Toespraak staatssecretaris Dekker bij Avond Wetenschap & Maatschappij
Toespraak van staatssecretaris Dekker (OCW) bij de 17e Avond van Wetenschap en Maatschappij, op 3 oktober 2016 in de Ridderzaal in Den Haag.
Dames en heren,
Het is mij een eer om hier vanavond te staan, in deze prachtige Ridderzaal.
Een zaal die staat voor 800 jaar Nederlandse geschiedenis. Onze geschiedenis.
In de Middeleeuwen werden hier al luisterrijke feesten gegeven. Net als vanavond kwamen daar mensen heen in de meest prachtige kledij. Het verschil is alleen dat waar we nu netjes de gangen geserveerd krijgen, er destijds complete varkens aan het spit en geroosterde schapen naar binnen werden gereden.
De Ridderzaal heeft door de eeuwen heen zaak gedaan als feestzaal, rechtbank en markthal. Maar de belangrijkste gebeurtenis vond hier plaats op 26 juli van het jaar 1581. Op die dag kwamen de afgevaardigden van de 7 toonaangevende provincies bijeen om Philips II, de koning van Spanje, af te zweren.
De provincies, die elkaar in het verleden vaak hadden dwarsgezeten en bevochten, gingen vanaf die dag samenwerken. Ze wisten dat ze samen veel meer kans maakten om de Spaanse koning tot vertrekken te dwingen, dan als ieder voor zich verzet bood. En dus werden verschillen overbrugd om ten strijde te trekken voor een gemeenschappelijk doel: een vrij en onafhankelijk Nederland.
De provincies stelden gezamenlijk hun onafhankelijkheidsverklaring op: het Plakkaat van Verlatinghe. En daarmee begint de geschiedenis van de Nederlandse Republiek.
We zijn dus niet op zomaar een plek bijeen. Hier liggen de fundamenten van Nederland. En dat vieren we ieder jaar op Prinsjesdag, als de voltallige Staten-Generaal hier in verenigde vergadering bijeenkomt om het nieuwe parlementaire jaar in te luiden.
We hebben sinds de Nederlandse Republiek veel vooruitgang geboekt. We leven in 1 van de meest vrije, veilige en welvarende landen ter wereld. Nederland is een land waar je kunt zijn wie je bent. Waar je kunt gaan en staan waar je wilt. Waar je kunt zeggen wat je vindt. Waar we mensen niet laten vallen als het even tegenzit.
Maar we vergeten wel eens dat al die verworvenheden ons niet zijn komen aanwaaien. Dat onze voorouders er met elkaar hard aan hebben gewerkt om Nederland te maken tot wat het nu is. Gevochten hebben voor onze vrijheid. Onze burgerrechten hebben vormgegeven. Onze verzorgingsstaat hebben opgebouwd. Stap voor stap. Steen op steen. Dat is vooruitgang.
Maar Nederland is nooit klaar. Er zijn altijd weer nieuwe uitdagingen. Ook vandaag. Of het nu gaat om ons milieu of onze gezondheid. Om onze voedselvoorziening of de banen van morgen.
Ik ben een optimist. En ik geloof in vooruitgang. Ik geloof dat volgende generaties het beter zullen hebben door de dingen die we vandaag doen. Zoals dat in het verleden ook steeds het geval is geweest.
Maar ik geloof wel dat de bronnen van vooruitgang veranderen. Waar onze voorouders de barricades bestormden om de vrijheid te veroveren, of meer recent hun heil zochten in een grotere rol van de staat op het vlak van zorg en welzijn, zijn de ogen vandaag de dag gericht op de wetenschap. Misschien is wetenschap eigenlijk nog wel het enige dat ons echt met sprongen vooruit kan helpen. Met nieuwe ontdekkingen, inventieve oplossingen, technologische innovaties. Wetenschap verlegt grenzen waarvan we dachten dat die onwrikbaar waren.
Dat betekent ook dat we de kansen die wetenschap ons biedt maximaal moeten benutten. Wetenschap – het doen van onderzoek – is geen doel op zich. Het is een middel om de kennis van de wereld om ons heen te vergroten. En daarmee die wereld beter te maken. Om zo uiteindelijk bij te dragen aan het oplossen van maatschappelijke vraagstukken. Aan het aanjagen van onze economie.
En als we nu kritisch kijken naar de maatschappelijke en economische impact van wetenschap, dan denk ik dat het beter kan.
Onze kennisinstellingen hebben doorgaans dikke muren. Muren die bescherming bieden aan eigenzinnige wetenschappers. Waarbinnen zij de rust en ruimte vinden om hun werk goed te doen. Maar die dikke muren brengen ook een risico met zich mee. Als we niet oppassen, wordt die beschermende omgeving een vesting. Een vesting waarin onderzoekers zich al dan niet bewust verschuilen. Met ramen zo hoog, dat ze nog net genoeg licht binnenlaten, maar het zicht op de buitenwereld ontnemen. Waardoor de wetenschap het gevoel met de realiteit soms dreigt te verliezen.
Ik zie dat bijvoorbeeld bij de enorme publicatiedruk die onderzoekers ondervinden. Het schrijven van wetenschappelijke artikelen behoort tot de kern van uw werk. Laat daarover geen misverstand bestaan. En onze wetenschappers zijn daar ook ontzettend goed in. Kijk maar naar alle internationale rankings. Maar wat zegt dat nu eigenlijk? Het gaat vaak om publicaties in zeer gespecialiseerde tijdschriften. Voor en door vakgenoten. Meestal in een taal die onbegrijpelijk is voor mensen van buiten. Ja, soms zelfs voor collega’s aan het andere eind van de gang. Als dat de enige manier is waarop we kwaliteit beoordelen, dan wordt de wetenschap wel heel erg klein.
En ook de manier waarop onderzoek en kennis worden gedeeld is nog te zeer gesloten. De dure abonnementen van grote wetenschappelijke uitgeverijen maken het werk van onderzoekers nagenoeg ontoegankelijk voor mensen van buiten. Kennis die met publiek geld tot stand is gekomen, is voor datzelfde publiek gewoonweg niet beschikbaar. Een leerkracht of huisarts die meer wil weten over de laatste stand van het onderzoek, komt vaak niet heel ver.
Ik vind dat er meer aandacht moet komen voor de maatschappelijke functie en meerwaarde van wetenschap. Gelukkig zie ik steeds meer onderzoekers die dit ook vinden. Kijk alleen vanavond maar rond in deze zaal.
Of neem de Nationale Wetenschapsagenda die universiteiten, hogescholen, bedrijfsleven en kennisinstellingen vorig jaar opstelden. Een agenda bedoeld om antwoorden te vinden op vragen die mensen uit alle geledingen van onze samenleving hebben. Vorig jaar kwamen er maar liefst 12.000 vragen binnen waarmee wetenschappers enthousiast aan de slag zijn gegaan. De kwantiteit én de kwaliteit van de vragen uit de samenleving en de spannende wetenschap die dat oplevert, hebben iedereen positief verrast. Het leidde tot nieuwe samenwerkingen – tussen wetenschappelijke disciplines en tussen wetenschappers, maatschappelijke organisaties en bedrijfsleven. Mijn complimenten aan iedereen die eraan heeft bijgedragen!
En ook de inzet van NWO en de VSNU – de koepelorganisaties van universiteiten – op het vlak van 'open access' verdient waardering. Deze organisaties hebben zich principieel uitgesproken voor meer openheid van onderzoeksresultaten – en lopen daarmee voorop in Europa. In de onderhandelingen met grote uitgeverijen worden belangrijke resultaten geboekt. Resultaten die er straks toe zullen leiden dat ook leraren, huisartsen en kleine bedrijven hun voordeel kunnen doen met de kennis die u hier creëert.
Dames en heren,
Wetenschap die wil samenwerken, kennis wil delen, die openstaat voor vragen. Dat is wetenschap die uiteindelijk échte impact heeft.
En daarom doe ik ook een beroep op u. Een beroep op de hier aanwezige wetenschappers. Ik hoop dat u uw collega’s in de labs weet te overtuigen van het belang van een wetenschap die zich richt op wat de samenleving bezighoudt. Dat u ze wijst op de belangrijke waarde van samenwerken en van kennis delen.
En een beroep op alle anderen hier aanwezig. Nodig onderzoekers uit om mee te denken over de uitdagingen waar u voor staat. Inspireer en stimuleer elkaar om. Investeer in wetenschap.
Laat u inspireren door de 7 provincies die hier ruim 400 jaar geleden een verbond sloten om samen Nederland een betere toekomst te geven. Ga voor het idee van vooruitgang.
Door de eeuwen heen hebben generaties daaraan gewerkt. Steeds weer opnieuw. Met de middelen die ze toen tot hun beschikking hadden. Wij doen het nu op onze manier. Met de wetenschap als bron.
Een toekomst waarin alle Nederlanders het beter krijgen – begint vanavond.
Ik dank u wel.