Ministerraad 29 januari 2016
Inleidend statement minister-president Rutte:
Goedemiddag. Eind vorig jaar hebben zowel Frankrijk als de VS het concrete verzoek aan Nederland gedaan om een bijdrage te leveren aan de intensivering van de strijd tegen IS. We hebben deze verzoeken ook heel zorgvuldig bestudeerd. De recente terroristische aanslagen in onder meer Parijs, Istanbul en Jakarta maken duidelijk dat ISIS nog steeds een bedreiging vormt voor onze veiligheid, voor onze manier van leven. Alleen door de veilige havens van ISIS in Irak en Syrië weg te nemen, kunnen we verdere aanslagen voorkomen.
Nederland levert op dit moment al een bijdrage aan de strijd tegen ISIS in Irak. We zien dat de bombardementen van de coalitie, inclusief de inzet van onze eigen F16’s, daar effect sorteren. In Irak is ISIS inmiddels duidelijk teruggedrongen. De internationale coalitie richt zich dan ook steeds meer op het oosten van Syrië waar zich de strategische locaties en de aanvoerroutes van ISIS bevinden. We hebben besloten om gehoor geven aan het verzoek van onze bondgenoten tot uitbreiding van het operatiegebied van onze F16’s naar Oost-Syrië om daar de aanvoerlijnen en het voortzettingsvermogen van ISIS verder te verzwakken.
Naast het luchtwapen zullen we onze steun aan de Iraakse strijdkrachten en de Peshmerga intensiveren. Verder willen we via training en advisering bijdragen aan het politiek proces in Genève. Het is van groot belang dat ook op dit vlak vooruitgang wordt geboekt. Een einde aan de voortdurende burgeroorlog is noodzakelijk om stabiliteit in Syrië te bewerkstelligen en om daarmee ISIS duurzaam te bestrijden. De opening van de gesprekken vandaag in Genève zijn een stap in de goede richting, maar het politieke proces is nog steeds fragiel.
Het kabinet is ervan overtuigd dat om de strijd tegen ISIS zorgvuldig te voeren een parallelle intensivering op alle sporen van inzet nodig is: politiek, militair, humanitair en op het terrein van stabilisatie. Een totaaloverzicht van de Nederlandse inzet op al deze terreinen is opgenomen in de uitgebreide artikel-100 brief die vandaag aan de Kamer wordt gezonden. Verder verwijs ik u naar de aansluitende persconferentie van de collega’s Hennis van Defensie en Koenders van Buitenlandse Zaken.
Het conflict in Syrië is een van de hoofdoorzaken van de grote stroom vluchtelingen naar de Europese Unie. Het kabinet werkt, vanuit onze rol als EU-voorzitter, hard aan een geïntegreerde Europese aanpak van de migratieproblematiek waarin álle elementen een plek krijgen: Betere opvang in de regio, betere controle van de buitengrenzen van de Europese Unie, goed functionerende hotspots en verdeling van asielzoekers over de EU. En uiteraard in Nederland: fatsoenlijke, sobere opvang en maximale inzet op integratie.
Daarbij moeten alle lidstaten, maar ook onze partners buiten de EU, zoals Turkije, hun verantwoordelijkheid nemen. Ik spreek daar veel over met mijn collega’s, gisteren nog met mijn Portugese collega Costa. Maar ook Bert Koenders, Klaas Dijkhoff en andere collega’s zijn hier heel intensief mee bezig. Op uitvoerend niveau wordt hard gewerkt om concrete obstakels uit de weg de ruimen. We moeten nu de tijd die we hebben, voordat de instroomcijfers in het voorjaar weer zullen toenemen, die tijd moeten we met elkaar optimaal benutten.
Iedereen hoor ik zeggen met wie ik spreek is zich bewust van de urgentie van het probleem. We werken vreselijk hard met elkaar om de instroom te beperken. En daarbij is een scala aan maatregelen mogelijk. Ik kan u ervan verzekeren dat we alles doen wat we kunnen om dit vraagstuk onder controle te krijgen. In Nederland zelf blijven alle betrokkenen intussen keihard werken om, zoals ik zei, de asielzoekers die in ons land zijn aangewezen op een goede, sobere maar rechtvaardige manier van opvang, om die ook te bieden en ervoor te zorgen dat zij zo snel mogelijk als ze statushouder zijn, ook kunnen integreren in de samenleving.