Toespraak van minister Bussemaker bij opening FabCity

Toespraak van minister Bussemaker (OCW) bij de opening van Fabcity, een project waarbij EU-studenten  uit verschillende richtingen duurzame oplossingen verzinnen voor grootstedelijke problemen en meebouwen aan 'de stad van morgen', op 11 april 2016 in Amsterdam.

Burgemeester Van der Laan, Dames en Heren,

Wij zijn over de helft van het Nederlandse voorzitterschap van de EU. En daarmee zijn we aangekomen bij het kloppend hart van het culturele programma van de culturele intendant.

Eind 2014 won het trio Marjo van Schaik, Egbert Fransen en Frans de Vries de aanbesteding voor die functie tijdens het Nederlandse voorzitterschap.
Zij deden dat vanuit de overtuiging dat 'dialogue is stronger than debate', dat 'diversity stimulates the creative processes' en dat 'straying from welltrodden paths offers unexpected new insights'.

Daarbij leggen ze de nadruk op de uitdagingen waar Europa momenteel voor staat. Geen showcase van de verworvenheden van de Nederlandse en Europese cultuur dus. Maar cultuur als inzet om vragen te stellen, confrontatie op te zoeken en onverwachtse verbindingen mogelijk te maken.

Een goed voorbeeld daarvan is het kunstwerk langs de muur die langs het marine-terrein loopt. Achter die muur vergaderen dagelijks politici (zoals ik) en ambtenaren van de EU. En aan de andere kant van de muur lopen, fietsen en rijden burgers van Amsterdam en van andere steden en landen. Langs die muur van 450 meter is nu een Europese tuin in aanbouw en is de indrukwekkende serie van de fotograaf Henk Wildschut te zien over vluchtelingen in de jungle van Calais. Die muur accentueert door deze 'kunstgrepen' de scheiding tussen politiek en burger en tegelijkertijd doorbreekt de kunst die scheiding.

Een 2e, heel mooi voorbeeld brengt ons vandaag hier: we staan aan de poorten van FabCity, een temporary living lab voor de stad van onze toekomst. Een prachtig project waar vele prototypes voor een slimmer, duurzamer en vooral ook evenwichtiger stadsleven uit moeten voortkomen.

Wat hier gebeurt is wat directeur van het Planbureau voor de Leefomgeving Maarten Hajer 'urban imaginaries' noemt. Hier wordt geëxperimenteerd met de droombeelden voor de ideale stad; en zo wordt dit ideaal werkelijkheid. De stad die steeds belangrijker, en invloedrijker wordt en ons óók voor grote uitdagingen stelt – (ze houden de burgemeester dag en nacht wakker, zoals hij net al aangaf. Hoe willen we als mensen met elkaar leven en werken op steeds minder vierkante meters? Hoe zorg je ervoor dat een stad net zo gastvrij is voor toeristen als dat hij leefbaar is voor bewoners? Hoe zorgen we voor een bedrijvige stad waar je ook in kunt blijven ademen? En hoe zorgen we ervoor dat een stad zich niet in delen opsplitst maar één, verantwoordelijke en solidaire stad blijft?

Amsterdam is een stad met een van oudsher anarchistische inborst, een stad waar mensen elkaar - los van alle rangen en standen, en los van verschillende achtergrond, etniciteit en opleiding – in de eerste plaats als Amsterdammers aanspreken en ontmoeten. Hoe zorg je ervoor dat je die verbindende geest in stand houdt in een tijd waarin mensen zich steeds meer terug dreigen te trekken in gescheiden werelden?

Ik vind het geweldig om te zien hoeveel jonge mensen hier vandaag bijeenkomen om samen te werken aan slimme oplossingen voor al die uitdagingen van morgen. Studenten en bedrijfsleven, de techniek en de kunsten, de wetenschap en de praktijk. Jonge mensen met verschillende achtergronden maar met dezelfde drive, nieuwsgierigheid en eigenzinnigheid.


Als minister stimuleer ik dat soort samenwerkingen over de volle breedte van mijn beleidsterrein – van onderwijs, cultuur en wetenschap.
Via het Stimuleringsfonds Creatieve Industrie stimuleer ik bijvoorbeeld overal in het land de vorming van 'stadslabs', waar ontwerpers, opdrachtgevers, de gemeente, maatschappelijke partijen en bewoners zich van begin tot eind, zich als 'stadsmakers' sámen buigen over ruimtelijke vraagstukken.

Op die manier maak je alle partijen betrokken, verminder je bureaucratie, en komen naast de economische óók de sociale, culturele en maatschappelijke aspecten goed aan bod. En het belangrijkste: mensen inspireren elkaar op die manier tot het vinden van innovatieve oplossingen omdat ze elkaar aanvullen, uitdagen en sámen de kar trekken. De vraag 'hoe willen wij leven' is daarbij het gemeenschappelijke uitgangspunt.

1 van die projecten die volgens de stadslab-methode hebben gewerkt, is de Ceuvel, hier in Amsterdam-Noord. Wat nu een vervuild industriegebied is, wordt leefbaar gemaakt door speciale bodem-reinigende planten en omgebouwd tot creatieve leef- en werkplek. Een groep ontwerpers, ambachtslieden, kunstenaars en landschapsarchitecten brengen elk hun eigen unieke kennis in om het verloren gebied terug te winnen.

Het werken in zo’n interdisciplinaire omgeving vraagt om mensen die open staan voor dit type samenwerking. En hier om mij heen zie ik ze. Studenten met een ondernemende en onderzoekende houding en bovenal een groot creatief vermogen, die niet bang zijn te leren van anderen. Daardoor zijn jullie in staat complexe vraagstukken te doorgronden en met onverwachte oplossingen te komen. En die durven te dromen over wat er nog niet is maar waar we misschien wel op zitten te wachten.

Door de ideale stad, die nu nog niet bestaat, vanaf vandaag te ontwerpen, te bouwen en te onderzoeken, gaan andere mensen deze droombeelden, die ‘urban imaginaries’, vanzelfsprekend vinden.

Door de toekomst te verbeelden, kan hij vanzelf waarheid worden.

Ik ben erg benieuwd naar al jullie briljante vindingen en wens iedereen – in het bijzonder alle studenten – ongelooflijk veel succes de komende maanden met bedenken, onderzoeken, bouwen en verbeelden!