Dekker: Geld voor passend onderwijs moet in de klas terechtkomen
Een deel van het geld voor passend onderwijs is afgelopen anderhalf jaar niet uitgegeven. In totaal gaat het om ruim 111 miljoen euro. Dat geld had volgens staatssecretaris Sander Dekker (Onderwijs) echt grotendeels in de klas terecht moeten komen. Hij schrijft dat dinsdag aan de Tweede Kamer.
Samenwerkingsverbanden kregen vorig jaar 1,16 miljard euro van de overheid om kinderen te helpen die een steuntje in de rug nodig hebben. Het gaat dan bijvoorbeeld om kinderen met autisme, gedragsproblemen, een lichamelijke handicap of andere beperkingen. De samenwerkingsverbanden verdelen het geld onder scholen die kinderen extra ondersteuning bieden.
‘We zien dat veel samenwerkingsverbanden netjes met hun geld omgaan. In heel veel gevallen krijgen kinderen de ondersteuning die ze nodig hebben én is er een gezonde reserve om tegenvallers mee op te vangen’, zegt Dekker. ‘Maar er zijn ook uitschieters waar meer dan 25 procent van het budget op de plank ligt. Dat is niet uit te leggen. Met die miljoenen hadden we heel veel kinderen kunnen helpen. En hadden leraren het een stuk minder zwaar kunnen hebben in de klas.’
In het basisonderwijs hebben samenwerkingsverbanden gemiddeld 9 procent van het budget over, in het voortgezet onderwijs circa 10 procent. Dekker vindt het verstandig dat er wat reserves zijn om tegenvallers op te vallen, maar stelt tegelijkertijd dat de buffers bij een aantal samenwerkingsverbanden nu echt veel te fors zijn. ‘Daar moet het echt anders’, vindt Dekker.
Hij wil in de volgende jaarverslagen dan ook verbetering zien. ‘Dit geld moet echt rollen. Het is er tenslotte voor de kinderen.’ Hij heeft de inspectie gevraagd om de reserves met de schoolbesturen en de samenwerkingsverbanden te bespreken. Ook komen er bijeenkomsten om te zorgen dat de samenwerkingsverbanden hun jaarverslagen verbeteren, zodat ze onderbouwen waar de reserves voor nodig zijn. De samenwerkingsverbanden mogen het overgehouden geld alsnog uitgeven.
De staatssecretaris schrijft in de Kamerbrief verder dat scholen, leraren, besturen en samenwerkingsverbanden de afgelopen 2,5 jaar hard hebben gewerkt aan de invoering van passend onderwijs. Er wordt veel vaker gekeken naar wat een kind wel kan, in plaats van wat het niet kan. ‘Daardoor kunnen meer kinderen weer meedoen op een reguliere school. Dat maakt voor kinderen een wereld van verschil’, aldus Dekker.
Hij vindt het positief dat ouders en scholen steeds vaker afspraken maken over maatwerk, bijvoorbeeld door een speciaal klasje beschikbaar te maken of door gespecialiseerd personeel in te huren. Ook is hij blij met de nauwere samenwerking tussen het reguliere en speciale onderwijs, en het feit dat onderwijs en zorg elkaar op veel plaatsen vaker weten te vinden. Steeds meer leraren volgen een master om beter met passend onderwijs uit de voeten te kunnen en ook de lerarenopleidingen besteden hier expliciet aandacht aan.
Toch is het passend onderwijs volgens Dekker nog niet klaar. Zo waren er in het schooljaar 2015-2016 4200 kinderen die langer dan drie maanden zonder passend aanbod thuiszaten. De zorgplicht die scholen hebben, wordt nog te vaak niet nagekomen. En de organisatie van samenwerkingsverbanden is niet overal op orde. Samen met alle betrokken partijen wordt de komende tijd verder gewerkt aan verbetering hiervan.