Toespraak staatssecretaris Van Dam bij de opening van de nieuwbouw op de Dairy Campus

Toespraak van staatssecretaris Van Dam (EZ) bij de opening van de nieuwbouw op de Dairy Campus op 26 mei 2016 in Leeuwarden.

Dames en heren,

De ene koe blijft het liefste in de kudde. De andere is een stuk ondernemender en wandelt zelf de wei uit, de stal in, naar de melkrobot. Terwijl een 3e zo eigenzinnig is dat zij helemaal nergens heen wil en gewoon op 1 plek blijft grazen. Onderzoekers op de Dairy Campus verdiepen zich in alle aspecten van de melkveehouderij en daar hoort ook koeienpsychologie bij.

Elke koe heeft haar eigen karakter. Door daar slim gebruik van te maken, kunnen boeren hun koeien van de wei naar de melkrobot krijgen. Veel boeren met een robot houden hun koeien nu nog vaak op stal omdat ze dan zeker weten dat de koeien zich regelmatig laten melken. Door de informatie van sensoren over het eet-, melk- en graasgedrag te analyseren, weet de boer hoe en wanneer hij de koeien kan verleiden zich binnen te laten melken. Bijvoorbeeld door ze, nadat ze langs de melkrobot zijn geweest, toegang te geven tot een nieuw stuk vers gras. Het resultaat: meer boeren met een robot laten hun koeien naar buiten.

Het is maar 1 voorbeeld van de vele bijzondere onderzoeken die hier in Leeuwarden worden gedaan. Onderzoekers, boeren en bedrijven werken hier aan vernieuwing in de melkveehouderij. De 550 melkkoeien die als 'medewerker' aan de Campus zijn verbonden, produceren dan ook niet alleen melk, maar vooral ook kennis. Ik ben blij dat ik hier vandaag kan zijn om dit nationaal innovatiecentrum van internationale allure te openen. De Campus is precies wat Nederland nodig heeft om zijn zuivelsector klaar te stomen voor de toekomst.

Anno 2016 staat de Nederlandse zuivelsector er goed voor. Ons land telt ruim 18.000 melkveebedrijven die samen zo´n 1,7 miljoen koeien houden. Van de melk van al die zwartbonte Holstein-Friesian en rode MRIJ-koeien worden boter en kaas gemaakt die overal ter wereld zeer gewild zijn: in 2015 is voor meer dan 6,6 miljard aan zuivelproducten geëxporteerd. En buitenlandse melkveehouders kijken de kunst graag af van hun Nederlandse collega’s. Daar kunnen we trots op zijn.

Veranderingen op de wereld- en thuismarkt maken dat we kritisch naar ons verdienmodel voor de toekomst moeten kijken. Wereldwijd neemt de vraag toe. Maar opkomende economieën consumeren niet alleen meer zuivel, ze produceren zelf ook meer. We moeten ons in Nederland afvragen of we op de wereldmarkt willen blijven concurreren met meer voor minder of dat we in de toekomst onze producten op een betere manier aan de man willen brengen.

Want de wereldbevolking vraagt dan misschien om meer, de aarde schreeuwt om minder. Nederlandse consumenten – uw thuismarkt – willen een sector die daar rekening mee houdt. Zij willen dat u minder gebruik maakt van energie en water en minder stoffen uitstoot die het milieu bedreigen. Dat u de biodiversiteit behoudt en ons landschap onderhoudt – en natuurlijk optimaal zorgt voor uw dieren. Zo moet het in Nederland en liefst ook in de rest van de wereld.

De sector zal dus in een tijd van toenemende globalisering winstgevend en concurrerend moeten blijven en tegelijkertijd voldoen aan toegenomen eisen. Dat stelt ons voor vragen: kunnen we in deze tijd wel doorgaan met schaalvergroting? Zijn we bereid om te investeren om van duurzaamheid ons handelsmerk te kunnen maken? En hoe kunnen we technologie gebruiken om de productie niet alleen beter, maar ook diervriendelijker en duurzamer te maken? 

Die vragen bij elkaar brengen is een stevige opgave voor de zuivelketen. Maar als we dat in Nederland kunnen, dan kunnen we het ook in de rest van de wereld. Al vele jaren loopt ons land voorop in het bedenken van de voedseloplossingen voor de toekomst; we exporteren niet alleen boter en kaas, maar ook kennis, technologie en innovaties. Alles voortkomend uit samenwerking: tussen boeren onderling en tussen overheid, kennisinstellingen en de hele voedselketen. Samenwerking heeft de zuivelsector groot gemaakt, en het is de enige manier waarop zij groot kan blijven.

Vanaf vandaag is een belangrijk hoogtepunt van die samenwerking hier te vinden. In Leeuwarden, op de Dairy Campus. Op deze plek komen wetenschap, onderwijs en praktijk over de volle breedte samen. Bijscholing voor boeren en praktijkonderdelen voor opleidingen op mbo-, hbo- en universitairniveau. Multifunctionele collegezalen en hypermoderne koeienstallen. Onderzoek van heel fundamenteel tot heel praktisch. Op deze campus wordt de laatste wetenschappelijke kennis en technologie in praktijk gebracht.

Het Aeromixsysteem bijvoorbeeld, het eerste project van het Innovatieprogramma Dairy Campus. Een ingenieus systeem dat mest in kelders en mestopslagen met behulp van grote, opstijgende luchtbellen zó mengt dat de ammoniakuitstoot met gemiddeld 51 procent wordt verlaagd.

Dit systeem is een van de vele slimme toepassingen in de stal van de toekomst. Robots nemen de boer steeds meer werk uit handen. Onderzoekers hebben op de campus het voeren al volledig geautomatiseerd. Een meng- en dosseerrobot stelt het voer samen op basis van de behoeften van de individuele koe. De transportrobot herkent de koe dankzij haar halsband met zender en vult daardoor haar bak met het juiste voer. Uiteraard wordt geregistreerd hoeveel de koe eet en waar zij verblijft in de stal. De boer kan op zijn tablet of smartphone die gegevens bekijken en zo het welzijn van zijn koeien controleren. In theorie hoeft hij de stal niet meer in. Dat is nog eens smart farming!  

Dames en heren,

Dairy Campus heeft niet voor niets voor het noorden van Nederland gekozen. De boeren in Groningen, Friesland en Drenthe zijn zeer actief in het meedenken en -werken aan innovatie en duurzaamheid. De drie provincies laten zien dat ze een heldere visie hebben op wat de toekomst vraagt van de sector. Ketenpartijen, milieufederaties en provincies hebben die visie verwoord in de Versnellingsagenda melkveehouderij. Hierin zijn concrete doelen voor 2020 opgenomen over verschillende thema´s – van weidegang tot broeikasgassen en biodiversiteit. Noord-Nederland wil binnen vijf jaar tot de top behoren van de duurzame, grondgebonden melkveehouderij – niet alleen van ons land, maar wereldwijd. Ik ondersteun deze inspanningen uiteraard van harte.

Dat is lang niet het enige initiatief voor een meer duurzame melkveehouderij. In Friesland is het 'living lab natuurinclusieve landbouw' een netwerk dat boeren, terreinbeheerders, vrijwilligers en onderzoekers verbindt – onder het aansprekende motto King of the meadows. Niet achter het bureau, maar samen in de praktijk zoeken zij naar goede combinaties tussen natuurbeheer en voedselproductie.

De Noordelijke provincies willen – net als ik – ook meer koeien in de wei. Die ambitie bevestigen zij door partner te worden in het convenant, waarmee de zuivelketen weidegang bevordert. En er is in dat verband nog meer goed nieuws te melden. In heel Nederland maken al 6800 melkveehouders gebruik van de vroege-weidegang-regeling. Dat betekent dat ze hun koeien dit jaar in april al naar buiten hebben gedaan en later dan gebruikelijk zijn gaan maaien. Zo geven ze weidevogels een aantrekkelijke plek om te leven en te broeden.

De campus is dus op zijn plek in Noord-Nederland. Nieuwe ontwikkelingen in de melkveehouderij beginnen in de toekomst hier in Leeuwarden. De campus creëert daarmee een vruchtbare voedingsbodem voor start ups – de eerste, stalinrichter Cowhouse, heeft zich al in de omgeving gevestigd. Er is fors geïnvesteerd in de Dairy Campus: niet alleen in stenen, maar juist in onderzoekprogramma’s voor de komende tien jaar. Dat biedt de garantie dat deze campus weer een heel tijdje mee kan ten dienste van de sector.

Ik feliciteer alle betrokkenen met dit fantastische resultaat. Dankzij Dairy Campus heeft zuivel de toekomst! Laten we nu overgaan tot de opening.