Openingstoespraak congres Cultuur in Beeld 2015
Minister Bussemaker opende het congres Cultuur in beeld op 14 december 2015 in Den Haag.
Dank Club Gewalt voor jullie inspirerende opening. Zo hebben we cultuur meteen volop in beeld. Ik voeg daar nog een beeld aan toe.
[Er wordt een foto van beeldje project Moving people getoond]
Als u deze week argeloos door Den Haag of Amsterdam loopt, kan het zomaar gebeuren dat uw oog op dit minuscule beeldje valt.
Een klein vrouwtje met een hoofddoekje om.
Zittend op een brug aan de waterkant of op een bankje in een park.
U zult er misschien om moeten glimlachen.
Maar als u leest welk verhaal hieraan vast zit, zal dit overgaan in kippenvel.
Want dit beeldje vertelt het verhaal van de 28-jarige Jihin.
Een lerares die in 2013 Syrië moest ontvluchten.
Omdat haar woonwijk slagveld werd in de burgeroorlog.
Jihin en haar man hadden gespaard om een huis te kopen en waren net begonnen een gezin te stichten. Met haar man en 4 weken oude zoontje Ahmed vluchtte ze naar Nederland. Ze hadden alles.
Nu moeten ze opnieuw beginnen.
Haar grootste wens is Ahmed op te laten groeien in vrede en veiligheid.
Jihin, die in een asielzoekerscentrum woont, stond zelf model voor dit beeldje. Kunstenaarscollectief Moving People maakte het, samen met 9 andere verbeelde menselijke verhalen, in veelvoud geproduceerd. Verspreid over de stad.
Jane Jacobs, een legendarische stadsgeografe, stelde ooit dat de kern van goeie stedelijke planning is, om recht te doen aan de belangrijkste eigenschap van steden: het genereren van zoveel mogelijk onverwachtse en ongeplande ontmoetingen tussen mensen.
Zij vergelijkt die ontmoetingen met een dans die plaatsvindt op straten, pleinen, in parken en op trottoirs.
In de woorden van Jane Jacobs: ‘The ballet of the sidewalk’.
Kunstenaars gedijen bij die dans. En voegen er iets aan toe.
Zo spelen de kunstenaars van Moving people met die rijke mogelijkheid voor onverwachtse ontmoetingen.
Het achterliggende doel van dit project is: de onverschilligheid tegengaan die tussen groepen mensen kan ontstaan.
Door hun ogen te openen en oren open te zetten.
Door die onverwachtse ontmoeting te ensceneren. Midden in de stad.
En ons daarmee te ontregelen, ontroeren en ontvankelijk te maken voor de ander.
Er is de afgelopen tijd al veel over de kracht van kunstenaars voor de stedelijke omgeving gezegd en geschreven.
Dat broedplaatsen een wijk opwaarderen en dat een rijk cultuurprogramma bijdraagt aan het vestigingsbeleid van bedrijven.
Dat hebben we door mensen als Richard Florida goed op ons netvlies. Maar die economische effecten vertellen niet het belangrijkste verhaal over de kracht van kunst en cultuur.
Namelijk dat het ons, via de verbeelding, nieuwsgierig maakt naar andere werelden. Ons prikkelt om dwars te denken - en verleidt om in de schoenen van een ander te gaan staan.
Die verbeeldingskracht zullen we steeds harder nodig hebben.
Steden hebben de toekomst, ze zijn een uiterst vruchtbare bodem voor kennis, innovatie en creativiteit.
En ze zijn een magneet voor mensen om er te wonen. Maar naast het succes van steden zijn ze ook living lab voor de grootste uitdagingen.
Hoe houden we onze steden schoon, veilig, leefbaar en inclusief?
Hoe kunnen we regio’s helpen die te maken hebben met krimp?
En hoe waken we voor sociale tweedeling in de stad?
Bijna alle grote wereldsteden hebben te maken met het probleem van gentrificatie, waarbij hippe, jonge en succesvolle creatieven en kenniswerkers naar achterstandswijken trekken.
Goed voor de economie van de stad. Maar de huizen worden er onbetaalbaar en het drijft oorspronkelijke bewoners naar de suburbs.
De burgemeester van New York waarschuwde een paar jaar terug voor dit scenario van ‘A tale of two cities’.
Een stad voor winnaars en een stad voor verliezers.
En het gevaar van gescheiden werelden in bredere zin ligt op de loer in alle grote stedelijke regio’s die Nederland rijk is.
Ik denk dat we de verbeeldingskracht méér moeten gaan inzetten tegen dat soort ontwikkelingen. Niet door kunst en erfgoed als een duizend dingendoekje in te zetten - als goedkope oplossing voor decentraal beleid. Maar veel eerder door kunstenaars, makers en instellingen de ruimte te geven om bestaande patronen te doorbreken, nieuwe werelden te creëren en de onverwachtse relatie tussen ik en de ander tot stand te brengen. Maarten Hajer zal in zijn verhaal nog dieper ingaan op het belang van de Urban Imaginaries, zoals hij dat noemt.
Het is mijn ambitie om die bredere betekenis van kunst en erfgoed volop de ruimte te geven en zichtbaarder te maken. Dat loopt als een rode draad door mijn beleid. Als een gezamenlijke inspanning van het Rijk, gemeenten, en vooral ook de sector zelf.
2 weken terug ontving ik een rapport van de commissie Ter Horst, waartoe de theatersector zelf het initiatief had genomen. Over publieksbereik.
Het uitgangspunt van dat rapport was dat de relatie tussen publiek en theater onderdeel is van een maatschappelijk proces.
Dat de toeschouwer geen consument is maar participant.
En dat de urgentie om daarom zoveel mogelijk verschillende soorten mensen bij dat theater te betrekken, van binnenuit gevoeld wordt. Daar was ik blij mee. En volgens mij geldt dit voor alle vormen van kunst en erfgoed.
Ik zie dat ook steeds meer om mij heen gebeuren. Het Museon heeft bijvoorbeeld, samen met het Centrum Voor Beeldende Kunst Stroom in Den Haag, een CityLab opgezet waar jongeren en architecten samen aan de ideale stad bouwen: groen, energiezuinig, ruim en veilig. Ze vertellen hierover tijdens de conferentie van vandaag.
Ik wil de sector zoveel mogelijk ruimte geven voor dat soort initiatieven. Kunstenaars, gezelschappen, makers en instellingen moeten in kunnen spelen op het veranderende speelveld - met de stedelijke regio’s als knooppunt.
Ruimte om een eigen profiel te kiezen waardoor het aanbod niet overal meer van hetzelfde is, vind ik daarbij essentieel.
Zo’n profiel kan bijvoorbeeld zijn dat je jouw product verbindt aan de geschiedenis en actuele ontwikkelingen in de omgeving.
Zo werd een optreden van het Nederlands Blazersensemble met vluchtelingenmuzikanten in de Schouwburg van Cuijk in november dit jaar, gecombineerd met een debat over de opvang van vluchtelingen in de regio.
Ook bij educatie en een divers publieksbereik kunnen per stedelijke regio, afhankelijk van bevolkingssamenstelling, keuzes worden gemaakt.
Daarom is dit bij de beoordeling van de landelijke plannen voor subsidietoekenning, een leidraad.
De brede impact van kunst en erfgoed verdient ook op gemeentelijk niveau meer aandacht. Gemeentes zouden daarom minder in de culturele skyline, dus in stenen, en meer in mensen moeten investeren.
Publieksbereik, diversiteit en educatie zijn ook voor hen speerpunten om die impact zo groot mogelijk te maken.
En dat kan ook buiten de muren van het theater.
Of omgekeerd, door cultuurgebouwen vaker open te gooien als het culturele seizoen gesloten is. Zomerscholen voor cultuureducatie zijn daarvan een bijvoorbeeld.
Samenwerking tussen Rijk en gemeenten is daarbij essentieel.
Niet alleen om het totaalaanbod voor Nederland scherp te blijven overzien. En om vanuit een inhoudelijke visie, spreiding en publieksbereik te waarborgen.
Maar ook door na te denken over de vormgeving van cultuurbeleid.
Hoe kun je de steden en regio’s inzetten voor een grotere betrokkenheid van burgers bij je beleid? Wat kunnen we leren van stedelijke experimenten met burgerparticipatie en lokale democratie?
In de steden Utrecht en Amsterdam betrokken fondsen en beleidsmakers burgers bij het verdelen van subsidies.
Mijn Vlaamse collega Sven Gatz organiseerde in Brussel een burgerkabinet van 1.000 mensen over cultuurparticipatie, dat mensen gelegenheid gaf om mee te praten over zijn beleid. Dat leverde 17 aanbevelingen op, waaronder:
- Het voorstel om cultuur evenveel aandacht in het Journaal te geven als sport;
- De roep naar een steviger inzet op cultuureducatie en;
- Het advies om cultuur beter af te stemmen op verschillende etnische groepen in de samenleving.
Voor de periode 2020-2027 ga ik een visie op formuleren op het cultuurdebat op stedelijk en nationaal niveau.
Ik kijk daarbij ook goed naar de kinderziektes van deze nieuwe vormen van inspraak, want er is nog veel kritiek op de effectiviteit van de experimenten met deliberatieve democratie. In Vlaanderen leerde men bijvoorbeeld dat succes valt of staat met een lange, intensieve voorbereiding, het bereiken van een brede doelgroep en een heldere inhoudelijke vraagstelling.
Ook het advies van de Raad voor Cultuur, om steden leidend te maken in het cultuurbeleid, zal ik daarbij betrekken.
Vandaag, na de plenaire opening van deze conferentie, bent u zelf aan zet. Er worden mooie voorbeelden gedeeld en is er alle mogelijkheid om elkaar te inspireren.
Over hoe je gezamenlijk in de stad de schouders kunt zetten onder het bereik van een breder publiek - zoals Holland City dat doet.
Over hoe je als Culturele Hoofdstad vanuit Leeuwarden een ‘iepen mienskip’ ofwel: een inclusieve gemeenschap creëert.
Over ‘artistieke interventies als motor voor verandering’.
En er worden vandaag ook kritische vragen gesteld, bijvoorbeeld of ‘Creative en native’ wel samen gaan.
Ik hoop dat ook hier vandaag zoveel mogelijk werelden samenkomen, door geplande en onverwachtse ontmoetingen, en dat daaruit nieuwe ideeën, nieuwe zienswijzen en nieuwe initiatieven ontstaan.
En dan ik geef nu graag het woord aan Maarten Hajer.