Toespraak van minister Bussemaker, bij de opening van het Academische Jaar van de Vrije Universiteit
Toespraak van minister Bussemaker (OCW) bij de opening van het Academische Jaar van de Vrije Universiteit op 5 september 2016 in Amsterdam.
Dames en heren,
Goed om hier te zijn, op de Universiteit waar ik jaren als docent heb mogen werken – jaren waar ik mooie herinneringen aan koester.
De jaaropening is het ideale moment om 'verder te kijken'– zoals het motto van de VU luidt. Verder dan vandaag en verder dan onszelf.
En ik heb 6 eregasten meegenomen, die allemaal onderweg zijn in het leven en in het onderwijs. Ik stel ze graag aan u voor.
Vanmorgen openden we het studiejaar van het mbo op het Lentiz College in Schiedam – de school van Tobias en Chanatda. En daarna openden we het Hogeschooljaar op De Haagse Hogeschool – waar Anushka en Minelfa studeren. En als sluitstuk zijn we hier, op de universiteit van Hafsa en Jeroen.
Deze 6 jongeren hebben kansen gekregen en die gegrepen. Ze hebben bergen beklommen en obstakels overwonnen.
Dat ze zover gekomen zijn, danken ze aan allerlei factoren. Omdat ze zelf 'verder keken' en een duidelijk einddoel voor ogen hadden. Omdat ze doorzettingsvermogen hadden. Maar ook omdat ze geholpen werden.
Zij laten ons de belangrijkste basis onder ons onderwijs zien: het principe dat iedereen zich ten volle moet kunnen ontwikkelen. Dat je allemaal een figuurlijke verrekijker hebt, om turend in de verte dat ene plekje voor jou te zien – en de weg daar naartoe.
De verrekijker van Hafsa was van jongs af aan gericht op de universiteit. Maar de weg ernaar toe was lang en zwaar. In groep 6 van de basisschool werd besloten dat ze groep 8 mocht overslaan. Maar vervolgens werd ze in groep 7 vergeten bij de Citotoets. Dat werd te laat ontdekt en besloot haar middelbare school dat ze op het LWOO werd geplaatst. Omdat haar ouders haar niet konden helpen en ze een klein netwerk had, kwam er niemand voor haar op – ook haar basisschool niet.
En dus zag ze geen andere optie dan er gewoon maar voor te gaan. Ze doorliep alle vmbo-niveaus, daarna de havo, het hbo en de universiteit.
Dit jaar rondt ze de laatste van haar 3 masterstudies af. En intussen heeft ze het vizier in haar verrekijker nogmaals verzet: Hafsa wil de eerste Nederlandse hoogleraar met een hoofddoek worden.
De reis van Jeroen verliep anders. Hij begon op het vwo, maar haalde zijn diploma op het vmbo. Na 3 mbo-diploma’s stelde hij zijn einddoel bij.
Eerst naar het hbo en vervolgens ook de universiteit. Hij rondde zijn 1e master cum laude af. En deze maand volgt zijn 2e mastertitel.
Onze mate van beschaving is te zien aan de kansen die je krijgt om te worden wie ze willen zijn. Hafsa en Jeroen hebben een uitzonderlijke reis gemaakt – langer dan de meesten van ons. Maar ze hebben de kans gekregen.
Dat is helaas niet altijd vanzelfsprekend. Gelijke kansen voor iedereen is een weerbarstig doel. Een ideaal om elke dag voor te blijven knokken.
Waarbij degene die meer hulp nodig hebben, die hulp ook altijd moeten krijgen. Anders zijn gelijke kansen een illusie.
Scholen en universiteiten spelen daarin een sleutelrol. Ze moeten een veilige haven bieden aan denkers, dromers en doeners.
Of je nu Hafsa of Jeroen heet,
Minelfa of Anushka,
Tobias of Chanatda.
Ons onderwijs is van oudsher dé stuwende kracht achter verheffing en emancipatie. De Vrije Universiteit ontleent er zelfs haar bestaansrecht aan – opgericht in 1880 als de universiteit van de Kleine Luyden. En datzelfde emanciperende principe heeft ons onderwijssysteem gemaakt tot wat het nu is. In 1960 was nog maar 2% van de bevolking hoger opgeleid. Nu is dat 45%.
Het is belangrijk om die vooruitgang steeds te blijven toetsen aan dat ideaal van gelijke kansen. Zeker als de wereld voortdurend verandert.
Door nieuwe technologie en groeiende diversiteit krijgen we steeds meer mogelijkheden. Maar tegelijk wordt de wereld complexer en onzekerder.
Gelijkgestemden ontmoeten elkaar makkelijk, maar we leven net zo makkelijk langs elkaar heen.
Elke verandering in de maatschappij is voelbaar in de klas, de studiezaal en de praktijkvloer.
Als minister heb ik daarom veel aandacht gegeven aan wat het hoger onderwijs moet bieden om jongeren klaar te stomen voor die wereld:
stevige persoonlijke vorming, een brede blik en in verbinding staan met de wereld.
Maar daaronder moet een stevig fundament liggen van gelijke kansen voor iedereen. Dat is de bottom line.
Zowel de OESO als de Onderwijsinspectie hebben ons onderwijs dit jaar doorgelicht. En met de conclusies mogen we blij zijn. Ons onderwijs doet het goed – ook op het gebied van gelijke kansen. Maar die kansen staan wel onder druk.
Het Sociaal Cultureel Planbureau waarschuwde recent voor toenemende sociale ongelijkheid. Opleidingsniveau is daarbij een belangrijke scheidslijn. Mensen met een verschillend opleidingsniveau komen elkaar minder makkelijk tegen en hebben heel andere ideeën over de ontwikkeling van de samenleving.
We moeten als samenleving aan de bak – en dus ook in het onderwijs. De invoering van het studievoorschot wordt soms – en vooral door de tegenstanders – gezien als een obstakel van die gelijke kansen.
Dat kan ik begrijpen vanuit het idee dat het enger is om geld te lenen dan te krijgen. Maar daar staat tegenover dat het geld nu juist terecht komt bij degenen die het harder nodig hebben: jongeren met minder kansen. Ongeveer een kwart van alle studenten krijgt een aanvullende beurs. Die aanvullende beurs is geen lening, maar een gift.
Bovendien komt met het studievoorschot een bedrag oplopend tot maximaal €1 miljard beschikbaar. Dat geld gaat rechtstreeks naar het hoger onderwijs. Naar gelijke kansen. Naar vernieuwing. Naar meer docenten, meer samenwerking en meer persoonlijke begeleiding.
Daarnaast heb ik ook de informatie voor aankomende studenten verbeterd.cDe studiebijsluiter, de studiekeuzecheck en de aanmelding voor 1 mei zorgen ervoor dat je al voor je studie weet waar je aan toe bent. Dat helpt studenten om tijdig na te denken over hun toekomst – juist ook als je dat niet van huis uit meekrijgt.
In het hoger onderwijs mogen sommige opleidingen selecteren bij de toelating. Bijvoorbeeld bij kunstopleidingen, waar aanleg en talent extra belangrijk zijn. Maar ik wil wel dat het hoger onderwijs toegankelijk blijft voor iedereen. Daarom roep ik instellingen op om hier heel terughoudend en zorgvuldig in te zijn.
Selectie mag geen groepen benadelen of kansengelijkheid ondermijnen. Iedereen moet zich onbelemmerd en zelfverzekerd kunnen aanmelden.
Sommige opleidingen vragen voor die selectie een eigen bijdrage aan studenten. Omdat ik wil voorkomen dat geld een belemmering is om je aan te melden, sta ik niet toe dat selecterende opleidingen een eigen bijdrage vragen.
Ik ga dat ook duidelijker in de wet zetten.
Natuurlijk zijn geld en eerlijke regels belangrijk. Maar nog belangrijker is dat ons werk gedreven wordt door een duidelijke visie, door leiderschap en durf.
Daarom wil ik het over 3 zaken hebben, die ervoor zorgen dat het Nederlandse onderwijs een motor van verheffing en emancipatie blijft:
- Stimulerend Onderwijs,
- Soepele Overgangen en
- Sterke Netwerken.
De 1e voorwaarde is een stimulerende en inclusieve cultuur op scholen en universiteiten. Een 'sense of belongin' voor elke student – wat je achtergrond, bagage of levensbeschouwing ook is.
Of je nu, zoals Hafsa en Jeroen, een lange weg hebt afgelegd – maar ook als je direct van het atheneum of gymnasium komt.
Dat begint al voor je aan je studie begint. Zo zet de VU de toon met de introductiedagen. Nieuwe studenten worden wegwijs gemaakt door ouderejaars, zodat ze met net dat beetje meer zelfvertrouwen aan hun studie beginnen. Zeker als de universiteit voor hen een onbekende wereld is.
Een inclusieve houding moet ook voelbaar zijn in het curriculum. Op bezoek bij de UCLA in Californië zag ik hoe daar het slavernijverleden een plek kreeg in het onderwijs - zodat studenten uit minderheden hun achtergrond herkenden. Door het onderwijs steeds te verbinden met de persoonlijke verhalen van studenten, ontstaat vanzelf meer persoonlijke vorming en meer burgerschapsvorming.
Als docent aan de VU heb ik zelf in de collegezaal ervaren hoe belangrijk dit is voor de ontwikkeling van studenten en docenten. Wellicht kan de samenwerking tussen de VU en de UCLA u hier nog verder in stimuleren.
Zo’n welkome en stimulerende cultuur wordt gemaakt door docenten en instellingen die kunnen differentiëren en mee kijken door de verrekijker van hun studenten. Die voortdurend bezig zijn om het beeld scherper te krijgen en waar nodig bij te stellen. Die de aspiraties van jongeren ontwikkelen, die dat niet van huis uit meekrijgen en denken dat de universiteit ‘toch niet voor hen is weggelegd’.
Maar daarvoor moet je elkaar goed begrijpen en verschillen overbruggen.
Mijn eregasten kunnen daarover meepraten. Sommigen van hen liepen aan tegen desinteresse, vooroordelen of zelfs discriminatie.
Maar ze vonden ook docenten die hen kansen lieten zien en hen stimuleerden. Die hen het gevoel gaven dat ze evenveel rechten hadden als ieder ander.
Dat de VU investeert in een persoonlijk studiedashboard, is ook een voorbeeld voor andere instellingen. Het helpt studenten en studiebegeleiders om de blik door de verrekijker scherper te stellen. Dat is voor elke student belangrijk, maar zeker voor degenen die daar thuis te weinig hulp bij krijgen.
Onze docenten zijn, vaak zonder dat we het door hebben, de helden die elke dag gefocust zijn op de ontwikkeling van anderen. Hoe hoog de werkdruk ook is. Hoe vaak het cynisme ook op de loer ligt.
Ik koester docenten en wil dat ze de alle kansen geven om te doen waar ze zo goed in zijn. Zodat niemand onderweg verdwaalt.
Om daarbij te helpen heb ik het nieuwe Comeniusprogramma ingesteld. Dit beurzenprogramma maakt projecten voor docenten en onderwijsleiders mogelijk, om hun werk te vernieuwen en verbeteren.
Vandaag opent de inschrijven van 10 Comenius Teaching Fellows waarin Gelijke Kansen centraal moeten staan - beurzen van elk 50.000 euro.
Met het Comeniusprogramma investeer ik ook in gevarieerde carrières van docenten en onderzoekers - met een stevig accent op onderwijs.
De VU heeft daar recent zelf ook eigen plannen voor ontwikkeld. Dat is een prima initiatief - en ik ga er vanuit dat andere universiteiten uw voorbeeld snel volgen.
Maar de essentie van inclusief en stimulerend onderwijs is dat het ons helpt om oude patronen en onbewuste vooroordelen te doorbreken.
Ieder van ons laat zich wel eens leiden door stereotypen over iemands afkomst of opleiding. Dat is menselijk.
Maar je verandert het alleen door je eigen blinde vlekken open te bespreken - zonder meteen het gevoel te hebben dat je faalt.
Dat je - om anderen te laten leren - ten eerste zelf wilt leren. Zo’n cultuur stimuleert student, docent en bestuurders - en inspireert anderen.
Die cultuur is nodig voor de 2e voorwaarde gelijke kansen: soepele overgangen binnen het onderwijs. Zeker als je een bi-culturele achtergrond hebt - of als je ouders niet gestudeerd hebben.
Het aantal studenten in het hoger onderwijs is in 2016 hoger dan ooit. Dat kan alleen bij soepele overgangen. Als studenten begeleid worden vóór en na de overstap.
Tussen mbo, hbo en universiteit zien we dat dit niet altijd - of niet voldoende - gebeurt. Het gevolg daarvan is dat studenten uitvallen of niet verder komen. En dat is een groot maatschappelijk drama, dat te voorkomen is.
Hafsa stond op de havo voor de keuze: eerste het vwo of nu al naar het hbo? Omdat ze zo snel mogelijk naar de universiteit wilde, koos ze eerst voor het hbo. Na haar propedeuse maakte ze zowel het hbo als de universiteit af.
Jeroen besloot op het vmbo en mbo te beginnen, zodat hij iets had om op terug te vallen. Van daaruit ging hij stap voor stap verder, gedreven door leergierigheid.
Ze waagden allebei - net als alle studenten hier - een sprong in het diepe en moesten er op kunnen vertrouwen dat ze goed zouden landen. Instellingen hebben dus een grote verantwoordelijkheid om in relaties met andere scholen het belang van de student voorop te stellen.
Je kunt daar al vroeg mee beginnen. De VU werkt met 23 middelbare scholen in de regio samen en laat derdeklassers al snuffelen aan de wetenschap. Dat prikkelt hun ambitie en verbeeldingskracht.
De 3e voorwaarde voor gelijke kansen gaat over verder kijken dan docent en school. Want iedereen kan een held zijn voor iemand anders.
Een tante of een buurman. De voetbaltrainster en de scoutingleider. De maatschappelijk werker en de werkgever.
Talenten herkennen en kansen geven is een missie voor ons allemaal. En dus ook van u, als docent. Kinderen met lager opgeleide ouders hebben misschien gelijke kansen op school, maar hebben vaak alsnog een kleiner netwerk, minder geld en minder sociaal-culturele bagage.
In de afgelopen jaren is het aantal studenten dat zonder diploma van school gaat gelukkig flink teruggelopen. Maar we moeten waakzaam blijven.
Hafsa kon op school niet terugvallen op ouders die haar konden helpen - al stimuleerden ze haar wel om school altijd op de eerste plaats te zetten. Er was alleen een buurvrouw, bij wie ze af en toe terecht kon met vragen. Als ze het echt niet wist, belde ze oudere leerlingen op. Ze moest het echt zelf doen.
De ouders van Jeroen hebben allebei gestudeerd en stimuleerden hem om een verstandige route te kiezen. Ze ondersteunden hem ook financieel. Maar buiten hen had hij toch weinig mensen om zich aan te spiegelen.
Dankzij initiatieven als Jinc, Plan 4 en de Weekend School worden de werelden van jongeren vergroot.
komen in contact met advocaten, architecten en andere hoger opgeleiden;
ze kunnen huiswerk maken in de Albert Heijn waar ze hun bijbaantje hebben;
en ze komen vaker in contact met sport, gezond eten en muziek.
In het verbinden van al die partijen kunt als universiteit de spil zijn. Door u te verbinden aan organisaties en bedrijven om u heen - en samen gedreven te worden door de missie om sociale scheidslijnen te doorbreken.
Dat is extra nodig omdat nog steeds studenten worden afgewezen voor een stageplaats vanwege hun naam of huidskleur. Om dat te doorbreken stimuleer ik dat jongeren anoniem kunnen solliciteren op een stage. Sommige studenten hebben moeite om het ideale beroep, die ene stage of de juiste studie te kiezen - omdat hun netwerk te klein is.
Sommigen verliezen hun motivatie, omdat hun ouders hen niet intellectueel kunnen uitdagen. En studenten met een bi-culturele achtergrond ervaren vaker afstand met leiders op school, in het bedrijfsleven of de politiek.
Ik weet dat de VU werkt aan een meer divers personeelsbeleid. Dat is goed, maar ook hard werken. Want we herkennen allemaal de verleiding om een kloon van onszelf aan te nemen.
En het zijn vaak maar kleine dingen, die ervoor zorgen dat jongeren opgroeien in gescheiden werelden. Ook daarom hoop ik dat Hafsa haar droom waarmaakt en hoogleraar wordt.
Gelijke kansen heeft ook alles te maken met de manier waarop je cv wordt bekeken als je een baan zoekt. Van mijn 6 eregasten hebben Jeroen en Minelfa al werk. Maar er zijn nog steeds werkgevers die niet verder kijken dan een enkele vooropleiding, je geslacht of je afkomst.
Stapelen en diversiteit worden nog te weinig gezien als pluspunten. Terwijl juist deze studenten extra doorzettingsvermogen hebben laten zien. Ze dragen het beste van verschillende werelden met zich mee.
Wie dat ziet, kijkt verder dan de dilemma’s in zijn eigen wereld en vergroot kansen van anderen.
Ik heb zelf als docent aan de VU kunnen ervaren hoe belangrijk het gesprek is tussen studenten van verschillende achtergronden. En hoe de verhalen van voltijd- en deeltijdstudenten kunnen verschillen. Juist die verbinding van perspectieven is de kracht achter een samenleving die progressief, zelfbewust en optimistisch is.
Waarin je door de verrekijker je eigen bestemming kunt bepalen en weet hoe je er kunt komen.
Waar je hulp krijgt als het nodig is en anderen helpt waar het kan.
Mijn eregasten doen dat nu al.
Hafsa helpt haar jongere broertje, die nog op de middelbare school zit. Haar verhaal is zijn inspiratie.
En Jeroen helpt zijn jongere neven, omdat hij zelf gevoeld heeft hoe belangrijk een klankbord is.
Iedereen kan een held zijn voor een ander. Dat geldt dus ook voor instellingen. De VU loopt voor op vergelijkbare universiteiten. Gebruik uw kennis en ervaringen dus ook om anderen te inspireren en in de academische wereld de toon aan te geven.
Dames en heren,
De verrekijker was 5 eeuwen geleden een baanbrekende Nederlandse uitvinding.
En het is nog steeds een onmisbaar instrument om de horizon dichterbij te brengen. De verhalen van mijn eregasten helpen om ons eindpunt te zoeken en de blik erop scherper te stellen. Ze vertellen ons waar we het goed doen en waar het beter moet. We bieden onze jongeren veel kansen – maar ze zijn nog niet voor iedereen gelijk. Blijvende vooruitgang vraagt om visie en durf: om onze zwakke plekken eerlijk onder ogen te zien en aan te pakken.
Hafsa en Jeroen ronden nu studies af en vervolgen hun reis. Dat doen wij ook – elk met ons eigen beeld van de toekomst.
Ik zie een samenleving vol empathie, verbeeldingskracht en vindingrijkheid voor me. Waarin we beter samenwerken aan het oplossen van problemen. Een samenleving van mensen die midden in de wereld staan.
Maar daaronder moet een stevig, vernieuwd sociaal fundament liggen. Een fundament van gelijke kansen voor iedereen. Dat gaat niet vanzelf.
Daar hebben we iedereen in de samenleving bij nodig.
Maar het onderwijs kan en moet hier een stuwende kracht in zijn. Dit is onze kans.
Dus ik roep u op - bestuurders, decanen, studenten en docenten,
alle partijen die direct bij de school betrokken zijn,
om met mij dat fundament te versterken.
Zodat Tobias en Chanatda,
Anushka en Minelfa,
Hafsa en Jeroen,
En al die andere studenten en scholieren, hoe hun reis ook verloopt, de kans krijgen, om verder te kijken dan wij.
Zodat ze Isaac Newton kunnen naspreken, die zei:
'Als ik verder heb gezien dan anderen,
komt dat doordat ik op de schouders van reuzen stond.'
Ik wens u een studiejaar vol groei, lef en doorzettingsvermogen. Een jaar waarin u de wereld beter maakt. En vecht voor gelijke kansen voor iedereen.
Dank u wel.