Toespraak van minister Kamp over de Staat van de Economie 2017
Toespraak van minister Kamp (EZ) over de Staat van de Economie in Den Haag op dinsdag 14 januari 2017.
Dank aan het CBS voor de heldere presentatie van de cijfers over 2016. Het beeld dat eruit naar voren komt is positief en dat is prettig aan het eind van een kabinetsperiode.
In vier jaar zijn we van een economische krimp van 1% naar een stabiele groei van 2% gegaan, hoger dan in eurozone, hoger dan de omliggende landen. Dat is goed, want we hadden nog wat in te halen. Dit jaar wordt het tekort op Rijksbegroting weggewerkt, ook dat is een zeer gunstige ontwikkeling.
De werkgelegenheid stijgt snel. Zij versnelt niet alleen van jaar op jaar, maar ook van kwartaal op kwartaal. 53.000 banen erbij in één kwartaal, dat is echt een heel gunstige situatie. Tegelijk daalt ook de werkloosheid, ook dat gaat uitstekend.
De koopkracht is vorig jaar fors gestegen, meer dan we hadden verwacht. Het consumentenvertrouwen is het hoogste in negen jaar en dat legt ook een goede basis voor de komende tijd, want economie is ook heel veel gevoel en psychologie.
De export blijft jaar na jaar groeien en we zien nu ook een sterke groei van de industriële productie. Het belang daarvan was in Nederland veronachtzaamd, maar nu niet meer. We snappen hoe belangrijk het is dat we deze basisactiviteiten in ons land houden. Op dit moment hebben we een groei van de industriële productie tegen de 5% aan, dat is zelfs hoger dan in Duitsland. Ook ons bruto binnenlands product is weer op het niveau van voor de crisis.
De verklaring van dit alles ligt in de kracht van het Nederlandse bedrijfsleven, dat zijn de ondernemers en hun medewerkers. Zij presteren heel goed en kunnen de concurrentie op de wereldmarkt aan. Dat is heel knap want er zijn talloze slimme ondernemingen en landen die van alles bedenken. Wij doen dat ook en wij doen dat succesvol. Dat bewijst de kracht van het Nederlandse bedrijfsleven.
Ook belangrijk is de kwaliteit van de collectieve voorzieningen, het werk van de mensen in het onderwijs, de gezondheidszorg, de infrastructuur, de energievoorziening. Dat zijn allemaal zaken waar onze ondernemers zich niet druk over hoeven te maken. Zij kunnen doen waar ze goed in zijn en dat tot een succes maken. Degenen die zorgen dat het land en de collectieve voorzieningen op orde zijn, dragen bij aan dat succes.
En – dat mag gezegd worden – ook de stabiliteit en productiviteit van het kabinet draagt daaraan bij. Het is aangetreden in november 2012. We zitten nu in februari 2017 en we gaan tot de laatste dag door met doen wat nodig is.
Het kabinet heeft meer dan honderd handelsmissies uitgevoerd, naar sommige landen zelfs meerdere keren. Naast de minister van Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking (BHOS) en ikzelf, hebben ook andere ministers daaraan meegedaan. Bij elkaar heeft nog geen kabinet heeft zo veel missies gerealiseerd als wij.
Het kabinet heeft met succes structurele hervormingen doorgevoerd.
De overheidsfinanciën zijn op orde gebracht. We hebben ook gezorgd dat wetenschappelijke kennis van universiteiten en instellingen beter toegankelijk is voor ondernemers. Wij zorgen ervoor dat bedrijven zo dicht mogelijk op de kennisinstellingen zitten, waardoor al die kennis ook sneller ten goede komt aan de consument. Daartussenin zitten de bedrijven die er geld mee verdienen en werkgelegenheid creëren.
Dan is er het punt van de financiering van het bedrijfsleven.
De bestaande regelingen om het bedrijfsleven te ondersteunen zijn goed voor zo’n 12,5 miljard. U heeft vorige week gezien dat we – in de nadagen van dit kabinet – een nieuwe investerings- en ontwikkelingsinstelling hebben opgericht om het bedrijfsleven te stimuleren. Al de bestaande regelingen van EZ, BHOS en Financiën gaan bij elkaar komen in dit Invest-NL. Dat wordt een privaatrechtelijke instelling met een honderd procent aandeel van de overheid, maar ook op afstand van de overheid. Invest-NL krijgt 2,5 mld. kapitaal ter beschikking om risicodragend te investeren in bedrijven en publiek-private projecten. Daarmee kun je weer ander geld aantrekken. Zo komt nog eens 12,5 mld. financiering ten behoeve van het bedrijfsleven beschikbaar. Dat is een grote vooruitgang.
Een tweede punt is de kennisontwikkeling door bedrijven, kennisinstellingen en overheden. We hebben samenwerking tot stand gebracht tussen universiteiten, hogescholen en grote en kleine bedrijven op campussen en fieldlabs. Daar kunnen ze samen innoveren. Wij betrekken vooral MKB-bedrijven erbij, want juist bij die bedrijven zit heel veel innovatietalent.
Er zijn nu gezamenlijke onderzoeksprojecten van kennisinstellingen en bedrijven met een financiële stimulans van de overheid en als voorwaarde dat de resultaten voor alle bedrijven toegankelijk worden. Dat loopt heel goed. We hadden de bedoeling om zo 500 mln. per jaar aan extra onderzoek te doen, waarvan 40% voor rekening van de bedrijven zou komen. De uitkomst is dat er één miljard aan extra onderzoek is verricht, waarvan bijna 50% voor rekening van de bedrijven. Dat is echt een succes. Ga eens kijken op hogescholen, hoe dicht bedrijven daarop zitten en hoe enthousiast ze bezig zijn met studenten.
Dan de regeldrukvermindering. Een paar voorbeelden: we hadden eerst in allerlei regelingen tussen de twaalf en twintig verschillende definities van wat ‘loon’ is. Dat maakte het voor iedereen erg ingewikkeld. We hebben daar één loonbegrip van gemaakt en dat is een grote verbetering.
Of neem de pakbrieven bij een verzending van goederen: dat ging eerst op papier van de een naar de ander en nu elektronisch. Ook weer een enorme verbetering. Dat geldt ook voor het zaken doen met de overheid, met offertes en facturen. Dat kan nu allemaal digitaal.
Die regeldrukvermindering hebben we in geld omgerekend. De ambitie van het vorige kabinet, 1 miljard minder, was al gelukt. De ambitie van dit kabinet, 2,5 mld. minder, zal voor het einde van deze kabinetsperiode gerealiseerd zijn.
Dames en heren,
Het is belangrijk om onverminderd attent te blijven, kritisch op onszelf, verbeteren waar dat mogelijk is, ons huis op orde te houden. Want er zijn grote internationale onzekerheden.
Nederland is zijn heel erg gericht op export. Als het VK, onze tweede handelspartner, zich afscheidt van de EU, is dat slecht voor het land zelf en risicovol voor onze exporteurs en dus voor onze economie. Ook het protectionisme in de VS is zeer risicovol. Handelsverdragen en vrijhandel leiden tot vooruitgang: meer werk en welvaart. Protectionisme, afscherming van de eigen markt, leidt zeker op enige termijn onvermijdelijk tot achteruitgang. Dat geldt in sterke mate voor Nederland als succesvol exportland. Wij krijgen daar meer last van dan andere landen. We moeten ons sterk houden om, als het nodig is, alternatieven te kunnen vinden.
Laat me nog enkele aspecten noemen die bepalend zijn voor de economische ontwikkeling in ons land.
Eerst de energietransitie.
We moeten naar C02-arme samenleving in 2050, dat is een uitdaging en een kans. Wat we in eigen land ontwikkelen, kan ook over de grenzen nut opleveren. Als wij succesvolle initiatieven nemen, zijn die voor Nederland én voor andere landen goed.
Ons gebruik van duurzame energie zat op 4,5 % in 2012 en we gaan naar 16 % in 2023. Dat is zeer ambitieus, maar we gaan het halen. We zijn in hoog tempo bezig een nieuwe energie-infrastructuur op te bouwen.
In 2035 zijn alle nieuw verkochte personenauto's volledig emissieloos. Met een gemiddelde van 200.000 per jaar zullen woningen in ons land worden ontkoppeld van het gas. En we zorgen dat in 2020 bij duizend melkveehouderijen mestvergisters staan, zodat de mest verwerkt wordt en er energie uit wordt gehaald. We zijn ook bezig om te zorgen dat we aardwarmte van 3,5 à 4 km diepte op grote schaal gaan benutten voor verwarming van woningen, kantoren en overdekte sportvoorzieningen.
Dit maken we mogelijk door te innoveren. We hebben steeds meer belang bij innovatie om de daling van de beroepsbevolking te compenseren. Met innovatie kunnen we, via verhoging van de arbeidsproductiviteit, toch economische groei in stand houden.
We hadden de ambitie om voor de kust van Nederland de vijf grootste windparken van de wereld neer te leggen, waarbij we de kosten van die parken in tien jaar met 40% wilden laten dalen. We zijn erin geslaagd die kosten in drie jaar tijd met 55% te laten dalen. Onze bedrijven zijn nu bezig met ontwerp, aanleg, onderhoud en organisatie van die windparken en doen nu kennis op die ze weer op de exportmarkten kunnen gebruiken.
Ten slotte wil ik iets zeggen over de arbeidsmarkt.
Er is grote behoefte aan flexibiliteit bij ondernemers, bij werkgevers. Ze willen graag nieuwe kansen pakken, maar ze moeten er rekening mee houden dat het ook weer tegen kan zitten. Ze willen snel mensen aan kunnen nemen, maar willen ook weer teruggaan naar hun oorspronkelijke bestand als dat vanwege omstandigheden nodig is.
Werkgevers zien vaste contracten als risicovol. De groei van tijdelijke contracten en zzp'ers is duidelijk. Het aantal zzp’ers is in tien jaar met 50 % gestegen. Vorig jaar groeide het aantal werkende personen met 167.000. Daarvan begonnen er 37.000 als zelfstandige, de andere 130.000 als werknemer. Van die 130.000 kregen 21.000 een vaste aanstelling. De verhouding tussen vast en flex moet anders. Het uitgangspunt kan niet anders zijn, dan de meerwaarde die een werknemer moet hebben voor een werkgever. Je bent werkgever, er moet iets gedaan worden en daar wil je iemand voor in dienst nemen die meerwaarde voor jouw bedrijf moet hebben. Dan ben je ook bereid een contract met zo’n werknemer aan te gaan. En dan kan daar ook zekerheid aan ontleend worden. Niet aan het contract, maar aan het feit dat je meerwaarde biedt.
Het is dus belangrijk dat werknemers voortdurend bezig blijven in een snel veranderende omgeving hun kennis, vaardigheden en inzetbaarheid op peil te houden. Daar moeten ze zélf in investeren. Naarmate dat lukt, ontstaat er ook vastigheid en zekerheid. Werkgevers moeten hen daartoe stimuleren en in staat stellen. En de overheid moet eraan bijdragen dat de benodigde voorzieningen beschikbaar zijn, laagdrempelig en hoogwaardig.
Als je daar de werknemers toe in staat stelt, je zorgt voor een intensieve van-werk-naar-werk-aanpak en je organiseert dat zo dat het in korte tijd tot resultaat leidt, dan maak je de verhoudingen gezonder. Dat leidt tot meer kansen, meer werk, meer zekerheden voor werknemers en een betere verhouding tussen vast en flex.
Het is onmiskenbaar dat de dynamiek op de arbeidsmarkt groter is geworden. Het Nederlandse exportsucces wakkert de vraag aan. Robotisering en digitalisering maken het werk dat verricht moet worden, interessanter en uitdagender. De saaie werkzaamheden worden overgenomen. Ook studenten raken steeds meer geïnteresseerd in ondernemerschap. Vroeger kwam het niet in je op om ondernemer te worden. Recent hebben 600.000 studenten zich verdiept in ondernemersvaardigheden. Bijna een op de zes werkenden in Nederland, werkt nu voor eigen rekening en risico.
Met elkaar hebben we in Nederland een dynamische, concurrentiekrachtige en succesvolle economie. We hebben elkaar en de wereld wat te bieden en zijn in staat dat ook uit te dragen. We krijgen niets voor niets, staan voor uitdagingen, maar kunnen die aan. Dat is anno 2017 de staat van onze economie.