Kabinetsreactie op NIOD-verkenning Srebrenica
Nederland is bij de val van de VN-enclave Srebrenica in juli 1995 niet in de steek gelaten door bondgenoten. Dat blijkt uit een verkenning die is uitgevoerd door het NIOD Instituut voor Oorlogs-, Holocaust- en Genocidestudies.
Op dit moment is er geen aanleiding om een nader onderzoek in te stellen naar de val van Srebrenica. Dat stelt het kabinet in een reactie op de verkenning door het NIOD die vandaag, samen met het rapport, naar de Tweede Kamer is verstuurd.
In de zomer van 2015, twintig jaar na de val van de VN-enclave, ontstond veel publiciteit over de vraag of de bondgenoten Frankrijk, het Verenigd Koninkrijk en de Verenigde Staten geheime afspraken hadden gemaakt over het niet geven van luchtsteun. Ook was aan de orde of inlichtingendiensten van bondgenoten voorkennis hadden van de Bosnisch-Servische aanval op Srebrenica, die niet met Nederland zou zijn gedeeld. Het NIOD heeft op verzoek van het kabinet een verkenning uitgevoerd naar deze onderwerpen.
Volgens het NIOD is niet gebleken dat de genoemde landen geheime afspraken hebben gemaakt om het luchtwapen niet meer in te zetten. Over de voorkennis van de aanval concludeert het NIOD dat niet is gebleken dat bondgenoten op de hoogte waren van een concreet Bosnisch-Servisch plan om de enclave Srebrenica aan te vallen en volledig in te nemen.
De NIOD-verkenning heeft de kennis van de onderzochte onderwerpen vergroot en geeft voor het kabinet geen aanleiding de bevindingen van het NIOD-rapport 'Srebrenica, een 'veilig' gebied' uit 2002 en het rapport van de parlementaire enquêtecommissie 'Missie zonder vrede' uit 2003 ter discussie te stellen.
Zoals het NIOD opmerkt, kan het zijn dat in de toekomst nog belangrijke documenten of getuigenissen beschikbaar komen. Als dat gebeurt, zal het kabinet opnieuw bekijken of er aanleiding is voor een nader onderzoek.