Reactie minister van VenJ op het onderzoeksrapport van de Commissie Oosting-II
Minister Van der Steur (Veiligheid en Justitie) onderschrijft het onderzoeksrapport van de Commissie Oosting-II, dat bevestigt dat in deze kwestie veel is misgegaan. Tevens maakt het rapport duidelijk dat bij de zoektocht naar het bonnetje in de Teeven-deal geen aanwijzingen zijn gevonden over het doelbewust tegengaan van het achterhalen van de gezochte informatie over de betaalgegevens. Dat staat in een brief die Van der Steur vandaag aan de Kamer heeft gestuurd.
De minister verzocht de Commissie Oosting in januari jl. een nader onderzoek in te stellen naar de reconstructie van de feiten in 2014 en 2015 omtrent de ontnemingsbeschikking in 2001 inzake Cees H. "Ik ben de Commissie erkentelijk voor het vele werk dat zij heeft verricht en voor het gedetailleerde rapport dat daarvan het resultaat is", aldus de minister in reactie op het onderzoek.
Het heeft ontbroken aan duidelijke, eenduidige en krachtige regie, en aan goede coördinatie en informatie-uitwisseling Betere regie en uitwisseling van informatie hadden ertoe kunnen leiden dat de gezochte informatie al in 2014 zou zijn gevonden. Door de gedetailleerde reconstructie die de Commissie heeft gemaakt van de gebeurtenissen in 2014 en 2015, kan een nadere duiding worden gegeven van de – structurele, culturele en organisatorische – aspecten die een belangrijke rol hebben gespeeld bij wat is misgegaan. “Deze aspecten overstijgen de gebeurtenissen die aanleiding gaven voor de instelling van beide Commissies Oosting”, schrijft de minister aan de Kamer.
Van der Steur schrijft aan de Kamer dat de geconstateerde problemen in de toekomst zo veel mogelijk worden voorkomen nu er structureel meer contact is met en tussen de ambtelijke top. Zo worden actualiteiten en belangrijke onderwerpen breed en tijdig gedeeld. Ook is er een geïntegreerde aanpak van strategische dossiers, evenals een gemeenschappelijke visie op de koers van het ministerie. De wijze waarop met incidenten wordt omgegaan wordt herzien en waar nodig verstevigd. Daarbij investeert de huidige secretaris-generaal al sinds zijn aantreden in juni 2015 in samenwerking binnen en teamvorming van de ambtelijke top, die qua personele samenstelling inmiddels gewijzigd is. Om de integrale afweging en besluitvorming op het niveau van de Bestuursraad beter te faciliteren en de informatie-uitwisseling met de organisaties te verbeteren, is bovendien het sturingsmodel van het departement aangepast.
De ICT-dienstverlener van het ministerie, het Shared Service Center-ICT (SSC-ICT), heeft in deze kwestie professioneel en naar behoren gehandeld, gezien zijn status als dienstverlenende instantie die alleen werkt in opdracht, zo oordeelt de commissie. Uit de reconstructie blijkt dat de jaar back-up, waarop later de benodigde gegevens bleken te staan, op 4 juni 2014 is gevonden op 26 tapes in een kluis in de kelder van SSC-ICT. De SSC-ICT heeft de tapes veilig gesteld en herkenbaar opgeborgen. Zij kon pas een herstelopdracht uitvoeren toen het ministerie daadwerkelijk die opdracht gaf.
Dit gebeurde in 2015 en leidde tot de vondst van de schermafdruk van de betaling. Minister Van der Steur en staatssecretaris Dijkhoff erkennen dat hun veronderstelling dat de laatste zoektocht succesvol was door tussenkomst van externe specialisten, achteraf gezien geen recht doet aan de inspanningen van de SSC-ICT medewerkers.
De minister is het met de Commissie eens dat het creëren van een veilige werkomgeving belangrijk is, zodat informatie vrijelijk en zonder schroom gedeeld kan worden. De wijze waarop de vertrouwensfunctie is ingericht, is hierbij relevant. "Ik draag zelf ook actief uit dat alle signalen welkom zijn", aldus de minister. "Ik verwacht van mijn medewerkers dat zij kritische kanttekeningen plaatsen en waardeer tegenspraak omdat het uiteindelijk de kwaliteit van ons werk beter maakt.”
Volgens Van der Steur onderstrepen de bevindingen en conclusies van de Commissie het belang van regievoering, eenheid van optreden, coördinatie, informatiedeling en politieke sensitiviteit. Deze aspecten vormen de kern van het programma ‘VenJ Verandert’ dat hij mede in gang heeft gezet naar aanleiding van de conclusies van het eerste rapport van de Commissie. “De realisatie van dit veranderprogramma zal meerdere jaren in beslag nemen. Over verscheidene jaren ontstane patronen en werkwijzen kunnen niet in korte tijd duurzaam verbeterd worden. Daarbij moet worden benadrukt dat hoe goed er ook wordt samengewerkt er altijd iets mis kan gaan”, aldus de minister. “Het werk kent immers weinig makkelijke oplossingen. Professionals van mijn ministerie gaan daar dagelijks naar beste kunnen mee om. Kortom, waar het mij om gaat is dat we het risico dat er iets mis gaat zo klein mogelijk maken door een optimale regievoering, coördinatie en communicatie in goede en open onderlinge verhoudingen allereerst aan de top van het ministerie. En, als fouten zich onverhoopt toch voordoen, we daarop adequaat reageren en ervan leren.”