Toespraak van minister Bussemaker bij Cultuur in Beeld

Toespraak van minister Bussemaker (OCW) bij Cultuur in Beeld op 7 december 2016 in Rotterdam.

Dames en heren,

Een paar weken geleden reikte ik de Johannes Vermeerprijs uit aan Steve McQueen. McQueens beroemde film '12 years a slave' vertelt het waargebeurde verhaal van Solomon Northup, die begin 19e eeuw tot slaaf gemaakt wordt in het zuiden van de Verenigde Staten. Als hij nog maar nét op de plantage te werk is gesteld, komt hij in verzet en moet dat bijna met zijn leven bekopen. In de meest indrukwekkende scene van de film, hangt hij minutenlang aan een galg waarbij hij met zijn tenen nog maar ternauwernood de modderige grond raakt. Zo danst hij minutenlang tegen de dood. Het leven op de plantage, schitterend in beeld gebracht, gaat gewoon door.

Wie het werk van Goya kent, zal in deze scene beelden van diens schilderijen herkennen. Net als Goya gebruikt Steve McQueen de schoonheid van het beeld om onze blik gevangen te houden – we moeten kijken terwijl we niet willen zien. Zo worden we door McQueens beelden gedwongen te reflecteren – op onrecht, onmacht en verzet. Op vrijheid en identiteit. Op diepmenselijke onderwerpen die ons tot aan vandaag bezighouden.

Als NRC aan McQueen vraagt of hij zijn kunst gebruikt om maatschappelijke verandering te bewerkstelligen, zegt hij (en ik citeer):

'Kunst reageert altíjd op vragen over het leven, over de maatschappij, over wie je bent. Kunst gaat nooit alleen over esthetiek. Ook Van Gogh probeerde met zijn zonnebloemen een band met de wereld te creëren. Kunst gaat altijd over álle aspecten van het leven.'
Mc Queen zegt daarom ook: 'Ik maak mijn werk niet voor de kunst, of voor de kunstwereld. Maar om iets in de wereld te zetten.'

[…]

Toen ik 4 jaar geleden mijn eerste Cultuur in Beeld-bijeenkomst opende, leerde ik een cultuursector kennen die diep was getroffen door de harde bezuinigingen. Maar die vooral ook ontmoedigd was door het gebrek aan waardering voor die omvangrijke, brede betekenis van kunst. Het is mijn inzet geweest om die waardering terug te brengen.

Om kunst en erfgoed weer te benaderen vanuit de artistieke waarde, en de maatschappelijke impact die daaruit voortvloeit. Niet de economische opbrengsten of  het maatschappelijk nut, maar het culturele staat in mijn cultuurbeleid weer centraal.

En hoewel er (grote) financiële zorgen zijn en sommige gezelschappen en instellingen hard moeten vechten om te overleven – ik ben mij daar zeer van bewust -  zie ik een cultuursector die in vrijheid en vol zelfvertrouwen zijn kunst in de wereld kan zetten.

Dat Toneelgroep Amsterdam een week voor de verkiezingen in Amerika, stampend volle zalen trok in New York met Shakespeares 'The kings of war' is maar één van de vele voorbeelden daarvan. En ik zou nog vele andere voorbeelden kunnen geven.

Die brede betekenis van kunst en erfgoed was ook leidend voor mijn belangrijkste aandachtspunten: talentontwikkeling, een groter publieksbereik én cultuureducatie – de ruggengraat van het cultuurbeleid.

De verleiding is groot om vandaag met trots terug te kijken op wat we daar samen in bereikt hebben. De invoering van de MBO Card bijvoorbeeld, die al door 9 van de 10 jongeren op de roc’s is aangevraagd, in anderhalf jaar.

Het behoud van de cultuurkaart voor middelbare scholieren, nu ook (en dat vind ik heel belangrijk) op het vmbo.
En 25 miljoen extra voor beter muziekonderwijs op álle Nederlandse scholen. Voor een regeling die leraren daarin traint, en steeds overtekend wordt.

Maar ik kijk vandaag liever vooruit. Om te zien hoe we de impact van kunst en erfgoed verder kunnenbrengen. Niet voor niets staat vandaag het thema diversiteit prominent op de agenda bij deze editie van Cultuur in Beeld. Terecht.

We leven in een tijd waarin mensen het vertrouwen in de politiek kwijtraken en politici dat wantrouwen voeden met fact free politics. De scheiding tussen verschillende werelden lijkt toe te nemen. En daarmee worden de beelden óver elkaar eenzijdiger en vijandiger.

Er is dus heel veel behoefte aan kunst en erfgoed, die juist het vermogen hebben om ons méérdere perspectieven te bieden. Om die kloven van onbegrip en onmacht te overbruggen met schoonheid als verleider en de verbeelding als verbinder.

Maar dan moeten we er wel voor zorgen dat ál die verschillende perspectieven gehoord en gezien kunnen worden. Door zoveel mogelijk verschillende mensen.

Mensen met een biculturele achtergrond, maar ook laagopgeleiden of mensen die zich op dit moment op allerlei manieren niet gehoord en niet erkend voelen. Diversiteit in de grootst mogelijke zin.

Om u een mooi voorbeeld te geven uit een andere sector: vorig jaar begon De Correspondent een zoektocht naar meer medewerkers met een biculturele achtergrond. Er werken inmiddels zo’n 16 nieuwe losse en vaste krachten op de redactie. Maar interessanter dan die cijfers is wat het betekende voor de kwaliteit.

Zo mocht het blad op het hoogtepunt van de vluchtelingencrisis vorig jaar, Rodaan al Galidi’s ervaringen in een asielzoekerscentrum publiceren.
Er werd een stuk gepubliceerd over etnisch profileren door iemand die daar zelf ervaring mee had en erop was gepromoveerd. En er kwam een themakrant over de hiphop, straatcultuur van jongeren en de maatschappijvisie die daaruit voortkomt. Maar ook over neutrale onderwerpen zoals vergrijzing bleek het verrijkend om mensen met een andere achtergrond over dit thema te laten schrijven.

En hoewel journalistiek natuurlijk een andere functie heeft, ben ik ervan overtuigd dat meer kleur op en achter de podia, concertzalen en musea ook bijdraagt aan een verrijking van de verbeelding en de kansen om (zoals Mc Queen zegt) je kunst in de wereld te zetten.

Ik zie dat bewustzijn de laatste tijd groeien. Niet alleen bij Stichting Julius leeft, die al jaren mensen uit verschillende werelden bij elkaar brengt op en achter het podium. En belangrijke thema’s vanuit een onconventionele hoek belicht.

Maar ook bij het Nationale Toneel bijvoorbeeld, dat mensen in de Haagse Schilderswijk sinds kort laat meepraten over programmering. En het stuk ‘Race’ op de planken zette, waarbij een gemengde cast dit  uiterst actuele thema in kunst omzette.

Ik zie het bij het Rijksmuseum, dat niet alleen veel verschillende publieksgroepen naar het museum heeft weten te trekken. Maar bijvoorbeeld ook de informatie over werken uit de koloniale geschiedenis zo heeft veranderd dat ook Nederlanders met een migratieachtergrond zich erin herkennen.

En ik zag het bij het stuk Nobody Home, geregisseerd én gespeeld door in Nederland opgeleide acteurs met een vluchtelingenachtergrond, dat mij meer inzicht gaf over die problematiek dan alles wat ik erover in de krant heb gelezen. Omdat het persoonlijke ervaringen verbeeldde op een manier die ze uittillen boven het alledaagse.

Maar als het om diversiteit in de cultuursector gaat, is er ook nog een wereld te winnen. Dat schrijven een aantal voortrekkers uit de sector, gisteren online en vandaag in Trouw. Dat bewijst ook deze editie van Cultuur in Beeld.

En het bleek ook uit een onderzoek dat de theatersector zélf deed naar publieksbereik, en waaruit bleek dat lager opgeleiden en mensen met een biculturele achtergrond zich niet voldoende herkennen in het aanbod en zich niet voldoende thuis voelen in de Nederlandse theaterzalen. Daar ligt dus nog een potentieel dat ontgonnen kan worden. En dat begint met bewustwording, met de erkenning van dat probleem. Door innovatiever aan te kijken tegen de functie van je theater of schouwburg. En door je bewust te worden van stereotypen en vooroordelen die ieder mens heeft. Ja, misschien wij ook.

Zo vertelde een theatermaakster met een Marokkaanse achtergrond mij dat ze haar voorstelling presenteerde aan een schouwburgdirecteur die opmerkte: 'Hé, je hebt een voorstelling gemaakt, en het gaat niet over radicale moslims?'

En het vraagt ook, met name bij de mensen in raden en besturen, en de castingbureaus, om bewust  eens niet naar mensen te zoeken die op je lijken, en andere netwerken aan te boren. Dat de fondsen die zoektocht zijn begonnen, juich ik daarom echt toe.

Om diversiteit te bevorderen vraag ik culturele instellingen jaarlijks verantwoording af te leggen. Aan te geven hoe ze vorm en inhoud geven aan die diversiteit in de samenleving. De diversiteit die onmiskenbaar de norm is geworden. En die we dus ook terug moeten zien in de zalen, het aanbod op de podia, concertzalen, musea en archieven.

En ik heb de Code Culturele diversiteit uit een diepe la gehaald waar mijn voorganger ‘m had ingelegd. Omdat zo’n code uitgaat van bewustwording vóór en achter de schermen, en ik wil hem daarom ook niet verplichten. Maar ik heb er wel extra geld ingestoken om hem onder de aandacht te brengen.

Nu ligt het in úw handen.

Dames en heren,

Ik moet nu direct naar een optreden in het kader van Meer muziek in de klas, om de Koningin te begeleiden. Die kun je helaas nóóit laten wachten. En dat wil ik ook niet, want centraal bij die bijeenkomst staat de ambitie om alle kinderen weer meer muziek te laten maken, een taal die we allemaal spreken en die ons verbindt.

Maar ik kom vanmiddag terug. Om met u verder te praten over diversiteit. En ook na vandaag vraag ik u om dit onderwerp vast te houden. Ook - of misschien juíst –  als er een andere politieke wind waait.

Met John F. Kennedy zeg ik: 'I see little of more importance to the future of our country and our civilization than full recognition of the place of the artist.'
En voor die erkenning is het belangrijker dan ooit, om kunst en erfgoed te laten zien en te laten doorklinken. In de wereld te zetten. Tot in de háárvaten van de samenleving.

Ik wens u vandaag heel veel succes, tot later!