merken dat het weer beter gaat in Nederland. Dat kost 425 miljoen euro. Tot slot gebruiken we bijna 100 miljoen euro extra om de mensen in Nederland beter te beschermen, bijvoorbeeld tegen terroristen.
Als minister van Financiën let ik er bij de uitgaven niet alleen op wat nu en volgend jaar nodig is en wat dat betekent, maar ook op de lange termijn. Want begroten doe je voor de toekomst. De meeste uitgaven keren immers elk jaar terug; dat noemen we structurele uitgaven. En die kunnen ook nog toenemen in de tijd.
Oudere mensen hebben bijvoorbeeld meer zorg nodig. Het goede nieuws is dat mensen langer blijven leven. Maar daardoor blijven de zorgkosten wel stijgen. En daar moet je dus ook rekening mee houden.
Om dat in beeld te brengen, berekenen we wat er in de toekomst gebeurt met alle uitgaven en inkomsten van de overheid. We noemen dat ‘het houdbaarheidssaldo’, een woord dat op dit moment veel rondgaat in Den Haag. Dat saldo was lange tijd negatief. Dat betekende dat we op de lange termijn geld tekort zouden komen en dat dus de overheidsschuld weer zou gaan stijgen. Maar dat is veranderd. Sinds dit kabinet in 2012 aan de slag is gegaan, is het tij gekeerd: het houdbaarheidssaldo is nu positief.
Dat komt ook omdat de regering grote regelingen heeft veranderd. Mensen werken nu bijvoorbeeld langer en krijgen pas later pensioen. Ook krijgen mensen die een huis hebben gekocht minder belastingkorting. Weinig mensen vonden het leuk, toen de regering dat voorstelde. Maar het was wel nodig om de overheidsfinanciën, voor nu en voor later, gezond te maken.
Wat betekent dat nou in de praktijk? Het betekent dat alle dingen die we uit de overheidspot betalen, zoals ziekenhuizen, scholen, bibliotheken, de politie, wegen en dijken betaalbaar blijven. Het betekent dus dat Haci, als hij eenmaal echt minister van Financiën is, de belastingen niet hoeft te verhogen en ook niet hoeft te bezuinigen, waardoor zijn leeftijdgenoten zouden moeten betalen voor onze keuzes. Kortom, volwassenen van dit moment moeten niet alleen aan zichzelf denken. Ze moeten ook rekening houden met de kinderen van nu, die nog een leven voor zich hebben. Want nogmaals: begroten doe je voor de toekomst.
Mevrouw de voorzitter,
Al is niets zeker in deze wereld, ga ik er nu toch echt vanuit dat het er voor mij opzit. Daarom wil ik tot slot graag mijn dank uitspreken voor de brede samenwerking met uw Kamer van de afgelopen jaren. In 2012 waren er maar weinig mensen die verwachtten dat dit kabinet het zo lang, extra lang, zou volhouden en zoveel zou kunnen bereiken. Wie de cijfers van vandaag doorgrondt, ziet dat we er samen veel beter voorstaan. Ik wil hier graag de hoop uitspreken dat ook de volgende regering die brede samenwerking zoekt en daarbij steeds alle kinderen in het land op het netvlies houdt.
Laat Haci het kompas zijn, waardoor ook mijn opvolger de financiën voor nu, maar vooral voor straks in balans houdt.
Met veel genoegen bied ik u, voor de vijfde keer, de Miljoenennota en de bijbehorende begrotingsstukken aan.