Westerse landen moeten vaker deelnemen aan VN-vredesmissies
Westerse landen doen te weinig mee aan vredesmissies van de Verenigde Naties. Juist Westerse landen zouden vaker een bijdrage moeten leveren, omdat zij over de juiste middelen beschikken. Dit zei minister Koenders van Buitenlandse Zaken in een toespraak bij de Verenigde Naties in New York.
‘Westerse landen hebben technologisch hoogstaand en robuust materieel. Juist daarom zijn deze landen onmisbaar voor het slagen van een VN-missie’, aldus Koenders. Het verzamelen van inlichtingen is een voorbeeld van een cruciale bijdrage die Westerse landen kunnen leveren.
De bereidheid van Westerse landen om mee te doen aan vredesmissies is de afgelopen 20 jaar sterk gedaald. Onterecht, vindt Koenders, omdat de VN vaak de enige partij is die legitiem en adequaat kan ingrijpen. ‘Aan de zijlijn staan en klagen is geen optie. Uiteindelijk zijn wij allen verantwoordelijk voor het succes van de VN’, benadrukt Koenders.
De minister riep in zijn bijdrage Westerse landen op met voorstellen te komen om de missies te verbeteren. De afgelopen tijd is daar door middel van evaluaties al een begin mee gemaakt, maar dat proces moet nog wel goed worden afgerond. ‘Nu doorpakken is de enige manier om de VN-vredesmissies naar een hoger niveau te tillen’, aldus Koenders.
Nederland draagt bij aan verschillende VN-missies met militairen, politieagenten en deskundigen. In sommige gevallen trok de Nederlandse bijdrage ook andere landen over de streep: zo was Nederland het eerste Westerse land dat een grote bijdrage deed aan de MINUSMA-missie in Mali, onder meer met helikopters. ‘Onze mensen redden daar levens en dragen bij aan meer stabiliteit en vrede in Mali. Ik ben trots op hun inzet.’
Volgens Nederland moet er tegelijkertijd het nodige worden verbeterd aan de vredesmissies om ze écht effectief te maken. ‘Het duurt te lang voordat missies ter plekke operationeel zijn en de VN troepen zijn niet optimaal uitgerust’, zei Koenders. ‘Het mandaat is soms te breed of te vaag en de bureaucratie zit in de weg. Bovendien zijn de uitdagingen voor de VN-missies steeds complexer en is flexibiliteit dus steeds meer noodzaak.’