Toespraak van minister Hennis-Plasschaert bij de herdenking bij het Nationaal Indië-monument
Toespraak van minister Hennis-Plasschaert (Defensie) bij de herdenking bij het Nationaal Indië-monument 1945-1962 op 3 september 2016 te Roermond.
Let op: Alleen het gesproken woord geldt!
Excellenties, veteranen, nabestaanden van de omgekomen en overleden militairen, dames en heren,
Vandaag 70 jaar geleden, op 3 september 1946, vertrokken de kwartiermakers van de 7 December Divisie met de Klipfontein naar Indië.
Onder hen de 1e Indië-dienstplichtigen. En in de maanden en jaren die daarop volgden, zouden nog eens vele duizenden dienstplichtige Nederlanders afreizen om de reeds aanwezige vrijwilligers en militairen van het KNIL te versterken.
Zij arriveerden in een land waar werkelijk alles anders was en belandden in een strijd op grote afstand van Nederland. Een strijd waarbij je je op voorhand eigenlijk maar nauwelijks iets kon voorstellen.
Een strijd tegen een vaak onzichtbare vijand. Gevechten tegen de TNI, maar ook tegen milities en criminele bendes. Vaak tegen mensen zonder uniform, die onverwacht aanvielen. Hinderlagen. Trekbommen.
Vele Indië-veteranen herinneren zich de ontelbare uren van wachtlopen. Dagen, nachten, weken achter elkaar. Veelal op zeer moeilijk te beveiligen plekken. Continu op je hoede zijn voor die onzichtbare vijand.
En natuurlijk de vele patrouilles. Overdag én ’s nachts. Over glibberige sawah-dijkjes, tochten over wegen met vernielde bruggen, gekapte bomen over de weg én altijd die dreiging van een aanval uit het niets.
De spanning en de angst voor het onbekende en onverwachte, het sneuvelen van kameraden, de vele gewonden: dit alles heeft, en begrijpelijkerwijs, vele veteranen getekend.
Voor velen is de tijd in Indië indrukwekkend en ingrijpend geweest, voor sommigen zelfs traumatisch. Desondanks was het voor velen, hoe moeilijk ook, een ervaring waarvan ze veel geleerd hebben. Ik hoor dat steeds weer. Anton de Graaff beschreef het in één van zijn boeken heel treffend – en ik citeer:
'We leerden er op eigen benen staan. We leerden er voor ons zelf op te komen en een eigen mening te vormen. We leerden wat kameraadschap betekent. We leerden hoe belangrijk het is niet egoïstisch te zijn, maar voor je kameraad ‘in het vuur’ te springen als dat noodzakelijk was om zijn leven te redden.'
Dames en heren,
De strijd in Nederlands-Indië is onmiskenbaar vormend geweest voor het verdere leven van deze veteranen. Toen zij terugkeerden uit dat verre Indië, brak een verwarrende periode aan. Kwetsend ook. Uitgestuurd door de regering, in de overtuiging het goede te doen, hadden zij hun leven gewaagd.
Bij terugkeer was nationale waardering en erkenning echter ver te zoeken. Eerder een zwijgen, en soms erger. Vele veteranen kozen er dan ook voor om vooral hun mond te houden.
Dominee Jense, ook Indië-veteraan, verwoordde het als volgt – en ik citeer:
'Wij waren in 3 jaar anders geworden en konden maar weinig van onze belevenissen in Indië kwijt. Er werd van ons verwacht met de anderen mee te lopen en mee te praten. Dat viel niet mee. En dus hielden we onze eigen ervaringen voor onszelf óf we verborgen ze in een koffertje op zolder. We zochten weer contact met oude kameraden. En we houden elkaar vast, totdat de laatste nog levende van ons de kaars uitblaast. Wij blijven ons leven lang op patrouille.' – einde citaat.
En zeker, bij dat gevoel kan ik me echt van alles voorstellen.
1 ding is duidelijk, de gebeurtenissen van toen zullen nooit voltooid verleden tijd worden. Zeker niet voor de direct betrokkenen, dus ook niet voor onze veteranen.
Dames en heren,
Wie de kranten leest en het nieuws volgt, weet dat de gebeurtenissen van toen vragen blijven oproepen en merkt dat de gebeurtenissen van toen ook nu nog tot vele emoties kunnen leiden.
Nieuwe informatie, rechtszaken, publicaties.
En natuurlijk, iedereen beseft dat het géén enkele zin heeft om voor het verleden weg te lopen, dat er niets mis is met kritisch zijn over de koers van de Nederlandse regering van toen.
Let wel, dit alles maakt veel los. Ook bij onze militairen van toen, onze veteranen van nu.
Voor mij is één ding duidelijk: wie een afgewogen oordeel wil geven, dient de gebeurtenissen ook te willen bezien in de context en omstandigheden van die tijd. Feit is dat het verleden ons altijd zal blijven bezighouden.
Geachte veteranen,
U ging in de context van toen. Op een dergelijke strijd in Indonesië was Nederland niet voorbereid. Noch maatschappelijk of politiek, noch bestuurlijk of militair.
Voor zij die daar waren is het geweld een gruwelijke herinnering. En voor u weegt die herinnering extra zwaar.
Laat ik helder zijn: Militairen werden - en worden - uitgezonden in opdracht van de Nederlandse regering. En zij gaan. Hoe lastig of gevaarlijk die opdracht ook is. Dat was toen zo. Dat is nu zo.
Over de inzet van de Nederlandse krijgsmacht, waar ook ter wereld, worden verhitte debatten gevoerd. Voor vertrek, tijdens de uitzending, en na terugkeer.
En dat is goed. Want het gebruik van geweld, het ondergaan van geweld, het moeten optreden in levensbedreigende omstandigheden, de angst waarmee dit gepaard gaat, dit alles heeft immers een enorme impact.
Tegelijkertijd realiseer ik me maar al te goed dat al die verhitte debatten, onze veteranen én onze uitgezonden militairen diep kunnen raken.
U heeft enorme inzet getoond. Toen, maar ook daarna. Een leven lang op patrouille. Bepaald geen sinecure.
Mede dankzij uw inzet voor erkenning en waardering zijn de afgelopen decennia de fundamenten gelegd voor het huidige veteranenbeleid. Een beleid waarin expliciet aandacht is voor alle mogelijke gevolgen van een uitzending. En daar zijn de nieuwe generaties veteranen u zeer dankbaar voor.
Dames en heren,
Vandaag eren wij onze veteranen en militairen, staan wij stil bij de immense offers die zijn gebracht. Herdenken wij, opdat wij niet vergeten.
Ik dank u.