Van Rijn neemt financiering Kindertelefoon over van gemeenten
De diensten van de Kindertelefoon, het ‘luisterend oor’ en het vertrouwenswerk worden vanaf 2018 en verder door het Rijk geregeld. Daarmee is er een structurele oplossing gevonden voor het financieringsvraagstuk. Dat schrijft staatssecretaris Martin van Rijn (VWS) vandaag in een brief aan de Tweede Kamer.
Gemeenten hadden tot en met 1 juni 2017 de tijd om de overeenkomsten met de huidige landelijke hulpdiensten (Kindertelefoon, Sensoor, AKJ) ondertekend en wel te verzenden. De VNG heeft Van Rijn laten weten dat de besluitvorming bij een groot aantal gemeenten nog niet rond is en dat daardoor er geen financiële garantstelling is voor de Kindertelefoon, Sensoor en het AKJ. Ook blijkt uit een peiling van de VNG dat 78 procent van de gemeenten van mening is dat de voorzieningen beter collectief gefinancierd kunnen worden.
Ondanks de goede inspanningen van veel gemeenten vindt Van Rijn de onzekerheid van beschikbaarheid van de Kindertelefoon, Sensoor en het AKJ te groot. Met dit gegeven en het feit dat er een groot draagvlak is bij gemeenten en de drie organisaties concludeert Van Rijn dat het beter is als de voorzieningen onder landelijke verantwoordelijkheid komen te vallen.
Gemeenten waren sinds 2015 verantwoordelijk voor het aanbieden en de betaling van de anonieme hulpdiensten op afstand, zoals de Kindertelefoon en de vertrouwenspersonen Jeugd. De Vereniging Nederlandse Gemeenten (VNG) betaalde de organisaties namens alle gemeenten in één keer vanuit het Gemeentefonds. Maar die regeling is wettelijk niet toegestaan en stopt per 1 januari 2018. Dat betekende dat de Kindertelefoon, Sensoor en het AKJ en vanaf komend jaar met 388 gemeenten overeenkomsten moesten sluiten.