Onderzoekscommissie-Oosting II over nader onderzoek: Zoektocht naar ‘het bonnetje’: evident gebrek aan regie in politiek zeer gevoelige zaak

In de ambtelijke top van het ministerie van Veiligheid en Justitie is bij de zoektocht, van maart 2014 tot maart 2015, naar het betaal - bewijs (‘het bonnetje’) van de schikkingsovereenkomst met Cees H. sprake geweest van een ‘evident gebrek aan regie in de politiek zeer gevoelige zaak van de ontnemingsschikking’. Dat stelt de Onderzoekscommissie-Oosting II vast. In haar onderzoek vond de Onderzoekscommissie echter geen aanwijzingen van doelbewust tegengaan van het achterhalen van ‘het bonnetje’. De Onderzoekscommissie concludeert daarom dat er geen sprake is geweest van een doofpot. Zij werpt de vraag op of de door haar geconstateerde situatie van ‘verkokering’, ‘gebrek aan eenheid van optreden’ en ‘ontbreken van politieke sensitiviteit’ ‘per saldo niet ernstiger’ is. De Onderzoekscommissie-Oosting II werkt dit uit in haar Rapport van het nader onderzoek naar de reconstructie van de ontnemingsschikking, dat zij vandaag presenteert.

Minister Van der Steur ontvangt het onderzoeksrapport uit handen van commissievoorzitter Oosting.

Aanleiding

Aanleiding voor het nader onderzoek vormde de uitzending van het actualiteitsprogramma Nieuwsuur op 25 januari 2016. In deze uitzending zijn – geanonimiseerde – e-mailberichten getoond van medewerkers van het SSC-ICT1. De e-mailwisseling – in de periode van 4 tot 6 juni 2014 – wekt de suggestie dat van hogerhand zou zijn besloten om het zoeken naar ‘het bonnetje’2 te staken. In dat verband kwam in de uitzending de vraag naar voren of toen bij het ministerie van Veiligheid en Justitie (VenJ) sprake is geweest van een doofpot. Minister mr. G.A. (Ard) van der Steur stelde naar aanleiding van de uitzending van Nieuwsuur de Onderzoekscommissie-Oosting II (hierna ook: de Onderzoekscommissie) in, onder voorzitterschap van mr. dr. M. (Marten) Oosting. Van de commissie maken tevens mr. F.G. (Frans) Bauduin en mr. J.W. (Jaap) van den Berge deel uit.

1 Het SSC-ICT Haaglanden verzorgt – als shared service center – de ICT-dienstverlening voor een aantal ministeries, waaronder het ministerie van Veiligheid en Justitie. De ICT-dienstverlening van dat ministerie werd tot 1 januari 2014 verzorgd door een interne dienstverlener, het Gemeenschappelijk Dienstencentrum ICT (gdi). Het SSC-ICT ressorteert onder het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, en heeft vestigingen in Zoetermeer en Den Haag.

2 Bij ‘het bonnetje’ gaat het om het betaalbewijs van de afwikkeling van de ontnemingsschikking uit 2000 tussen het Openbaar Ministerie en de voor hasjhandel veroordeelde Cees H. Ingevolge de schikkingsovereenkomst dienden de bij H. in 1993 in beslag genomen vermogensbestanddelen aan hem te worden teruggegeven, na aftrek van het bedrag van de ontneming (750.000 gulden). Op 7 september 2001 heeft het arrondissement Amsterdam het desbetreffende bedrag (4.710.627,18 gulden) overgemaakt naar de derdenrekening van de raadsman van Cees H.

Geen doofpot

De Onderzoekscommissie heeft, gelet op de genoemde e-mailwisseling binnen het SSCICT, het aan haar opgedragen nader onderzoek met name gericht op de inspanningen van maart 2014 tot maart 2015 tot reconstructie van de betaalgegevens. Zij komt tot de conclusie dat geen sprake is geweest van een welbewust besluit op enig hoger niveau om niet (verder) te (laten) zoeken naar de gezochte informatie over de betaalgegevens en om opdracht te (laten) geven om stappen in die zoektocht te staken. Met andere woorden: er is geen enkele aanwijzing gevonden voor een doofpot.
De Onderzoekscommissie: ‘Daargelaten het – beslist af te keuren – oogmerk van een doofpot: zo’n situatie veronderstelt in elk geval het organisatorische vermogen en de bestuurskracht om zaken effectief toe te dekken, en dat zo te houden. En ook om – met het oog daarop, en anders dan in deze zaak is gebeurd – de kring van betrokkenen zo klein mogelijk te houden. Van dat alles is naar het oordeel van de Onderzoekscommissie bij de zoektocht naar de betaalgegevens geen sprake geweest’.

Gebrek aan regie; ieder voor zich

De onderzoeksbevindingen roepen bij de Onderzoekscommissie echter wel het beeld op van een cultuur in de ambtelijke top van het ministerie van Veiligheid en Justitie van ‘ieder voor zich, binnen de grenzen van de eigen taak/functie en met het ontbreken van voldoende wederzijdse betrokkenheid en tegenspraak’. Bij de behandeling van het dossier heeft het van 2014 tot het aftreden, op 9 maart 2015, van minister Opstelten en staatssecretaris Teeven ‘ontbroken aan duidelijke, eenduidige en krachtige regie, en aan goede coördinatie en communicatie’. Er was een ‘gebrek aan daadkracht en eenheid’. Het rapport van het nader onderzoek bevestigt de conclusies van de op 1 mei 2015 ingestelde Onderzoekscommissie Ontnemingsschikking en het oordeel van die commissie dat deze omstandigheden uiteindelijk ook afbreuk hebben gedaan aan een adequate informatievoorziening aan de Tweede Kamer.

De Onderzoekscommissie-Oosting I

Op 9 december 2015 heeft de Onderzoekscommissie Ontnemingsschikking (hierna: Onderzoekscommissie-Oosting I) het rapport van haar onderzoek naar de ontnemingsschikking gepresenteerd. Dat rapport bevat een uitgebreide reconstructie en beoordeling van de ontnemingsschikking uit 2000 zelf, zoals die door een uitzending van Nieuwsuur van 11 maart 2014 weer in het nieuws kwam. In dat rapport werd verder geconcludeerd dat het in 2014 en 2015 bij het zoeken naar de betaalgegevens heeft ontbroken aan een goede regie.

Als voor de reconstructie van de betaalgegevens al direct een grondig onderzoek zou zijn ingesteld, zou niet tot het laatst zijn vastgehouden aan naderhand onjuist gebleken informatie over de hoogte van de betaling aan Cees H. Nu werd pas op 8 juli 2015 in het archief in Amsterdam het bankafschrift gevonden waarnaar in 2014 vergeefs was gezocht. Eerder, op 8 maart 2015, was het gelukt om langs digitale weg een schermafdruk te krijgen met de gezochte betaalgegevens. De vondst van die schermafdruk leidde de volgende dag, 9 maart 2015, tot het aftreden van minister mr. I.W. (Ivo) Opstelten en, met hem, staats - secretaris mr. F. (Fred) Teeven.

De Onderzoekscommissie-Oosting II

De Onderzoekscommissie-Oosting II kreeg de opdracht nader onderzoek te doen naar de reconstructie van de feiten in 2014 en 2015 met betrekking tot de afwikkeling in 2001 van de ontnemingsschikking van het Openbaar Ministerie in Amsterdam met Cees H. in 2000. Het nader onderzoek diende te gebeuren in het verlengde van de werkzaamheden van de Onderzoekscommissie-Oosting I. De door Nieuwsuur openbaar gemaakte e-mailwisseling van medewerkers van het SSC-ICT had ontbroken in de informatie die vanuit VenJ ter kennis was gebracht van de Onderzoekscommissie-Oosting I.

Onderzoekaanpak

De secretarissen-generaal van de ministeries van VenJ en van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelatie (BZK) hebben oproepen gedaan aan medewerkers van VenJ en het SSC-ICT om vertrouwelijk met de Onderzoekscommissie-Oosting II informatie te delen die voor het onderzoek van belang zou kunnen zijn. Dit leverde in totaal 13 meldingen op; geen ervan bevatte echter relevante nieuwe informatie. De Onderzoekscommissie heeft met 37 personen een of meer formele gesprekken gevoerd, en daarnaast enkele tientallen achtergrondgesprekken. De bevindingen berusten verder mede op omvangrijke informatie die is verkregen uit toegang van de Onderzoekscommissie tot de e-mailboxen van betrokken medewerkers. Alles bijeen heeft de Onderzoekscommissie het vertrouwen dat alle informatie die van belang is te achten voor haar onderzoek haar ook daadwerkelijk heeft bereikt.
Bijlage 5 bij het rapport bevat een verantwoording van de onderzoekaanpak.

Dit persbericht zelf beperkt zich hierna tot een korte opsomming van de beoordeling door de Onderzoekscommissie van de gedragingen van een aantal verantwoordelijke ambtenaren/diensten, gevolgd door een weergave van de zelfevaluatie door de Onderzoekscommissie. Zie voor een beknopt overzicht van de zoektocht naar ‘het bonnetje’ de bijlage van dit persbericht.