Toespraak van minister Bussemaker bij de boekpresentatie van Farid Tabarki
Toespraak van minister Bussemaker (OCW) bij de presentatie van het nieuwe boek 'Het einde van het midden' van Farid Tabarki op 10 maart 2016 in Amsterdam.
Dames en heren,
Beste Farid
Ik neem jullie even mee de grens over. Van de Amsterdamse IJ-oever naar Molenbeek in hartje Vlaanderen.
Ik was daar vorige week op bezoek op de Sint Albertschool. Deze basisschool bestond een aantal jaren terug uit 100 procent kinderen met een migrantenachtergrond. Kinderen die overwegend slecht scoorden op taal en rekenen. Het reguliere onderwijs gaf deze kinderen zo’n negatief zelfbeeld dat de school besloot het roer om te gooien. Door cultuuronderwijs het hele onderwijs van deze school te laten doorsnijden.
Tijdens mijn bezoek in een klas lieten jongeren de resultaten zien van een project over 'imagostorm'. Dit begrip werd als vertrekpunt genomen voor een gesprek over de recente aanslagen in Parijs en het slechte beeld dat in de media over Molenbeek was ontstaan, omdat de daders van die aanslag daar opgegroeid waren.
Daarna kregen kinderen de opdracht om de wijk in te trekken en twee foto’s te maken: een foto die het slechte beeld van Molenbeek versterkte en een foto dat de mooie kant van hun buurt liet zien. Terwijl deze kinderen vol trots hun zelfgemaakte foto’s lieten zien, klonk een liedje over hun wijk. Ik voelde het kippenvel langs mijn armen omhoog gaan.
Deze aanpak verhoogde niet alleen het zelfvertrouwen van deze kids, maar zorgde ook voor betere prestaties over de hele linie. En het trok meer hoogopgeleide ouders aan, zodat het nu een gemengde school is geworden. Gewoon door de hokjes tussen kennis en verbeelding weg te halen. En de onderzoekende houding van kinderen te stimuleren.
Dat, Farid, zou jou, na wat je schreef over de toekomst van het onderwijs in een vloeibare samenleving, moeten aanspreken. Je hebt een rijk boek geschreven over maatschappelijke trends voor de komende vijf tot tien jaar. Je analyseert hoe deze ontwikkelingen doorwerken in verschillende sectoren van de samenleving. En je denkt erover na hoe we daar als samenleving op in kunnen spelen. Door radicaal en patroondoorbrekend te denken. Zoals David Bowie zingt in Changes: 'Turn and face the strange'. Dat vind ik heel waardevol.
Rode draden in je boek zijn radicale transparantie en radicale decentralisatie. Trends die volgen uit een voortschrijdende technologische verandering. Dat biedt in jouw ogen kansen – kansen voor 'diopticon': een samenleving waarin de wederkerigheid van mensen veel centraler komt te staan dan in het neoliberale tijdperk het geval was.
Daarbij signaleer je ook het verdwijnen van het 'midden': van de banen die zich in het middensegment bevinden. Van functionele intermediairs, zoals winkels en reisbureaus. Als we kijken naar V en D en Perry Sport dan kunnen we constateren dat dat zeker geen abstract gegeven meer is.
In je boek geef je onderwijs een belangrijke rol. Terecht. Onderwijs leidt immers op voor de samenleving van de toekomst. En een toekomst waarin zulke radicale veranderingen aan de gang zijn, vraagt om nieuwe vaardigheden en een nieuwe organisatie van het onderwijs.
Je hebt mij al vaker gehoord over het belang van astronautenvaardigheden. De puur menselijke vaardigheden waarmee de bemanning van de Apollo 13 het ruimteschip terug naar aarde wist te krijgen, terwijl de techniek faalde. Het ging daarbij om creativiteit, samenwerken, out-of-the-boxdenken. Je kunnen inleven in anderen. De vaardigheden die ons onderscheiden van computers en robots. Dat zijn de vaardigheden die onze kinderen straks nodig hebben.
Op de arbeidsmarkt bijvoorbeeld, waar banen op grote schaal verdwijnen, in andere gedaante terugkeren en waar nieuwe banen voor in de plaats komen. Een datatypist en juridisch secretaresse zijn misschien straks uitstervende beroepen. Maar groene dakbedekkers, nanoartsen en reparateurs van 3D printers hebben we in de toekomst waarschijnlijk juist hard nodig.
En terwijl de zorgrobot nu al menselijke taken van ouderenverzorgers overneemt, is de warme mensenhand op de schouder van een angstige alzheimerpatiënt onvervangbaar. Juist in de combinatie van mens en machine ligt de kracht voor de toekomst.
Om te bepalen welke skills er het meest toe gaan doen heb ik de OECD en de SER opdracht gegeven om voor Nederland een skillstrategy te ontwerpen. Ik hecht daarbij nadrukkelijk aan een brede benadering van het begrip 'skills'. Niet alleen 21e eeuwse vaardigheden, maar ook burgerschapsvaardigheden. Niet alleen kennis, maar ook Bildung – vakken waarin verbeelding en persoonsvorming worden gestimuleerd. En dat vraagt ook om andere manier waarop je dat onderwijs organiseert.
Het afschaffen van diploma’s, zoals jij voorstelt, is mij een brug te ver. Maar uitgaan van een onderzoekende houding van jongeren en de moderne samenleving méér de klas inbrengen - zoals je óók voorstelt - spreekt me des te meer aan.
Daarom stimuleer ik in het Hoger Onderwijs aan de ene kant de inzet van de online-mogelijkheden om onderwijs te geven – zoals MOOCS – en jaag ik aan de andere kant de ontwikkeling richting kleinschaliger onderwijs aan - gericht op individueel contact met veel ruimte voor het vinden van nieuwe pedagogische onderwijsvormen.
En daarom heb ik in het MBO regels weggenomen waardoor scholen vakken kunnen aanbieden, zoals gezondheidstechnologie of duurzaam bouwen, op het snijvlak van vakdisciplines. En wil ik een steviger plek voor burgerschap op het MBO.
Het nadenken over de vaardigheden van de toekomst heb ik over de hele linie van het onderwijs op de agenda gezet. Ook, juist in het MBO, waar jongeren worden opgeleid voor de banen die het meest onder druk staan. Als winkelketens omvallen, merken MBO’ers dat direct doordat bijvoorbeeld hun stage niet doorgaat.
Juist de jongeren die de komende tijd het meest kwetsbaar zijn, moeten we goed toerusten. En dat houdt niet op bij het halen van hun diploma. Ook de bedrijven moeten nadenken over bijscholing en informeel leren voor hun werknemers in een permanent veranderende samenleving.
En dat brengt mij op het punt waarin we echt van mening met elkaar verschillen. In een interview in Parool zei je daarover expliciet: 'Bij een overgang van een hiërarchisch gestructureerde samenleving naar een open vloeibare samenleving, horen verliezers. De komende 15 jaar zullen ze niet allemaal aanhaken. Maar op termijn vinden ze wel weer hun plek.'
Ik ben daar helemaal niet zo zeker van. De technologische veranderingen in de samenleving leiden in mijn ogen niet vanzelfsprekend tot jouw 'diopticon', die aanlokkelijke samenleving van mensen die op allerlei manieren bij elkaar betrokken zijn. Het verdwijnen van het midden kan ook een splijtzwam zijn.
Niet iedereen heeft een gelijke uitgangspositie in de vloeibare samenleving. Hulpbronnen of kapitaalvormen, zoals tijd, geld, netwerken en kennis zijn ongelijk over de bevolking verdeeld. Ook positieve denkers zoals de schrijvers van The second machine age, hebben gesteld dat de technologische revolutie het verschil tussen arm en rijk doet toenemen. Met name hoger opgeleiden met betere netwerken en meer cultureel kapitaal staan in een vloeibare samenleving op voorsprong.
Ik wil voorkomen dat het onderwijs bijdraagt aan een Nederland voor winnaars en voor verliezers. Een gespleten land waarin groepen mensen die de boot missen, zich buitengesloten gaan voelen.
De komst van de grote hoeveelheid vluchtelingen naar ons land zet dat gevaar verder op scherp. Daarom wil ik de komende tijd onderzoeken of ons onderwijs nog voldoet aan de emancipatiefunctie die het van oudsher heeft. En of de bestaande faciliteiten nog voldoen, of dat er nieuwe vormen nodig zijn.
Ik ben daarom de komende tijd aan het onderzoeken hoe we het opklimmen tussen onderwijsvormen – bijvoorbeeld van VMBO naar HAVO en van MBO naar HBO – dat de laatste jaren moeilijker is geworden, weer beter kunnen stimuleren.
En ik zoek ook naar manieren om jongeren die vanwege hun afkomst op achterstand staan, te helpen aan sociale en culturele netwerken. Aan instrumenten om hun zelfvertrouwen te versterken en aan rolmodellen die hen de weg kunnen wijzen.
De Duitse Universiteit Duisburg-Essen – waar veel studenten met niet-studerende ouders heengaan - zet structureel studenten in die getalenteerde middelbare schoolleerlingen voorbereiden op de universiteit.
In Nederland biedt de Weekendschool middelbare schoolkinderen in vier steden gastlessen aan waardoor ze in contact komen met allerlei vakmensen die ze van huis uit nooit zouden leren kennen.
Ook 'selfauthoring', een programma waarin studenten hun autobiografie schrijven en hun toekomstdroom op papier zetten, vind ik interessant. Eerstejaars van de Rotterdamse School of Management doorlopen nu standaard dat programma, en dat heeft vooral bij studenten met faalangst en eerste generatiestudenten tot een hoger studiesucces geleid.
En dat brengt mij weer terug naar het begin. Naar de school in Molenbeek. Een bijzonder voorbeeld van een school die inzag dat cultuur een taal is die iedereen verstaat. Daarom het bestaande denken in aparte vakken omver heeft gegooid. En daarmee van een gesegregeerde school een school wist te maken waar verschillende groepen met elkaar samen leren.
Peter Sloterdijk, die jij een paar keer aanhaalt, zegt over het onderwijs: 'Een goede school leidt op voor een samenleving die er nog niet is. En: een goede school moet bepalend zijn voor de sfeer in de samenleving, en niet andersom.' Vanuit dat adagium moeten we het onderwijs in een vloeibare samenleving vormgeven. En daarbij hoort ook een 21e eeuwse 'verheffingsagenda'.
Farid, dames en heren, let’s turn and face the strange.