Toespraak door minister Van der Steur, Cyrille Fijnaut Lecture: ‘De Nederlandse visie op het Europees Veiligheidsbeleid’
Toespraak door minister Van der Steur, Cyrille Fijnaut lecture, Leuven, ‘De Nederlandse visie op het Europees Veiligheidsbeleid’, 15 februari 2016.
Dank u wel, professor van Daele.
Professor Fijnaut, beste Cyrille,
Minister Geens, beste Koen,
Geachte aanwezigen,
Het is voor mij een eer hier te spreken. In de eerste plaats omdat deze lezingenreeks is opgedragen aan professor Fijnaut. Hij is vermaard als hoogleraar in de rechten. Gewaardeerd om zijn beleidsadviezen, die het veiligheidsbeleid van Nederland vormden. En geprezen als historicus, onder meer voor zijn duizend pagina’s tellende Geschiedenis van de Nederlandse Politie.
Voor de geïnteresseerden die nu denken “tjonge jonge, duizend pagina’s...” De professor heeft óók een politiegeschiedenis geschreven van 196 pagina’s. Maar in dat boek ontbreekt de periode waarin de politie viel onder mijn verantwoordelijkheid...
Ik vind het ook bijzonder op de Leuvense universiteit te zijn. Mijn alma mater is Leiden. De oudste universiteit van Nederland, opgericht in 1575. Met een geschiedenis die nauw is verbonden met de universiteit hier. Lange tijd kwamen inwoners uit de Lage Landen naar Leuven voor hun studie. Maar dit veranderde met de Nederlandse opstand in de zestiende eeuw. Voor studenten uit de Noordelijke Provincies werd Leuven onbereikbaar. En dus schonk Willem van Oranje zijn volk een eigen universiteit: Leiden!
U ziet, dames en heren, als het vijfhonderd jaar geleden nét ietsje anders was gelopen... dan had ik hier nu vermoedelijk gestaan als alumnus van deze universiteit. Sterker nog: Ik had in mijn studententijd, eind jaren tachtig, college fiscaal recht gekregen van de toen nog jonge Leuvense docent... Koen Geens!
Minister Geens, het was me natuurlijk een genoegen geweest. Deze gedeelde geschiedenis toont de verwevenheid van België en Nederland. Ook vandaag zien we dit terug, in onze samenwerking op het gebied van veiligheid en recht.
Onderling.
In de Benelux.
En in Europa.
Het is mijn overtuiging dat samen werken aan veiligheid en recht, ook vraagt om een gezamenlijk debat over veiligheid en recht. Daarom ben ik blij dat minister Geens en ik hier vanavond mogen spreken.
Dames en heren,
Op dit moment bekleedt Nederland het voorzitterschap van de Europese Unie. België had deze taak in 2010. U weet dus wat het betekent:
Veel vergaderingen, veel raden van ministers, en waar mogelijk kleine, maar betekenisvolle stapjes zetten op weg naar succes.
Maar het mooie van zo’n voorzitterschap is dat het ook uitnodigt tot reflectie. Een land dat iets wil bereiken met zijn voorzitterschap, moet fundamentele vragen beantwoorden.
Wat is onze visie op Europa?
Welke taken zijn Europees en welke niet?
En hoe beschermen we Europa als gemeenschap van veiligheid en recht?
Om antwoorden te vinden, moeten we eerst naar onszelf kijken. Wat is de kern van het veiligheidsbeleid van Nederland? Laat ik een paar elementen noemen.
In de eerste plaats het internationale karakter.Onze open economie zorgt voor veel grensbewegingen, van mensen en producten. Legaal, maar ook illegaal. De smokkel van drugs en andere illegale goederen. Grensoverschrijdende georganiseerde criminaliteit. En internationaal opererende outlaw motorbendes. Dit vraagt om internationale veiligheidsmaatregelen.
Niet voor niets publiceerde professor Fijnaut over de Maas-Rijn-regio, waar de politiesamenwerking een voorbeeld kan zijn voor heel Europa. Deze samenwerking vraagt om goed contact, om kennis van elkaars werkwijze, en om het uitwisselen van informatie.
Een tweede element is onze aandacht voor de lokale aanpak, met name in de grote steden. In steden zien we verschillende problemen: Van drugs, overlast en gebrekkige integratie tot jeugdbendes, gevaarlijke radicalisering en uitbuiting van vrouwen en werknemers.
Daarom vragen we in Nederland meer van onze agenten dan een strenge blik en geoliede handboeien. We vragen betrokkenheid bij de wijken. Zodat de bewoners hen kennen, vertrouwen, en weten te vinden. De politie werkt ook samen met hulpverleners, inspecteurs en andere gemeentelijke diensten. Zo kan criminaliteit op lokaal niveau ook worden bestreden via de bestuurlijke weg.
Een goed voorbeeld is de wet BIBOB. Ingevoerd toen bleek dat veel criminelen gefaciliteerd werden door de overheid: Ogenschijnlijk bonafide ondernemers gebruikten hun zaak – met vergunning en al - als dekmantel voor criminele activiteiten.
Maar dankzij de wet BIBOB kunnen we deze criminelen hinderen, in plaats van helpen. We lichten ze grondig door. Trekken lopende vergunningen in. En verlenen geen nieuwe vergunningen aan personen die in het verleden zijn veroordeeld. Dit sluit aan bij het instrument financieel rechercheren. Hierdoor zien we hoe misdadigers hun verdiensten wit wassen. Hoe geldstromen lopen door heel Europa. En hoe we hun inkomsten kunnen afpakken.
Ook hier heeft Nederland veel te danken aan professor Fijnaut, een autoriteit op het gebied van de bestuurlijke aanpak.
Tot slot een derde element van het Nederlandse veiligheidsbeleid.
Een gegapte portemonnee, een gejatte autoradio of een gestolen TV: vroeger noemden we dit “kleine criminaliteit”. Maar, zoals ook professor Fijnaut schreef: De financiële schade is misschien klein, maar de impact op het leven van slachtoffers is groot. Dankzij mijn voorganger staan deze high impact crimes hoog op de agenda. Zo werkt het lokaal gezag met een persoonsgerichte aanpak. Bijvoorbeeld door een top-100 of top-500 op te stellen van potentiele overvallers, die scherp in de gaten worden gehouden. Ook vergroten we de kans dat we criminelen op heterdaad betrappen. En zetten we in op preventie en een gebiedsgerichte aanpak, door samen te werken met bewoners en ondernemers.
En met succes: De afgelopen zes jaar zagen we ieder jaar weer forse dalingen in deze high impact crimes. Meer dan op basis van de dalende trend in misdaadcijfers mag worden verwacht. Het laat zien dat Nederland zich niet alleen richt op zware criminaliteit, maar ook meeweegt wat slachtoffers doormaken.
Dames en heren,
Deze opsomming is natuurlijk niet uitputtend. Maar deze elementen werken door in onze visie op het Europees veiligheidsbeleid.
Als voorzitter heeft Nederland twee doelen. We willen de Europese agenda uitvoeren door lopende projecten verder te brengen. Maar we willen ook zelf prioriteiten op de agenda zetten.
Gebaseerd op Nederlandse ervaringen, die volgens ons van waarde zijn voor heel Europa. Ik noem er enkele.
Terrorismebestrijding staat daarbij op één. Via Europol en Interpol moeten opsporingsdiensten hun informatie beter gaan delen, zodat we risico’s sneller in beeld krijgen. Een concreet resultaat dat nu al is geboekt, is de oprichting van Europol’s Counter Terrorism Center, ECTC. Een platform waar informatie-uitwisseling plaats vindt, waar netwerken worden onderhouden, en waar 24 uur per dag alertheid is om terreurdaden te voorkomen.
Ook gaan we meer informatie delen over personen uit ‘derde landen’ met een strafblad en scherpen we de richtlijn wapenhandel aan.
Maar het uitwisselen van informatie en het terugdringen van wapens is niet genoeg in de strijd tegen terrorisme. We kunnen niet wegkijken van het feit dat mensen die nu aanslagen plegen of naar Syrië vertrekken, zijn opgegroeid in onze eigen samenleving.
In onze eigen steden.
In onze eigen wijken.
Voorkomen dat deze mensen terrorist worden is de beste garantie tegen geweld. Dat is de filosofie van onze lokale aanpak. Lokale autoriteiten spelen hierin de hoofdrol.
Burgemeesters.
Politieagenten.
Leraren.
De overheid ondersteunt hen bij het signaleren en stoppen van radicalisering.
Laat me u een voorbeeld geven van een Nederlands gezin dat wilde vertrekken naar Syrië. De gemeente hoorde dit. De burgemeester zocht contact. Samen met politie en de veiligheidsdiensten werden de reisdocumenten van het gezin ongeldig verklaard. En de gezinsleden kregen begeleiding van gemeentemedewerkers. Tot op de dag van vandaag zijn zij niet vertrokken.
Ik heb deze aanpak vorige maand besproken met mijn EU-collega’s. En wij delen de ambitie overal in Europa ruimte te geven aan zulke lokale initiatieven.
Dames en heren,
Twee andere prioriteiten die ik graag noem, zijn een Europese Forensische Ruimte en de strijd tegen mensenhandel. Een Europese Forensische Ruimte houdt in dat onderzoek overal in Europa aan minimum kwaliteitsnormen moet voldoen. Zo beschermen we alle Europeanen tegen kwalitatief slecht forensisch bewijs, als zij vervolgd worden in een ander land. En kunnen politie en justitie erop vertrouwen dat forensische onderzoeksresultaten uit een andere lidstaat ook effectief gebruikt kunnen worden.
Door het beleid in landen op elkaar aan te sluiten, kunnen we forensisch bewijs Europa-breed inzetten, misdaden sneller oplossen, en het niveau van vervolging overal in Europa verhogen.
Tot slot de strijd tegen mensenhandel. Mensenhandel is één van de ergst denkbare misdaden: Een grove schending van alle waarden waar we in Europa voor staan sinds de Verlichting.
De aandacht voor seksuele uitbuiting krijgt in Europa veel aandacht. Daarnaast is het wat Nederland betreft tijd om ook uitbuiting door arbeid hoog op de agenda te krijgen.
Hierbij zetten we alle instrumenten in die we hebben: van financieel rechercheren tot grenswachten en van arbeidsinspecties tot de belastingdienst.
Dat zijn we verplicht aan de slachtoffers, maar ook aan onszelf en aan onze traditie.
Professor Fijnaut, Cyrille
Minister Geens, Koen,
Geachte aanwezigen,
Wat hebben de prioriteiten gemeen, die ik zojuist beschreef? Wat is precies die “Nederlandse visie” op “Europees veiligheidsbeleid”?
Een complete visie uiteenvouwen is lastig. Dat is misschien meer iets voor een hoogleraar als Fijnaut. Of voor een hooggeleerde minister als Geens. Maar als er een Nederlandse visie bestaat, dan bevat die in elk geval de volgende elementen:
Eén. Informatie die niet wordt gedeeld, ís geen informatie. Dat vraagt samenwerking tussen experts, tussen instanties, én tussen landen.
Twee. Alle misdaadbestrijding is lokale misdaadbestrijding. Een grensoverschrijdende aanpak is nodig, maar dit moet altijd gepaard gaan met aandacht voor de lokale omgeving.
Drie. Oppakken en straffen is goed, maar voorkomen is beter. We staan voor een harde aanpak, maar investeren ook in preventie.
Vier. We werken als één overheid. Niet tégen de samenleving, maar mét de samenleving. Ouderwets politiewerk gaat gepaard met een bestuurlijke aanpak.
En, tot slot, vijf. Kleine criminaliteit bestaat niet. Elke rechtsstaat moet het leed van slachtoffers serieus nemen. Dit is de grondslag van onze strijd tegen mensenhandel, maar ook van de aanpak van high impact crimes.
Professor Fijnaut,
Minister Geens,
Geachte aanwezigen,
Ik begon met u te vertellen dat samenwerking op het gebied van veiligheid en recht, ook vraagt om een gezamenlijk debat over veiligheid en recht. Ik hoop daar een aanzet toe hebben gegeven. Ik kijk uit naar de reactie van minister Geens. En weet dat ik altijd bereid ben míjn alma mater eens te bellen, om dit belangrijke debat voort te zetten in Leiden.
Dank u wel.