Evaluatie: Verhuurderheffing laat woningcorporaties volop ruimte voor investeringen
De corporatiesector staat er nu beter voor dan bij de invoering van de verhuurderheffing in 2013 werd verwacht. Ook hebben corporaties meer investeringsruimte dan waar ze in hun plannen rekening mee hielden. Voor een fundamentele herziening van de heffing is geen aanleiding. Wel wordt voor een aantal specifieke doelen de mogelijkheid voor een korting op de heffing verruimd. Dat schrijft minister Blok (Wonen) bij de evaluatie van de verhuurderheffing die vandaag naar de Tweede Kamer is gestuurd.
Woningcorporaties en particuliere verhuurders betalen een heffing over woningen die zij onder de sociale huurgrens verhuren. De heffing loopt op tot 1,7 miljard euro in 2017. Bij invoering is er rekening mee gehouden dat verhuurders de heffing kunnen betalen uit de inkomensafhankelijke huurverhoging. Die werd drie jaar geleden mogelijk gemaakt om het scheefwonen aan te pakken. Verder kunnen corporaties besparen op de bedrijfslasten en bezit verkopen dat niets met sociale huur te maken heeft.
Uit de evaluatie blijkt dat verhuurders van al deze mogelijkheden gebruik hebben gemaakt, maar de huren minder hebben verhoogd dan wettelijk toegestaan. Het aandeel woningen met een huur onder de sociale huurgrens is de afgelopen jaren gedaald. Deze trend zette al voor de invoering van de heffing in. Tegelijkertijd wordt de voorraad sociale huurwoningen beter benut. Het aantal hogere inkomens in de sociale huur neemt af waardoor er meer woningen beschikbaar zijn voor lagere inkomens.
Verhuurders hebben minder dan verwacht gebruik gemaakt van de heffingsaftrek. Zo is er een korting op de heffing bij de sloop van woningen in krimpgebieden, investeringen in Rotterdam-Zuid en bij de omvorming van kantoren in woonruimte. Daartoe is voor 121 miljoen euro aan aanvragen gedaan, terwijl er een budget van 280 miljoen is. Minister Blok dient binnenkort een wetsvoorstel in waarmee de mogelijkheden voor de heffingsvertrek worden verruimd. De minister voert daarmee diverse moties van de Tweede Kamer uit.
De bouw van goedkopere sociale huurwoningen krijgt in schaarstegebieden een impuls. Voor woningen die tussen 2017 en 2021 worden gebouwd, komt een aftrek van 20.000 euro. In de overige gebieden is dat 10.000 euro. Voorwaarde is dat de huurprijs onder de zogeheten aftoppingsgrens van ongeveer 600 euro ligt. De maatregel draagt daarmee bij aan de betaalbaarheid omdat over het huurdeel boven de aftoppingsgrens geen of minder huurtoeslag wordt vergoed.
Voor de sloop en samenvoeging van huurwoningen in Rotterdam-Zuid en krimpgebieden wordt de bestaande heffingsaftrek verhoogd naar 25.000 euro per woning. Ook wordt de lijst met krimpgebieden waarvoor de aftrek geldt uitgebreid. In krimpgebieden komt er onder voorwaarden een heffingsaftrek voor verhuurders die woningen aankopen.
In de verhuurderheffing gaat de zogeheten heffingsvrije voet omhoog van 10 naar 25 woningen. Dat betekent dat verhuurders over de eerste 25 woningen geen heffing betalen. Dit heeft vooral effect op kleinere particuliere verhuurders. Ook dempt het de uitvoeringskosten van de verhuurderheffing.
Het wetsvoorstel dat de aanpassingen regelt, wil minister Blok nog voor het zomerreces voor advies naar de Raad van State sturen.