Toespraak van staatssecretaris Dekker bij deopening academisch jaar bij de Universiteit Utrecht

Toespraak van staatssecretaris Dekker bij de opening academisch jaar bij de Universiteit Utrecht op 5 september 2016.

Mevrouw de voorzitter, burgemeester, bestuurders, onderzoekers, studenten,

Ik vind het bijzonder om hier vandaag te mogen staan. Je voelt de energie aan de start van een nieuw academisch jaar. Een nieuwe lichting studenten staat te trappelen om de collegezalen in te nemen. Om zich overal in te verdiepen: van de kleinste cellen in het menselijk lichaam tot de onmetelijke grootheid van het heelal. Van eeuwenoude literatuur tot futuristische high-tech materialen.

De universiteit is een schatkamer. Een broedplaats van talent. En dat maakt het ook zo’n inspirerende plek.

Ik was de eerste in mijn familie die mocht gaan studeren. Mijn opa aan mijn moeders kant was politieagent. Die aan mijn vaders kant stratenmaker. Mijn ouders haalden hun papieren - naast hun werk - in de avonduren.

School en studie waren daarom belangrijk bij ons thuis. Mijn vader en moeder zagen dat mijn broertje, mijn zusje en ik kansen kregen die zij zelf nooit hadden gehad. Ze lieten me altijd vrij in mijn keuzes. Zolang ik er maar goed over had nagedacht en er niet met de pet naar gooide.

Toen ik op mijn 18e klaar was met het vwo, kon ik kiezen waar ik heen wilde. Het werd Leiden – bestuurskunde.

 In Leiden was Paul ’t Hart mijn leermeester. Hij werkt al weer jaren als hoogleraar hier in Utrecht, en ik vind het bijzonder dat hij er vandaag ook is. Paul wakkerde mijn interesse voor wetenschappelijk onderzoek aan; het academische vakmanschap. Toen ik op het punt stond om af te studeren – en zat te twijfelen over een carrière bij de overheid of in het bedrijfsleven - haalde hij me over om als promovendus nog wat langer aan de universiteit te blijven. Hij benadrukte de unieke kans, onder het mom van: 'Een baan met leaseauto en dik salaris komt later vast nog wel; nu krijg je de kans om je nog eens 4 jaar écht ergens in te verdiepen en te investeren in jezelf.'

Uiteindelijk heb ik mijn proefschrift nooit afgemaakt. De politiek begon te trekken en ik werd wethouder in Den Haag. Maar de jaren als onderzoeker en docent hebben me wel gevormd, net als mijn schooltijd, mijn studie, mijn opvoeding.

 Het heeft me geleerd dat persoonlijke ontwikkeling voor mij belangrijker is dan geld en status. Dat je de kansen die je krijgt niet aan je voorbij mag laten gaan. Dat je de verantwoordelijkheid hebt om verstandig om te gaan met je eigen talenten. En oog moet hebben voor die van anderen.

Kortom, vrijheid, verantwoordelijkheid en verdraagzaamheid. Het zijn waarden die ongetwijfeld voor ons allemaal belangrijk zijn. Waarden waar we in Nederland trots op kunnen zijn. Die ons hebben gebracht waar we vandaag staan.

 Want Nederland is een prachtig land. Een van de meest vrije, veilige en welvarende landen ter wereld. Een land waar we mensen niet laten vallen als het even tegenzit. Een land waar je kunt zijn wie je bent, ongeacht je geloof, je herkomst of je seksuele geaardheid. Je kunt hier gaan en staan waar je wilt. Zeggen wat je vindt.

Maar we vergeten wel eens dat al die verworvenheden ons niet zijn komen aanwaaien. Dat ze stuk voor stuk zijn bevochten. En dat we ze niet voor lief kunnen nemen.

Want onze vrijheid staat continu onder druk.

Neem de aanslagen van de laatste tijd. Aanslagen die niet alleen talloze slachtoffers maken, maar juist ook zijn bedoeld om onze waarden in het hart te raken.

De aanslag op Charlie Hebdo in Parijs - een aanslag op de vrijheid om te kunnen zeggen en schrijven wat je wil.

De aanslag op een nachtclub in Orlando - een aanslag op de vrijheid om verliefd te worden op wie je wil.

De aanslag op een priester in Normandië – een aanslag op de vrijheid om te mogen geloven wat je wil.  

Ook in Nederland dreunen deze gebeurtenissen na. Ze veroorzaken wantrouwen. Zetten de verhoudingen op scherp. Ik zie dat de toon verhardt. Dat argumenten plat worden geslagen. Dat het debat naar de flanken wordt gedreven.

 Ik begrijp heel goed dat meesters en juffen soms moedeloos worden van ruzies op het schoolplein. Als sommige leerlingen aanslagen ontkennen, en anderen juist beweren dat alle moslims terroristen zijn. Ik snap ook heel goed dat mensen moe worden van een zwartepietendiscussie, waarin je óf voor landverrader óf voor racist wordt uitgemaakt.

Maar daardoor verliest het open en redelijke debat terrein. En zo ontstaan in onze samenleving gescheiden werelden van mensen die niet meer mét elkaar praten, maar slechts óver elkaar.

En in die gescheiden werelden groeit het onbehagen. Het sijpelt door in ons dagelijks leven. Joden in Amsterdam doen in de tram uit angst hun keppeltje af. Geliefden laten in bepaalde wijken elkaars hand los. Cabaretiers en columnisten, die nooit een blad voor de mond namen, matigen hun toon.

 Dames en heren,

Toen u in de uitnodiging las dat ik het vanmiddag ging hebben over de waarde van wetenschap, had u vast verwacht dat ik een pleidooi zou houden voor het economisch nut van wetenschap. Over de versterking van onze economie door onderzoek. Over innovaties en verdienvermogen. En ja, schrik niet, dat vind ik nog steeds belangrijk. Ik heb mijn ideologische veren niet afgeschud.

Maar waar ik het vandaag écht met u over wil hebben, gaat verder dan dat. Ik vind dat er juist in deze tijd – een tijd waarin we zien dat onze gedeelde waarden onder druk staan en spanningen oplopen – een cruciale rol is weggelegd voor universiteiten. Voor studenten, docenten, wetenschappers. Voor u.
 
En dat begint bij vorming. Vorming in de breedste zin van het woord. Niet alleen door kennis bij te brengen – over een vak of discipline. Of de wetenschappelijke methodes. Maar juist door bij te dragen aan algemene vorming. Zelfontplooiing. Bildung. Goed burgerschap.
 
We zijn in Nederland zo bang om direct geassocieerd te worden met de lucht van spruitjes. Maar ik vind dat de waarden, en de normen die daaruit voortvloeien, een steviger plek in ons onderwijs verdienen. Het onderwijs is dé plek waar mensen met verschillende opvattingen en achtergronden elkaar ontmoeten. Zij aan zij. In klaslokalen en collegezalen. Daar kunt u onze gedeelde waarden levend houden. Door te laten zien wat de waarden zijn die we met z’n allen delen; waar we voor staan en die we zullen verdedigen. Door ermee te oefenen, en door ze na te leven.
 
 Waar dat gebeurt, zie ik prachtige initiatieven. Neem nou de campagne van studenten van deze universiteit, onder de titel: ‘Dare to be grey’. Zij spreken zich uit tegen makkelijke tegenstellingen. En ze dagen mensen binnen en buiten de universiteit uit om de nuances te laten zien. Over de vluchtelingenproblematiek bijvoorbeeld. Door mensen te laten praten over het oorlogsleed van vluchtelingen. Maar ook over de zorgen die mensen hebben als er om de hoek een opvanglocatie komt. Met debatten, met lespakketten en een website geeft Dare to be grey een stem aan de grote groep mensen die niet onmiddellijk in tegenstellingen denkt. Een prachtig voorbeeld van goed burgerschap – en terecht genomineerd voor De Studentenprijzen, die straks worden uitgereikt.

Naast de opleiding - de vorming van jonge mensen - spelen wetenschappers een bredere maatschappelijke rol. Zo kunnen zij – als geen ander, zou ik haast zeggen - de wereld om ons heen duiden. Helpen om die wereld beter te begrijpen. Een wereld die per definitie niet eenvoudig is – niet zwart-wit.

 Ú kent het belang van context. Dat het heden niet los is te zien van het verleden, dat je dingen moet zien in een breder verband. Context helpt bij het voeren van een discussie op basis van kennis en feiten. Het verkleint de ruimte voor lukrake stellingen en een makkelijk debat. Door achtergronden te geven, kunnen wetenschappers ons binden met een gedeeld vertrekpunt.

Ik kan me voorstellen dat je je als wetenschapper het meest vertrouwd voelt in je eigen vakgebied, met je eigen vakgenoten. Veilig binnen de hoge muren van je eigen universiteit. Maar het is een morele plicht voor iedere wetenschapper om steeds weer de vertaalslag naar buiten te maken. Onderzoek en kennis te delen. Want net zoals kunst pas kunst wordt als het wordt gezien, wordt kennis pas kennis als het wordt gedeeld.

 Neem daarom een voorbeeld aan geëngageerde wetenschappers, die niet alleen toponderzoek doen, maar ook regelmatig een ander podium zoeken. Mensen als Mathieu Segers en Micha de Winter. En natuurlijk Beatrice de Graaf, die afgelopen vrijdag weer bij De Wereld Draait Door aanschoof om haar kennis over terrorisme te delen met een breed publiek.

Vorming, duiding; er is nog een dérde bijdrage die u aan het maatschappelijke debat kunt leveren. En dat is optimisme. Optimisme is de brandstof van vooruitgang. En wetenschap stáát voor vooruitgang. Ik geloof dat in een land als Nederland, waarin we vrij en veilig leven in een open en democratische rechtstaat. Waarin we de afgelopen eeuw hebben gebouwd aan sociale zekerheden voor iedereen. Dat in zo’n moderne samenleving de verdere ontwikkeling van onze kennis door wetenschap eigenlijk het enige is dat ons nog met sprongen vooruit kan helpen. Met technologische innovaties. Medische doorbraken. Slimmer beleid.

 Neem het werk van Bert Weckhuysen en zijn team. Door hun onderzoek naar katalysatoren zijn we in staat om schaarse brandstoffen efficiënter te gebruiken. Zuiniger. Daarmee dragen zij bij aan meer duurzaamheid.

Of kijk naar de onderzoekers van het Hersencentrum van het UMC. Onlangs ontdekten zij twee nieuwe ALS-genen. Een vinding die de behandeling van deze dodelijke ziekte weer een stap dichterbij brengt. Die hoop, en wellicht straks leven biedt, aan meer dan 300.000 mensen.

En zo lost de wetenschap problemen op, die eerder onoplosbaar leken. Worden onze grenzen verlegd naar punten waarvan we dachten dat ze onbereikbaar waren.

 Optimisme zit in de genen van wetenschappers. Je kunt geen goede wetenschapper zijn zonder heilig geloof in een betere toekomst. In tijden van onzekerheid, van toenemende spanningen en zorgen, kan de wetenschap hoop bieden.

 
Dames en heren,

Het kan wat mij betreft niet vaak genoeg worden gezegd: we leven in een prachtig land. Een land waarin we iedere dag genieten van onze vrijheden en verworvenheden. En ik ben ervan overtuigd dat we veerkrachtig en weerbaar genoeg zijn om die te verdedigen, te versterken en uit te bouwen. Zolang we dat maar met z’n allen doen.

 En daarom doe ik ook een beroep op u.

Geef met onderwijs onze waarden door. Begin straks een eerste college eens met een discussie over wat ons bindt, over hoe we omgaan met elkaar. En als onze samenleving en democratie in het hart worden geraakt, leg dan de boeken opzij om hierover het  gesprek aan te gaan.

Meng u vaker in het publieke debat. Laat van u horen! Zoek het podium om feiten en nuance in te brengen, als discussies dreigen te ontsporen.

En steek anderen aan met uw optimisme, uw geloof in vooruitgang. Laat zien dat niets onmogelijk is. Laat ons geloven dat het beste nog moet komen.

Wetenschappers, studenten: laat zien wat u waard bent!