Toespraak van minister Kamp bij Retailbijeenkomst

Toespraak van minister Kamp (EZ) bij de Retailbijeenkomst op 12 mei 2016 in Den Haag.

Dames en heren,

Het is altijd fijn met goed nieuws te kunnen beginnen. De detailhandel als geheel laat weer positieve cijfers zien. Vorig jaar groeide de sector met 1,3 procent. Er kwamen 15.000 nieuwe bedrijven bij, de helft daarvan opereert alleen online. Het aantal online-aankopen groeide vorig jaar met 18 procent.

Maar met alleen goed nieuws zouden we hier vanmiddag niet bij elkaar zijn gekomen. Want dat juist een aantal van de grootste retail-spelers ondanks de herstellende economie, het afgelopen jaar faillissement moest aanvragen, laat zien dat de sector structurele problemen kent.

Die problemen raken in eerste instantie de bedrijven zelf: de 25.000 mensen die hun baan verloren en de vele mkb-toeleveranciers die hun klanten kwijtraakten. Maar uiteindelijk raken ze ons allemaal. Want de retail levert niet alleen een belangrijke bijdrage aan onze economie; ze is ook de levensader van onze dorpskernen en binnensteden.

Dus zien we de gevolgen om ons heen. Nu al staat bijna 10 procent van de winkelpanden leeg en wordt een minstens even groot deel niet efficiënt gebruikt. Geen ander land in Europa heeft zoveel winkelpanden per hoofd van de bevolking als Nederland. En dat is niet positief: brancheorganisatie Inretail liet uitrekenen dat alleen al onze 135 woonboulevards ongeveer 50 miljoen inwoners nodig hebben om rendabel te kunnen zijn.

Omdat een verdrievoudiging van het aantal inwoners weer heel andere problemen zou opleveren, kunnen we ons dus beter richten op het verkleinen en het verbeteren van het winkelaanbod. We moeten naar minder vierkante meters met meer kwaliteit. Naar een aanbod dat aansluit op de veranderde vraag van de consument, technische mogelijkheden benut en de strijd kan aangaan met de toegenomen internationale concurrentie.

Dat was de opdracht die we onszelf vorig jaar bij het begin van de Retailagenda stelden. Er is sindsdien veel gebeurd. 39 gemeenten, waarvan 10 in regioverband, tekenden een retaildeal. Vandaag zijn dat er nog eens 80, waarvan 37 in regioverband. Dat betekent dat inmiddels een groot deel van lokaal Nederland urgentie voelt en actie onderneemt. Dat is natuurlijk nog niet direct zichtbaar in het huidige straatbeeld, maar wel voorwaarde voor verbetering.

Met de Retaildeals werken gemeenten aan versterking van hun winkelgebieden in samenwerking met winkeliers, horeca, vastgoedondernemers, culturele instellingen en bewoners. Samen stellen ze een visie op en maken ze een actieplan. Daarin wordt benoemd op welke plekken winkels kansrijk zijn en op welke plekken niet. Voor de korte termijn kijken gemeenten of ze panden een andere, een dubbele of een flexibele bestemming kunnen geven.

Zo kocht de gemeente Hardenberg zelf panden op om vervolgens met ontwikkelaars te kijken hoe ze die kunnen transformeren tot woningen. Den Helder maakte de harde - en volgens mij beste - keuze om de aanloopstraten niet meer beschikbaar te stellen voor detailhandel: een compacte binnenstad heeft daar de toekomst. Dat denkt men in Roosendaal ook. Daar werd een kleiner, maar herkenbaar centrum aangewezen, dat een nieuw flexibel bestemmingsplan kreeg met veel ruimte voor ondernemers.

Belangrijk, want als we willen dat ondernemers innoveren en inspelen op de veranderde en veranderende behoeften van consumenten, dan moeten overheden ze daar ook de ruimte voor geven. Hier juist méér ruimte dus! Dat betekent: opnieuw naar regelgeving kijken. Zo kunnen ondernemers best hun eigen terrastafels uitzoeken, terwijl ze tegelijkertijd ruimte vrij houden voor hulpdiensten. Daarvoor hoeft de gemeente echt geen nadere regels over meubilair te stellen. En als koffiedrinken tijdens het kleding passen bij het nieuwe winkelen hoort, dan moeten we dat mogelijk maken. Door kaders te stellen in plaats van regels, is 80 procent van de problemen waar ondernemers tegenaan lopen, oplosbaar binnen gemeenten, zo blijkt uit pilots van de Retailagenda.

Een aantal problemen moet juist wel landelijk worden aangepakt. Zoals de problemen van de huurmarkt. Zowel huurders als verhuurders willen meer flexibiliteit, maar in de punten waarop, verschillen ze. Daarom vind ik het grote winst dat Detailhandel Nederland en de vastgoedpartijen een akkoord naderen over herzieningshuur, indeplaatsstellingen en investeringen in winkelvastgoed. Mijn complimenten daarvoor.

Dames en heren,

Elke sector kent de noodzaak tot verandering. Daarin is de retail niet uniek. De industrie, de landbouw en de logistiek staan na de automatisering nu voor de uitdagingen van robotisering en het internet of things.

De noodzaak om te vernieuwen is ook voor de retailsector zelf niet nieuw. De sector ging in de afgelopen eeuwen van marktkraam naar kruidenier, naar boetiek, naar warenhuis, naar  pop-upstores, mengformules en winkels die bricks en clicks – fysiek en online – combineren.

Wat wel nieuw is, is de snelheid waarmee we moeten veranderen. Globalisering heeft grenzen vervaagd en internet heeft er zelfs een geheel nieuwe onlinewereld bij gecreëerd die zich niet in vierkante meters laat vatten. Deze ontwikkelingen hebben niet alleen sterk bijgedragen aan het ontstaan van nieuwe verdienmodellen, maar ook geleid tot de 20 procent overcapaciteit aan winkelruimte waaraan ik al refereerde.

Om de retailsector toekomstbestendig te maken en onze straten her in te richten naar de nieuwe werkelijkheid, gaan we door op de juiste weg die we met de Retailagenda zijn ingeslagen. De faillissementen van grote ketens van de afgelopen tijd, leren ons echter dat we nog niet snel genoeg gaan. Daarom presenteer ik vandaag met een aantal initiatiefnemers een impulsaanpak met aanvullende maatregelen.

We vragen provincies om samen met gemeenten bestaande en geplande capaciteit in kaart te brengen, zodat we gezamenlijk kwantitatieve doelstellingen kunnen formuleren om de overcapaciteit te verminderen. Als we met elkaar dezelfde kengetallen gaan hanteren, kunnen we praten over oplossingen in plaats van over cijfers.

Oplossingen kunnen komen van de inzet van bestaande RO-instrumenten zoals bijvoorbeeld Roosendaal en Hardenberg doen. Het gebruik ervan stemmen gemeenten en provincies op elkaar af om per saldo tot minder winkelruimte te komen. Bovendien maken ze afspraken over waar en onder welke voorwaarden toekomstige winkelgebieden ontwikkeld mogen worden.

We gaan door met het sluiten van deals met gemeenten - en vanaf juni ook met provincies - en blijven ons dus in de eerste plaats richten op maatwerk. Tegelijkertijd zetten we een landelijk team op dat ondersteunt in de uitvoering en de voortgang van het geheel bewaakt. Dat team, onder leiding van Marijke van Hees, zal een jaar bestaan: een impulsaanpak dus.

We nodigen iedereen uit om aan te sluiten, omdat we allemaal uiteindelijk hetzelfde belang hebben: sterke winkelgebieden waar consumenten graag komen en ondernemers, met nieuwe concepten, hun geld kunnen verdienen. Dat kan ieder voor zich doen, maar de geschiedenis leert ons dat samenwerking Nederland verder brengt.