Toespraak van SG Maarten Camps bij de Cobbenhagen Summit
Toespraak van secretaris-generaal Camps (EZ) bij de vierde Cobbenhagen Summit in Tilburg op 6 maart 2017.
In Den Haag hangt de hele stad vol met de geometrische vlakken van Mondriaan en ik zag dat De Pont met een eigen tentoonstelling ook een ode brengt aan deze schilder. In de geometrische landschappen van Mondriaan spiegelt zich ons land, een land van plannen, van maken, doen en innoveren. Van drooggemalen polders. Dijken en Deltawerken. We hebben ons land ingericht met goed onderwijs en zorg, een netwerk van wegen, water- en spoorwegen, digitale verbindingen altijd gas, water en licht. Het lijkt wel de overzichtelijke geometrie van Mondriaan. Alles in balans, daar houden we van in Nederland: ons huishoudboekje is op orde, de werkloosheid daalt snel, de economie groeit - we behoren tot de meest competitieve en innovatieve economieën van de wereld.
Maar net als sommige van Mondriaans werken, is het land nooit af. We staan voor een aantal grote maatschappelijke vraagstukken. Demografie, technologie en ecologie stellen ons voor nieuwe uitdagingen. Hoe voorzien we in 2050 10 miljard mensen van gezond voedsel? Hoe kunnen we voorkomen dat onze aarde uitput?
Welke kansen biedt digitalisering en wat betekent dat voor onze manier van leven?
Antwoorden liggen in de transities op het gebied van energie, voedsel, mobiliteit, circulaire economie, gezondheidszorg. Transities die vragen om samenwerking, kennis, experimenteren en investeren in onze samenleving.
Met de kwaliteiten en de goede uitgangspositie die Nederland heeft, kunnen we daarin voorop lopen. We hebben laten zien dat we door samenwerking onze innovatieve kracht kunnen ontwikkelen en benutten. Onze hoogopgeleide, creatieve, internationaal georiënteerde beroepsbevolking is daarvoor een belangrijke basis. Hier in Brabant is dat goed zichtbaar op de high tech campus in Eindhoven. We hebben succesvolle bedrijven, die hun maatschappelijke rol serieus nemen, die begrijpen dat CO2 reductie geen bedreiging is voor de industrie maar een kans, dat circulaire productie in de chemie de toekomst is en dat zij daarin een voorsprong kunnen nemen. VNO-NCW heeft daar zelfs een eigen programma voor ontwikkeld: NL Next Level. Het is die houding die onze bedrijven zo'n sterke internationale positie heeft gegeven: vooruitkijken, kansen spotten, innoveren en actie ondernemen. Niet vasthouden aan het verleden, maar de toekomst omarmen.Het zal ook de reden zijn waarom Tesla juist in Nederland, hier in Tilburg, zijn eerste en enige buitenlandse fabrieken heeft gebouwd.
We hebben een betrouwbare overheid, die heeft laten zien succesvol zaken tot stand te brengen. Kijk naar de inrichting van ons landschap, de deltawerken en de aanbesteding van de windparken op zee. Inmiddels bouwen we ook aan een nationale investeringsinstelling, Invest NL, waarmee maatschappelijke projecten publiek-privaat kunnen worden ontwikkeld en gefinancierd.
De grote maatschappelijke transities bieden Nederland dus kansen. Kansen die ook gepaard gaan met disruptieve veranderingen. Veranderingen waarvan we de impact vóóraf niet volledig kunnen inschatten. En digitalisering lijkt bij alle veranderingen een hoofdrol te spelen.
Zelf had ik mijn eerste ervaring met disruptie hier in Tilburg. Ik ben hier 29 jaar geleden afgestudeerd. De belangrijkste kennistechnologie was sinds de middeleeuwen ongewijzigd: boeken. En er waren microfiches, waarop oude jaargangen van tijdschriften minuscuul stonden weergegeven.Ik kocht een elektrische typmachine om mijn scriptie mee te schrijven.Een investering, dacht ik, waar ik jaren mee vooruit zou kunnen. Maar op het moment dat ik aan mijn scriptie begon, kwam de pc. Deze ervaring illustreert dat veranderingen heel snel kunnen gaan, maar zich vooraf zelden in volle omvang tonen. Hoe goed je uitgangspositie ook is.
We moeten ons dan ook steeds afvragen hoe Nederland optimaal kan profiteren van de kansen en de toepassingen die de transities bieden. Digitalisering draagt nu al veel bij aan onze welvaart: nationaal kan circa een kwart van de economische groei aan digitalisering worden toegeschreven. Het World Economic Forum beschouwt ons als de kopgroep van de wereld.
Vorige week bleek dat we ook volgens de Europese Commissie [DESI index 2017] in Nederland een superinfrastructuur hebben, met hele actieve en vaardige internetgebruikers, vergevorderde digitale overheidsdiensten, en bedrijven die bovengemiddeld veel technologie gebruiken. Maar zijn wij over tien jaar nog steeds zo goed uitgerust?
Andere landen zitten niet stil: Duitsland, de VS en Singapore investeren stevig in de ontwikkeling van hun digitale economie.
Wat kunnen en moeten wij doen?
Wat kunnen we doen om duurzame groei te maximaliseren en risico’s en onzekerheden te minimaliseren? Uiteindelijk gaat het allemaal om het borgen van publieke belangen: zonder vernieuwing geen vooruitgang. Vooruitgang betekent werkgelegenheid, nieuwe kennis en nieuwe producten, verbetering van de gezondheid en leefsituatie van de bevolking.
Wat kunnen wij doen om duurzaam te groeien door de kansen van digitalisering te blijven benutten?
Ik wil die vraag aan de hand van drie thema’s beantwoorden: ontwikkeling en onderwijs, hoe big data en platforms de grote transities beïnvloeden, en hoe we ruimte voor vernieuwing scheppen.
We zullen om te beginnen onze goed opgeleide beroepsbevolking nog beter op verandering moeten toerusten. Met een goede, moderne onderwijsinfrastructuur, en ruim baan voor 21ste eeuwse vaardigheden. Dat betekent dat kinderen vanaf de basisschool met digitale middelen leren en leren programmeren. Aardrijkskunde in de klas is niet langer met de stok de Hondsbossche Zeewering aanwijzen, maar uitzoeken hoe Allstars gympen de wereld over reizen, vanaf de rubberplantages tot aan je eigen deurmat, waar het pakketje van Zalando wordt afgeleverd. En daar dan een infographic van maken, die tijdens een spreekbeurt op het smartboard verschijnt.
Werknemers zullen de overgang maken naar een ander soort banen. Dat zal niet voor iedereen makkelijk zijn of vanzelfsprekend. Het vraagt investeren door werkgevers en werknemers in duurzame inzetbaarheid en in nieuwe vaardigheden, ook digitale vaardigheden. Als alle werkenden in staat en bereid zijn zich te blijven ontwikkelen, dan kunnen ze bijdragen aan vernieuwing én kunnen ze de veranderingen in de aard van het werk aan.
Na onderwijs, zijn big data en digitale platforms steeds belangrijker voor duurzame economische groei. Zij zullen steeds nieuwe digitale innovaties genereren. Big data vormen de brandstof voor onze toekomstige economische groei. Dataspecialist Relx, voorheen ReedElsevier liet mij pas nog zien hoe big data een verdienmodel zijn geworden. Inkt en papier zijn daar vervangen door algoritmen en databases. Verzekeraars, ziekenhuizen, boeren, wetenschappers - ze kunnen allemaal hun voordeel doen met big data, die vaak voortkomen uit de koppeling van systemen. Data van mri-scans en vervolgbehandelingen van patiënten kunnen gecombineerd tot snellere en betere diagnoses leiden. Met satellietdata over de gesteldheid van zijn grond en een slimme tractor, weet een boer precies waar hij moet irrigeren of bemesten. Brabant speelt daar heel slim op in. Bijvoorbeeld met JADS, de Jeroen Bosch academie voor data science. De provincie, Den Bosch, en de universiteiten van Tilburg en Eindhoven werken samen met bedrijven aan een vernieuwende data-kennisinfrastructuur. De regio kan daardoor voorop lopen. In de data gedreven economie spelen digitale platforms, zoals Google, Airbnb, Marktplaats en bol.com een steeds belangrijkere rol in het bij elkaar brengen van vraag en aanbod. Via platforms kan een ondernemer makkelijker producten aan een miljoenenpubliek aanbieden. Daar profiteren ook consumenten van: doordat de concurrentie en transparantie toenemen, hebben zij toegang tot een groter en diverser aanbod, tegen scherpere prijzen en hogere kwaliteit.
De groei van deze bedrijven en de economische en maatschappelijke dynamiek die ze creëren, leiden ook tot nieuwe afhankelijkheden van datagedreven bedrijven. Waar die afhankelijkheden groot en vitaal worden, kunnen publieke belangen in het geding komen. Het is in die omstandigheden van belang dat de overheid de publieke belangen blijft bewaken.
Vorige week vielen door een klein foutje de servers van Amazon voor enkele uren uit. De gevolgen verspreidden zich als een olievlek over de wereld en bleven ogenschijnlijk beperkt tot mensen die even niet bij hun bestanden konden, maar er waren ook mensen die thuis hun licht niet meer konden bedienen. Stel je voor wat er zou gebeuren als morgen Google maps uitvalt? En wat gebeurt er met de data die over ons verzameld worden? Van wie zijn die data eigenlijk? En zijn ze voldoende beschermd tegen cybercriminelen?
Deze vraagstukken betreffen privacy, veiligheid, eigendom en consumentenbescherming, en het zijn vragen over marktverhoudingen. Het zijn nieuwe vragen over de borging van publieke belangen. Nieuwe vragen voor de overheid.
Niet alleen in Nederland overigens, maar ook op Europees en internationaal. De voorstellen voor een Europese digitale interne markt zijn in dat kader van groot belang. Echter, de ontwikkelingen zijn zo nieuw, dat we nog niet alle kansen en risico's kennen, en dus ook niet hoe publieke belangen geraakt kunnen worden. Daarom, en dat is mijn derde punt, is het van belang om ruimte te geven aan vernieuwing. Met wendbare, toekomstbestendige regels en instrumenten. Dat wil zeggen, dat ze én genoeg ruimte bieden om te kunnen ondernemen, innoveren en vernieuwen, én de publieke belangen goed borgen. Die regels en instrumenten vereisen experimenteerruimte, zodat we kunnen leren.
Een zelfrijdende auto kun je niet zomaar de weg op sturen. Maar je kunt wel een testomgeving inrichten, met wegen van Rijkswaterstaat, technologie van universiteiten, fabrikanten. Het wetsvoorstel Experimenteerwet zelfrijdende auto moet daarvoor de wettelijke barrières wegnemen, zodat fabrikanten makkelijker prototypes kunnen testen. Hoe eerder we van dit soort experimenten kunnen leren innoveren, hoe beter. De concurrentie in het buitenland zit immers niet stil. We geven burgers, hogescholen en universiteiten, en overheden de ruimte om nieuwe technologie in te zetten door ze te helpen ontwikkelen. Ook de overheid zelf moet vernieuwing toelaten en benutten. Burgers en bedrijven vragen terecht een goede digitale dienstverlening door, of het nu gaat om de belastingaangifte, of het aanvragen van een studielening of een vergunning. Dat betekent dat de overheid ook zelf moet zorgen voor slimme, veilige en betrouwbare systemen. En door als launching customer op te treden, kan de vernieuwing ook een bredere impact hebben.
Dames en heren,
Digitalisering en big data zijn al langer onderdeel van onze samenleving en onze economie. Nederland loopt voorop, mede dankzij de goede samenwerking tussen overheid, bedrijfsleven en wetenschap. Maar nieuw en ongekend is de schaal waarop, en mate waarin de data-economie onze samenleving beïnvloedt. Digitalisering en big data economie kunnen een essentiële bijdrage leveren aan de grote transities waar onze samenleving voor staat. Daarmee bieden zij extra kansen op duurzame groei. Maar het gaat niet vanzelf. Het vraagt om onderwijs en scholing die mensen toerusten voor de digitale toekomst. Om onze beroepsbevolking innovatief en vaardig te houden. En het vraagt om ruimte geven aan vernieuwing. Door regels en instrumenten wendbaar en toekomstgericht te maken. Daarbij kan de overheid ook zelf het goede voorbeeld geven in haar eigen handelen. En het vraagt om oog houden voor de publieke belangen die geraakt kunnen worden door nieuwe data gedreven bedrijfsmodellen. Want naast kansen kunnen er ook risico's zijn.
Maar misschien is de toekomst uiteindelijk wel overzichtelijker dan we denken. Want zoals samenwerking, creativiteit en ondernemersgeest ons gebracht hebben waar we nu staan, zo geldt ook voor de toekomst dat alleen de samenwerking tussen alle relevante partners ons kan helpen om kansen te creëren en te benutten. In die geest, kan Nederland de digitale toekomst aan.