WoonOnderzoek Nederland (WoON) 2015
Om goed zicht te houden op de bewegingen in het wonen en de woningmarkt, voert het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties samen met het Centraal Bureau voor de Statistiek elke drie jaar het WoonOnderzoek Nederland uit.
De uitkomsten van het WoON worden door de Rijksoverheid, de provincies en de gemeenten gebruikt om beleid te ontwikkelen, te monitoren en te evalueren. Deze animatie vat in het kort de resultaten van het onderzoek samen.
(Beeldtitel: WoON2015.
Beeldtekst: Wonen in beweging. De resultaten van het WoonOnderzoek Nederland 2015. Een animatie.
VOICE-OVER:
Wonen in beweging. Om goed zicht te houden op de bewegingen in het wonen en de woningmarkt voert het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties samen met het Centraal Bureau voor de Statistiek elke drie jaar het WoonOnderzoek Nederland uit.
De uitkomsten van het WoON worden door de Rijksoverheid, de provincies en de gemeenten gebruikt om beleid te ontwikkelen, te monitoren en te evalueren. Ook veel andere partijen gebruiken het WoON.
Ruim 60.000 Nederlanders zijn gevraagd naar hun woonsituatie en woonwensen waarvan 20.000 in opdracht van provincies en gemeenten die het WoON gebruiken voor hun eigen beleid. Dit zijn de belangrijkste resultaten uit het WoON2015.
(Beeldtekst: WoON2015.)
Nederlanders zijn tevreden over hun leven, hun woning en woonomgeving. Al jaren, ongeacht de schommelingen in de economie.
(Een bruine tak valt neer met daarboven in blauwe letters de tekst: Samenstelling van de woningvoorraad.)
Bijna 60 procent van de woningen in Nederland zijn koopwoningen 40 procent is huur. Deze huur-koopverhouding is stabiel sinds 2009. Corporaties bezitten het grootste deel van de huurvoorraad. Zij verhuren zo'n 2 miljoen woningen voor een prijs onder de liberalisatiegrens. In de totale huurvoorraad is het aandeel woningen boven de liberalisatiegrens gestegen sinds 2009.
(De bruine tak verschijnt met daarboven de tekst: Huishoudens en hun woningen.)
Gezinnen en paren wonen veelal in een koopwoning. Twintig jaar geleden woonde zo'n 40 procent van de 65-plusparen in een koopwoning, nu bijna 70 procent. Alleenstaanden en eenoudergezinnen huren meestal.
(De tak valt opnieuw neer. Erboven staat de tekst: Inkomens en woonuitgaven.)
Het huishoudinkomen van huurders en kopers is gedaald. Voor kopers zijn de woonuitgaven gedaald, maar voor huurders gestegen. Dit heeft invloed op de nettowoonquote. Voor eigenaren-bewoners kwam deze uit op 27 procent voor huurders op 36 procent. Het aantal goedkope scheefwoners is afgenomen terwijl dure scheefheid is toegenomen.
(De tak met daarboven: Gerealiseerde verhuizingen en verhuiswensen.)
Het aantal huishoudens dat is verhuisd, is gedaald. Het is lager dan in het WoON2009.
(Beeldtekst: 300.000 minder.)
Starters verhuizen nog steeds, doorstromers veel minder. Het aantal huishoudens met verhuiswensen is sterk gestegen. Dit komt vooral door huishoudens die misschien willen verhuizen. De groei van de verhuiswensen komt niet doordat mensen niet meer tevreden zijn met hun woning. Dat is immers stabiel. De woningmarkt is in beweging. Lees de resultaten van het WoON2015 nog eens rustig door in de publicatie Wonen in beweging op rijksoverheid.nl/woon.
(Het Nederlandse wapenschild met daarnaast: Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties. Beeldtekst: Wonen in beweging. De resultaten van het WoonOnderzoek Nederland 2015. Op rijksoverheid.nl/woon.)