Onderwijs scoort goed, toch zorgen over kansengelijkheid
Over de gehele linie scoort het Nederlandse onderwijs goed. Nederland heeft een hoog aandeel hoogopgeleiden. Het onderwijsaanbod is kwalitatief goed, divers en sluit goed aan op de arbeidsmarkt, het aantal (zeer) zwakke scholen neemt af en het studiesucces verbetert.
Beeld: ©Hollandse Hoogte / Kees van de Veen
Toch zijn er ook ontwikkelingen die zorgen baren, schrijven minister Bussemaker en staatssecretaris Dekker in hun reactie op het Onderwijsverslag. Niet alle leerlingen krijgen de kans om het onderwijs te volgen dat het beste bij hen past. De verschillen tekenen zich vooral af langs lijnen van opleidingsniveau van ouders, zo blijkt uit het Onderwijsverslag. Dat is ‘zorgelijk’, aldus de bewindslieden.
Leraren geven kinderen van laagopgeleide ouders soms onbewust een lager schooladvies, stelt de Onderwijsinspectie. Daarbij komt dat schooladviezen steeds vaker enkelvoudig (bijvoorbeeld vmbo-t in plaats van vmbo-t/havo) zijn en het aantal heterogene (bijvoorbeeld havo-vwo) brugklassen afneemt, waardoor leerlingen minder makkelijk boven de verwachtingen van hun omgeving kunnen uitstijgen. Bij selectie in mbo en ho spelen subjectieve criteria zoals vooroordelen soms een rol en het stapelen in het mbo neemt af.
Bussemaker en Dekker noemen dit ongewenst. ,,Talent en motivatie moeten uitgangspunt zijn bij je schoolkeuze, niet het inkomen of opleidingsniveau van je ouders.’’
Er is voor deze ontwikkeling niet één oorzaak aan te wijzen. Het gaat om een complex van factoren, waarvan de toenemende invloed van het (keuze)gedrag van ouders er één is. Dat is op individueel niveau goed te begrijpen, schrijven Bussemaker en Dekker. ,,Immers, elke ouder wil het beste voor zijn of haar kind. Maar maatschappelijk gezien heeft het ongewenste effecten.’’
Hetzelfde geldt voor leraren die vaker enkelvoudige adviezen geven, voor docenten die vasthouden aan hun schooladvies, ook als een leerling de eindtoets beter maakt dan verwacht, en voor scholen die selecteren aan de poort. Op individueel niveau kunnen hier goede redenen voor zijn, de maatschappelijke gevolgen zijn ongewenst.
Er is geen makkelijke oplossing voor deze ontwikkelingen, schrijven de bewindslieden. Het is een opgave voor het gehele onderwijs. Bussemaker en Dekker wijzen in de brief op de tussentijdse evaluatie van de eindtoets. Als daaruit blijkt dat de ongewenste effecten zich voortzetten, sluiten ze maatregelen niet uit, zoals verplichtstellen van de bijstelling of het naar voren halen van de eindtoets.
Voor het mbo wordt gewerkt aan een wetswijziging die aspirant-studenten toelatingsrecht geeft. In het hoger onderwijs gaat de collegegelddifferentiatie voor excellente opleidingen op de lange baan.
De Onderwijsraad heeft het verzoek gekregen om te adviseren over hoe het onderwijs zijn maatschappelijke opdracht om te zorgen voor gelijke kansen, opstroom, doorstroom en maatwerk, ook onder veranderende omstandigheden waar kan maken. Daarnaast organiseert het ministerie een congres over de onderwijskansen van leerlingen en studenten, waar onder andere gekeken wordt welke maatregelen noodzakelijk zijn en welke rol scholen, sectorraden, gemeente en Rijk kunnen spelen.
Bussemaker en Dekker zullen ‘scherp blijven sturen en kritisch blijven over de ongewenste neveneffecten van beleid, zoals de inspectie dat ook zal doen in het toezicht’.