Toespraak minister Koenders tijdens de SGP-jongerendag

Toespraak van minister Koenders van Buitenlandse Zaken tijdens de SGP-jongerendag op 5 maart 2016.

Wat een eer om jullie dit jaar te mogen toespreken. Ik ben blij met jullie uitnodiging. Een minister van Buitenlandse Zaken ziet veel van de wereld en ontmoet heel veel verschillende mensen, in Nederland en in het buitenland. Ik maak daarbij graag ruimte voor gesprekken met jongeren, en zeker voor de grootste politieke jongerenorganisatie van Nederland. Vandaag begint trouwens ook het Chinese volkscongres in Peking. Daar zijn misschien wel net zoveel mensen als op deze SGP-jongerendag, maar ik heb er toch voor gekozen om hierheen te komen.

Jullie hebben niet alleen de toekomst, jullie zijn ook de verbinding met het nu: het zal vóórkomen dat je je ouders moet uitleggen hoe de wereld verandert, wat de nieuwe eisen van de tijd zijn. Ik zeg dit natuurlijk met Exodus 20:12 in gedachten: eert uw vader en uw moeder. Ik zie het in vluchtelingenkampen heel vaak: hoe kinderen hun ouders bij de hand nemen, om ze te helpen hun weg te vinden in de nieuwe omgeving, om kennis te maken met nieuwe culturen. Jongeren verbinden oud en nieuw, nationaal en internationaal.

Het is ook een eer om te mogen spreken voor de oudste politieke jongerenorganisatie van Nederland. Daarmee spiegelt jullie vereniging zich aan jullie moederpartij, de SGP, de enige nog bestaande vooroorlogse politieke partij. Uniek in ouderdom, uniek in continue aanwezigheid in het parlement, uniek in consistente vertolking van het eigen gedachtegoed.

De SGP heeft laten zien dat een partij ook invloed kan uitoefenen zonder regeringsverantwoordelijkheid te dragen. Dat is in het verleden wel eens ten koste gegaan van het departement dat ik nu leid: het was dominee Kersten die in 1925 met zijn amendement op de BZ-begroting het gezantschap bij de Paus ophief en daarmee het eerste kabinet-Colijn ten val bracht.

Vandaag de dag gaat het anders. De SGP staat als niet-regeringspartij bekend om haar kritisch-positieve beoordeling van het buitenlandbeleid, zeker waar het gaat om veiligheid en om mensenrechten. Het kabinet heeft de afgelopen week nog uitgebreid gesproken over het vraagstuk van geloofsvrijheid en bescherming van religieuze minderheden, zoals nadrukkelijk door de SGP geagendeerd.

Het is ook geen geheim waarover onze meningen verschillen. Onze beoordeling van de toestand in het Midden-Oosten is niet altijd dezelfde, zeker als het gaat om de verhouding tussen Israël en de Palestijnen. En de opvattingen van de SGP over Europese integratie waren van het begin af aan kritisch afwachtend - om niet te zeggen:


Toch wil ik hier een lans breken voor Europese samenwerking. Die is juist nodig om waarden te beschermen die we in Nederland belangrijk vinden. Want we leven in een wereld waarin de machtsverhoudingen snel en ingrijpend veranderen.

De cijfers liegen er niet om. In 1980 namen de huidige lidstaten van de Europese Unie nog 30% van de wereldproductie voor hun rekening. 5 jaar geleden was dat aandeel al gezakt naar 20%. En over 5 jaar is het nog maar 15%.

In 40 jaar tijd is het relatieve gewicht van Europese landen dus gehalveerd. Alleen door samen op te trekken, kunnen we goed blijven opkomen voor onze waarden en voor onze belangen. Bijvoorbeeld door te zorgen voor stabiele regio’s aan de buitengrens van de Europese Unie. Om invloed te behouden, moet Nederland zijn krachten bundelen met anderen. Dat wil ik jullie vandaag meegeven. Ons land kan met iedere opkomende macht volwaardige betrekkingen aanknopen. Maar voor een gelijkwaardige relatie met landen als China moeten we echt investeren in gezamenlijk, Europees optreden in de wereld.
 

Voordat ik inga op China, hoop ik dat jullie me toestaan ook iets te zeggen over Oekraïne. Want het referendum over het associatieakkoord tussen dat land en de Europese Unie staat voor de deur, en ik sta hier voor een zaal vol politiek geïnteresseerde jongeren. Die kans laat ik niet lopen!

Het is mooi om te zien dat dit onderwerp jullie bezighoudt. In het programma zie ik dat Elbert Dijkgraaf later vandaag in debat gaat met Jan Roos. Ik weet dat de SGP traditioneel kritisch is over het middel van het referendum. Toch wil ik jullie aanmoedigen deze kans te gebruiken om je uit te spreken. Velen van jullie mogen straks stemmen, en ik hoop van harte dat jullie het vakje bij ‘VOOR’ invullen.

2 jaar geleden trotseerde een menigte de bittere winterkou op het Maidan in Kiev. Oekraïne had gekozen voor het associatieakkoord, maar de toenmalige president besloot op het laatste moment om niet te tekenen. Daarom gingen velen de straat op. Onder de demonstranten waren veel mensen van jullie leeftijd. Ze wilden in vrijheid en zonder dwang van buitenaf de koers van hun eigen land kunnen bepalen. Nog steeds strijden ze voor een einde aan de corruptie, voor vrijheid en welvaart. Dit akkoord steunt hervormingen waardoor Oekraïne een volwassen democratie kan worden, zonder dat het lid wordt van de Europese Unie. Het akkoord bevordert de handel tussen Nederland en Oekraïne, en daar hebben bijvoorbeeld onze boeren en onze transportsector voordeel van. Kortom: dit akkoord helpt Oekraïne een stabiele en welvarende rechtsstaat aan de grenzen van de Europese Unie te worden. En dat is ook goed voor Nederland. Zoals ik net al zei: het is belangrijk om te investeren in een stabielere buitengrens van de Europese Unie.

Nu over naar China. Ik wil jullie een inkijkje geven: hoe werkt dat, diplomatie bedrijven met een wereldmacht? Hoe staan de betrekkingen tussen Nederland en China er vandaag de dag voor? Gaat het alleen maar om handel en investeringen, of is er ook ruimte om zaken als mensenrechten en godsdienstvrijheid aan de orde te stellen? En hoe doe je dat dan?

De VPRO zendt iedere zondagavond een prachtige reportage uit over het nieuwe China, een serie met de titel 'Langs de oevers van de Yangtze'. Terwijl ik dit zeg, besef ik: televisie op zondag, dat is voor de meesten hier misschien niet de meest gelukkige combinatie. Maar de techniek biedt uitkomst - de serie is op iedere andere dag van de week online te bekijken via Uitzending Gemist.
 

De afleveringen tonen ons het leven in het moderne China. Soms is dat leven heel herkenbaar, soms staat het juist ver van onze belevingswereld. We zien net als in Nederland jongeren die vastgeplakt lijken aan hun smartphones, maar tegelijkertijd weten we dat de Chinese overheid bepaalt wat voor informatie ze op hun schermpjes mogen lezen. We zien hoe steeds meer mensen uitzicht hebben op een goede opleiding en een goede baan, maar we zien ook hoe extreem hard de concurrentiestrijd is – in één van de uitzendingen ondergaat een Chinees meisje ingrijpende plastische chirurgie om haar carrièrekansen te vergroten.

Chinese jongeren zijn opgegroeid in een tijd van almaar stijgende welvaart. Een tijd waarin iedereen zo succesvol mogelijk wil worden. Dat is helemaal volgens het motto van de Chinese droom van president Xi Jinping: 'Succesvolle individuen maken een succesvol volk.' Je kunt je voorstellen dat jonge Chinezen een enorme druk voelen om te slagen. Bedenk daarbij dat velen geen broers of zussen hebben. De een-kindpolitiek is vorig jaar pas volledig afgeschaft. Daarom rust alle hoop van de ouders vaak op 1 paar schouders.

1 van de belangrijkste momenten in het leven van jullie generatiegenoten is de gao kao, het toelatingsexamen dat bepaalt welke vervolgopleiding ze mogen doen. De gao kao kan je carrière maken of breken. Hard studeren is daarom de topprioriteit van veel Chinese tieners. Schooldagen duren vaak 10 tot 12 uur, en daar komt dan nog huiswerk bij. Scholen bieden bijlessen aan in de avonden en weekenden – die bijlessen zijn niet verplicht, maar vanwege de onderlinge concurrentie volgt vrijwel iedereen ze. Voor jullie en mij moeilijk voor te stellen, voor miljoenen Chinezen de alledaagse werkelijkheid.

Belangrijke overeenkomsten en wezenlijke verschillen, die zie je niet alleen als je het dagelijks leven van een scholier in Zeeland vergelijkt met dat van een leeftijdgenoot in Sichuan. Ze komen ook tot uitdrukking in de verhouding tussen onze landen. De Chinees-Nederlandse betrekkingen gaan al eeuwen terug, maar gelukkig zijn ze vandaag de dag een stuk beter dan 400 jaar geleden. Begin 17e eeuw stonden de Hollanders in China vooral bekend als 'roodharige duivels'. Die reputatie hadden ze helemaal aan zichzelf te danken, want de Verenigde Oost-Indische Compagnie had meermaals met geweld geprobeerd de winstgevende Portugese handelspost op Macau in te nemen – telkens tevergeefs.

Hardhandige pogingen om dan maar ergens anders handelsposten te vestigen, liepen evenmin goed af. Vanaf Taiwan mocht de VOC een tijd lang handel drijven, maar na een paar decennia werden de Hollanders ook daar gedwongen te vertrekken.

Kortom: onze natie moest de fijne kneepjes van de Oosterse diplomatie nog ontdekken. En China was in die tijd niet bijster geïnteresseerd in betrekkingen met ver weg gevestigde volkeren. Jullie kunnen dus wel raden hoe de eerste echte handelsmissie naar het hof van de Chinese keizer afliep. In 1655 vertrok een delegatie uit Batavia. Na een reis door China van meer dan 4 maanden, moest het Nederlandse gezantschap in Peking 3 maanden wachten tot het op audiëntie mocht bij keizer Shunzhi. Die gooide vervolgens een flinke plens koud water over de Nederlandse wensen, door het volgende te zeggen: 'Aangezien uw Landt zeer verre afgelegen is, en hier zeer harde winden waayen, waardoor de Schepen met groot gevaar overkomen, en het hier aan land zeer kout is, zulks het hagelt en sneeuwt, zo zou het mij deeren, en in ’t herte zeer doen, indien hier van uw volk quam.' Dat is diplomatiek taalgebruik voor: bedankt voor de moeite, daar is het gat van de deur.

Wij Nederlanders zijn natuurlijk wel wat gewend als het op hagel en wind aankomt, en opgeven doen we niet snel. Belangrijker nog: onze omgang met andere mogendheden is sinds de zeventiende eeuw heel wat beschaafder geworden, terwijl China nu vooral kansen ziet in het contact met de buitenwereld. De betrekkingen tussen China en Nederland zijn daardoor onherkenbaar veranderd – ten goede.

Vorig jaar oktober mocht ik zelf een economische missie naar China leiden, tijdens het staatsbezoek van het Koninklijk Paar. Het is de delegatie heel wat beter vergaan dan onze voorgangers in 1655! Er reisden zo’n 250 vertegenwoordigers van Nederlandse bedrijven mee. Tijdens het bezoek heb ik een handelsdiner georganiseerd, waarvoor de Nederlandse ondernemers Chinese gasten konden uitnodigen. Wie denkt dat al die 500 mensen aan tafel bleven zitten tot na het dessert, heeft het mis. Al na de eerste gang was iedereen in de zaal op zoek naar mogelijke partners om zaken mee te doen. Het was bij elke tafel dus een komen en gaan van tientallen mensen. De hele avond lang.

Dat is typerend voor de handelsbetrekkingen tussen China en Nederland vandaag de dag. Niet afwachten, maar meteen kijken waar de kansen liggen. Want we hebben elkaar veel te bieden. Binnen de Europese Unie is Nederland na Duitsland en het Verenigd Koninkrijk de belangrijkste handelspartner van China. En na Duitsland zijn we de grootste Europese investeerder. Nederlandse bedrijven bieden in China meer dan een kwart miljoen mensen een baan. Omgekeerd zijn bijna 500 Chinese ondernemingen in Nederland gevestigd, en daar komen er elk jaar een stuk of 40 bij.

Wat Nederland China specifiek kan bieden, is kennis om het land te helpen bij zijn modernisering. Dat gaat verder dan snelle winsten op korte termijn. Chinese beleidsmakers gaat het niet meer alleen om de omvang van de groei, maar ook om de kwaliteit van leven. Hoe zorg je voor duurzame steden? Hoe organiseer je publieke goederen zoals de watervoorziening, voedselkwaliteit, gezondheidszorg en ouderenzorg? China staat voor gigantische uitdagingen en Nederland heeft op al deze onderwerpen veel te bieden. Daarom had de bedrijvenmissie bij het staatsbezoek als overkoepelend thema duurzame verstedelijking. Daarom bezocht de Koning bijvoorbeeld het eiland Chongming, waar een model-kas staat. De kas is gebouwd naar Nederlands voorbeeld. Onze moderne en duurzame techniek helpt daardoor meer voedsel te produceren in de stedelijke omgeving van Shanghai. Kortom: de vraagstukken van nu los je als land alleen niet op. Daarom is het zo belangrijk om samen te werken.
 

De betrekkingen met China gaan dus over veel méér dan handel en investeringen. In een volwaardige relatie tussen twee landen komen niet alleen zaken aan de orde, maar is ook ruimte om over waarden te spreken. De gesprekken die ik met mijn Chinese collega's voer, gaan dus net zo goed over politieke kwesties zoals godsdienstvrijheid en andere mensenrechten. Dat geldt niet alleen voor mij. In het kabinet hebben we afgesproken dat alle bewindspersonen die hun Chinese collega's spreken, mensenrechten aan de orde stellen die op hun eigen terrein spelen. En tijdens het staatsbanket met de Chinese president heeft de Koning in zijn tafelrede het belang genoemd dat Nederland aan mensenrechten hecht. We gaan dit onderwerp tot het hoogste niveau dus niet uit de weg. Sterker nog: het zou pas opvallen als we het wél zouden vermijden. Want een land dat zijn principes niet durft te benoemen, is geen geloofwaardige partner. Zo’n land laat makkelijk over zich heenlopen.

Bovendien wil de Chinese overheid ook hier leren van Nederland. Voor China is economische groei een belangrijk middel om politieke stabiliteit te verzekeren. Daarom wisselen de Chinese autoriteiten graag kennis uit over de rechtsstaat, het strafrecht en wetgeving tegen discriminatie. We delen bijvoorbeeld inzichten over hoe je onafhankelijke rechtspraak kunt bevorderen.
 

Nederland helpt ook juristen en artsen te trainen, zodat ze slachtoffers van marteling goed kunnen ondersteunen. Ze leren bijvoorbeeld hoe ze bewijs van marteling kunnen vastleggen, om in rechtszaken te gebruiken.

Maar in algemene zin geldt voor politieke en burgerrechten dat Chinese autoriteiten niet veel moeten hebben van inzichten van buitenaf – of van onderop. Dat is de harde werkelijkheid. De positie van mensenrechtenverdedigers staat onder toenemende druk. En met de godsdienstvrijheid is het slecht gesteld. Dat geldt voor christenen, maar ook, en dat vind ik belangrijk om hier te benadrukken, voor andere religieuze minderheden. Denk aan de Oeigoeren en Tibetanen. Ik breng de Nederlandse zorgen over, en ze komen aan de orde in de gesprekken die mijn Mensenrechtenambassadeur regelmatig voert met de Chinese autoriteiten. Hij overhandigt dan bijvoorbeeld een lijst met mensenrechtenverdedigers die te vrezen hebben van intimidatie of vervolging. Daarmee laat Nederland zien: we zijn begaan met de vrijheid en de veiligheid van deze mensen, en we volgen hun situatie nauwlettend. Dat kan helpen om hen te beschermen.
 

Alles is dus bespreekbaar in de Nederlandse betrekkingen met China, en we blijven alles bespreken. We zijn volwaardige partners die naar elkaar luisteren. Maar laten we wel realistisch blijven: Nederland en China, dat zijn verschillende grootheden. Alleen al in Peking wonen meer mensen dan in heel Nederland. De Chinese economie groeit in een jaar tijd met dezelfde omvang als de hele economie van Indonesië. Elk jaar krijgt China er dus een Indonesië bij! Dat is reden voor bescheidenheid over wat Nederland gedaan kan krijgen.

En dat is reden om te investeren in Europese samenwerking. Toen de VOC op China wilde varen, waren de Portugezen nog onze grootste concurrenten. We wilden allebei de beste zijde en de beste relatie met de Chinese keizer. Ik ben blij dat we nu niet meer met Portugal hoeven knokken om Chinese producten ons land in te krijgen. Dankzij de Europese Unie kunnen we tegen dezelfde voorwaarden handel drijven, en hebben we een veel steviger uitgangspositie.

Neem de Chinese markt voor zuivel en melkpoeder. Die is groot en groeit bovendien hard. Nederlandse bedrijven zijn erg succesvol op die markt, dat zal jullie niet verbazen.

Dankzij Europese wetgeving hebben de Chinezen groot vertrouwen in onze voedselveiligheid. Ze komen hier zelf inspecties uitvoeren. En nu China nieuwe voedselwetgeving opstelt, houdt de Europese Unie in de gaten of daarin ook rekening wordt gehouden met de belangen van onze landbouwexporteurs. Om te voorkomen dat er geen onnodige eisen in voorkomen, of maatregelen die Chinese bedrijven bevoordelen. Alléén zou Nederland het stukken moeilijker hebben om bij de Chinese overheid op te komen voor de belangen van onze bedrijven.

Wat voor de economie geldt, geldt naar mijn overtuiging voor heel ons buitenlandbeleid: we moeten de krachten bundelen. Ook als het gaat over mensenrechten en de rechten van religieuze minderheden. Zo hanteert de Europese Unie net als wij een lijst met Chinese mensenrechtenverdedigers; Nederland is nauw betrokken bij het opstellen ervan. Een lijst die namens 28 landen wordt overhandigd, heeft meer gewicht. Wat mij betreft is dat de richting die we moeten inslaan. Want Nederland heeft weliswaar een volwaardige relatie met China, maar alleen via de Europese Unie kunnen we zorgen dat die relatie ook gelijkwaardig is.

Laten we tot slot uitzoomen van China naar het wereldtoneel. Een belangrijke vraag voor Europa en de Verenigde Staten was lange tijd: hoe kunnen we China betrekken? Hoe overtuigen we dat land om zijn verantwoordelijkheid te nemen voor wereldwijde ontwikkeling, vrede en veiligheid? Tegenwoordig is dat achterhaald. China laat zich steeds meer gelden. Van de 5 permanente leden van de VN-Veiligheidsraad levert China de meeste troepen aan vredesmissies. En het afgelopen jaar is op Chinees initiatief een nieuwe ontwikkelingsbank opgericht, waar ook Nederland lid van is: de Asian Infrastructure Investment Bank.

China is dus nadrukkelijker dan ooit aanwezig op het wereldtoneel. Vandaag de dag is de vraag eerder: hoe gaan we om met een assertief China? Welke regels van internationale instellingen moeten misschien worden veranderd, zodat opkomende landen als China daarin volwaardig mee kunnen doen?

Ook China zelf worstelt daar mee. Het land heeft nog geen echte doctrine ontwikkeld voor zijn buitenlandbeleid. President Xi Jinping verklaarde twee jaar geleden nog: 'China dient een onderscheidende diplomatieke benadering te ontwikkelen die pas bij zijn rol als grootmacht.' Anders gezegd: China zoekt een passend richtsnoer voor zijn nieuwe status. Want succesvolle individuen mogen dan een succesvol volk maken, dat zegt nog niks over hoe je diplomatie bedrijft.

We weten dat China over sommige grensoverschrijdende onderwerpen heel anders denkt dan Nederland en andere Europese landen. Mensenrechten bijvoorbeeld, of cyberveiligheid. En andere opkomende landen zullen er weer andere visies op nahouden. Ook daarom is het belangrijk dat we investeren in een gemeenschappelijk Europees optreden. De Europese Unie kan op het wereldtoneel een speler van betekenis zijn, en daardoor veel meer voor elkaar krijgen dan Nederland alleen. Dat kon je al zien bij de klimaatonderhandelingen in Parijs, bij de onderhandelingen over de nucleaire activiteiten van Iran, en in de Wereldhandelsorganisatie.

Die voorbeelden moeten Europa inspireren om meer te vertrouwen op zijn eigen kracht. We moeten in de Europese Unie gezamenlijk strategischer durven handelen. Ik hoop dat het niemand van jullie is ontgaan dat Nederland nu voorzitter is van de Europese Unie.

Op dit moment werkt Federica Mogherini, de Hoge Vertegenwoordiger van de Europese Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid, aan een mondiale strategie. Dat doet ze samen met de lidstaten.

Aan het eind van het voorzitterschap, in juni, hoop ik dat we die strategie met zijn allen kunnen aannemen – inclusief een concreet plan van aanpak. Wat zijn onze Europese belangen en kernwaarden? En op basis daarvan: wat zijn onze prioriteiten in de wereld en hoe streven we die wereldwijd na? Daar moet het over gaan.

Zowel China als Europa weten dat ze het wereldtoneel nooit zullen domineren zoals de Verenigde Staten dat korte tijd kon doen. Zo’n bevoorrechte positie is voor geen enkel land meer weggelegd. Ook niet voor China, of India. Deze SGP-Jongerendag stelt de vraag: 'Maar wie is nou de baas?' Mijn antwoord is: in de wereld van morgen is niemand als enige de baas. De wereld van morgen is multipolair.

De wetenschap dat niemand de baas is, schept ook een gezamenlijk belang. Nu er geen hypermacht is die andere landen de wet voorschrijft, hebben China en Europa allebei baat bij een wereldorde die stoelt op heldere regels. Over handel, over ontwikkeling, over klimaat, over veiligheid en over mensenrechten.

Door te investeren in Europese samenwerking, kunnen we zorgen dat die wereldwijde regels zo veel mogelijk overeenkomen met onze waarden en belangen. Dat is een omgeving waarin de Nederlandse betrekkingen met China verder tot bloei kunnen komen. Een omgeving waarin we met landen als China blijven praten en blijven handelen, maar waarin we ook kritisch op elkaar kunnen zijn en voor onze principes kunnen staan.

Ik dank jullie voor de aandacht.