Toespraak minister Bussemaker op het DRONGO Talenfestival
Toespraak van minister Bussemaker (OCW) op het DRONGO Talenfestival in Utrecht op 1 oktober 2016.
Dames en heren,
Als we een ding kunnen leren uit het fragment dat we zojuist zagen, dan is het dit: Taal, identiteit en cultuur zijn onlosmakelijk met elkaar verbonden. Taal en cultuur zijn elke dag van invloed op onze identiteit. Ze zijn ook voortdurend in beweging, ze zijn organisch.
Het taalgebruik van de 4 mensen in de film maken het Limburgs en de Limburgse subcultuur rijker. Deze mensen hebben hun plek gevonden in het zuiden van het land en verrijken de streek met hun eigen verhaal. Misschien herinnert u zich het Carnaval van dit jaar nog, waar in de Maastrichtse optocht ook Prins Ali de 1e - een vluchteling uit Aleppo - meeliep.
Taal gaat over contact, over communicatie - en dat is per definitie tweerichtingsverkeer. Het is dus een van de krachtigste middelen die we hebben om te voorkomen dat in onze samenleving gescheiden werelden ontstaan.
En in onze cultuur zien we prachtige voorbeelden van waar dat contact toe kan leiden. Dankzij taal verrijkt de schrijver Al Galidi onze literatuur en ons zelfbeeld met Nederlandstalige poëzie en romans. Kader Abdolah komt oorspronkelijk uit Iran en doet precies hetzelfde. Acteur Nasrdin Dchar komt uit Marokko, groeide op in Steenbergen en gebruikt taal om te zoeken naar een nieuw verhaal voor Nederland.
Ik liep vorige week zelf mee in de lange, inspirerende parade van Ieder1. Er was muziek, er waren speeches, er was contact - allemaal dankzij taal.
Actrice Daria Bukvić vluchtte als klein meisje naar Nederland, tijdens de Bosnische burgeroorlog. Ze staat nu met 3 theatermakers uit Iran, Syrië en Bosnië op de planken met de voorstelling Nobody Home - over de zoektocht naar de wortels van hun bestaan in Nederland.
Iets minder bekend is Fitsum Kahsay. Hij is 22 jaar en komt uit Eritrea. Fitsum vluchtte voor een levenslange dienstplicht in zijn land. Hij zwierf 2 jaar door Afrika, voor hij genoeg geld bij elkaar had gewerkt voor een barre boottocht over de Middellandse Zee. Sinds vorig jaar woont hij in Den Haag.
Fitsum heeft 2 dromen: journalist worden en terug naar Eritrea zodra het huidige regime verdwenen is. 3 dagen per week gaat hij naar school voor Nederlandse les - en hij heeft een taalmaatje, die hem moeilijke woorden uitlegt. En vorige maand stond hij met andere statushouders op de planken met een toneelstuk, waarmee ze spelenderwijs hun Nederlands verbeterden en hun publiek een mooie spiegel voorhielden.
En zelf ontmoette ik begin dit jaar in Groningen een groep gevluchte Syrische studenten. Ze zongen een stukje uit The Sound of Music - in het Arabisch en het Engels. Die gezongen taal creeerde iets gemeenschappelijks - ook al hebben zij en ik een andere identiteit, een andere taal, een andere cultuur.
Al deze voorbeelden bewijzen de kracht van taal als cultuurmiddel. En tegelijk is het ook een zachte, kwetsbare kracht, waar we zorgvuldig mee om moeten gaan.
Als je met die blik naar taal kijkt, is het ook niet zo vreemd dat we van vluchtelingen en andere migranten vragen om snel Nederlands te leren. Het helpt nieuwkomers om snel een volwaardige plek in onze samenleving in te nemen. En tegelijk helpt het ons om hen beter te ontvangen. Een gezamenlijke taal helpt ons om dichterbij elkaar te komen - en elkaars leven en cultuur te verrijken. Taal slaat bruggen tussen groepen mensen die elkaar anders niet snel zouden ontmoeten.
De Amerikaanse historicus Russell Shorto laat dat zien in zijn prachtige boek over de geschiedenis van Amsterdam. Ook hij gebruikt taal weer als een manier om onze cultuur te verrijken en erop te reflecteren: hoe is die cultuur ontstaan en door de eeuwen organisch veranderd? En: wat zegt dat over ons - en onze identiteit?
Dat zijn enorm belangrijke vragen, omdat ze ons helpen om onszelf beter te begrijpen. Zodat we ook betere antwoorden kunnen formuleren op vragen over onze waarden en wat die dan in de praktijk betekenen. De antwoorden daarop zijn bovendien heel divers. Taal en identiteit in Friesland verschillen enorm van die in Zeeland. En in de film van zojuist zagen we iets van een Limburgse identiteit, terwijl het Limburgs dat in Kerkrade gesproken wordt enorm verschilt van het Maastrichtse dialect.
Nu hoeven nieuwe Nederlanders natuurlijk niet elk dialect te kennen. Maar taal is wel dé symbolische toegangspoort tot onze samenleving. Het is dus goed dat taalles een eerste vereiste is als je binnenkomt. Maar waarom zouden we daar mee wachten tot migranten een status hebben? Waarom niet meteen de taal leren zodra je hier bent? Dat begint al met taalspelletjes op je iPhone. En waarom laten we migranten niet hun taalles combineren met werk of een opleiding? Werk en school helpen je om de taal nog beter te leren. En het stimuleert migranten om snel actief mee te doen. Zodat we hun talenten zo snel mogelijk kunnen inzetten om onze samenleving te verrijken.
Ik vind dat we daar soms iets te rigide in zijn: eerst de taal, dan inburgeren en dan pas een opleiding. Die volgorde doet geen recht aan het feit dat taal, werk en opleiding elkaar positief beïnvloeden. Gelukkig kunnen we daar echt wel iets mee, door bijvoorbeeld actiever in te zetten op taalles op azc's door vrijwilligers.
Een prachtig voorbeeld waar dat toe kan leiden zagen we laatst aan de Unviersiteit Leiden. Daar hield een derdejaars biologiestudent dit jaar een toespraak bij de opening van het academische jaar. Hij heet Lesage Munyemana en vluchtte 6 jaar geleden uit Congo. Hij hield zijn toespraak met een fraai Brabants accent. Dat is de bonus van de taallessen die hij kreeg in het asielzoekerscentrum in Eindhoven. Les die hij kreeg van vrijwilligers - nog voor hij zijn formele status ontving.
Dames en heren,
De schrijfster Hella Haasse zei het ooit mooi: 'Taal is de uitdrukking van cultuur. Zonder goed onderhoud van de taal verschraalt het denken.' U als taalprofessionals en als -sector speelt daar elke dag een belangrijke rol in. Want taal is het krachtigste instrument dat we hebben om - ieder voor zich - een brug te slaan naar de ander. En het is dus een maatschappelijke verantwoordelijkheid van ons allemaal om in onze taal te investeren. En dat lijkt me een mooi begin van een doorgaand gesprek.
Dank u wel.