Inleiding begrotingsbehandeling op 4 december 2015

Inleiding begrotingsbehandeling Economische Zaken op 4 december 2015.

Mevrouw de voorzitter,

Het is me een groot genoegen om weer in de Kamer te staan. Ruim 12,5 jaar mocht ik de mooiste functie uitoefenen die er is in onze democratie: die van volksvertegenwoordiger. Vandaag exact een maand geleden kwam daar een einde aan.

Nu ben ik weer in de Kamer, voor het eerst als gast. Het is even wennen aan deze kant: om niet de vragen te stellen, maar ze te beantwoorden.

In het parlement wordt het beleid getoetst aan de vragen, wensen en zorgen uit de samenleving. Uiteenlopende geluiden die soms leiden tot scherp gepolariseerde debatten. Gisteren spraken sommigen van u al woorden over de sfeer in de commissie, die het midden hielden tussen vrolijke voorboden en welgemeende waarschuwingen. Scherp debat, polarisatie, hoort er af en toe bij. Maar we mogen nooit vergeten dat we ook de verantwoordelijkheid hebben om de geluiden sámen te brengen. En hoe fundamenteler de kwestie, hoe belangrijker dat is. En over fundamentele kwesties gaat het vandaag: over het eten op ons bord en het groen om ons heen. Onderwerpen waar iedere Nederlander elke dag mee te maken heeft.

Voorzitter, we houden ons er volop mee bezig. Kranten schrijven er bijlages over vol en hoewel de boekverkoop daalt, gaan boeken over voeding als warme broodjes over de toonbank. Na het verschijnen van de Voedselzandloper steeg de verkoop van havermout met ruim 40 procent. En dankzij Rens Kroes noemen we boerenkool niet langer Hollandse kost, maar superfood.

Niet alleen zijn er nieuwe trends; er zijn ook nieuwe zorgen. Werd bietensap in 1e instantie gezien als natuurlijke doping voor wielrenners; toen iedereen aan de paarse toverdrank ging, haastten deskundigen zich te waarschuwen voor een overdosis nitraat. Een paar weken terug volgde een nieuwe waarschuwing: eet bij die hippe boerenkool vooral geen rookworst, want volgens de WHO is dat net zo slecht als het roken van een sigaret.

Wat moeten we ermee? Wat is nu wel goed en wat niet? Het brengt ons in verwarring.

Er is eigenlijk maar één ding dat we zeker weten, en dat is waar we te weinig van eten. En dat brengt ons terug in de rauwe realiteit. Want, alle positieve aandacht ten spijt neemt de consumptie van groente en fruit al jaren af. En, ondanks de vele négatieve publiciteit, blijft de kiloknaller onverminderd populair. Blijkbaar kiezen we toch vaak met onze portemonnee. En zonder dat we het ons bewust zijn, wordt de prijs daarvoor betaald door de keihard werkende boer.

We zíjn het ons niet bewust, omdat de voedselketen lang en ondoorzichtig is en we er weinig gevoel meer bij hebben. Ik denk niet dat veel mensen weten dat een diepvriespizza uit de supermarkt ingrediënten bevat door drie landen gaat, via tien toeleveranciers, een producent en een distributiecentrum, voordat wij ‘m uit de schappen halen.

De onzekerheid over ons eten en de onwetendheid over waar het vandaan komt, geven alle reden om de afstand van de grond naar onze mond kleiner te maken. Om het contact te herstellen tussen wat we eten en hoe het gemaakt is.

Dat, voorzitter, moeten we doen tegen de achtergrond van grote mondiale vraagstukken. Want niet alleen willen we eerlijker en gezonder; de groeiende wereldbevolking vraagt om meer en de aardbol vraagt om minder.

Kunnen we al die vragen bij elkaar brengen? We zullen wel moeten. Over drie decennia moeten we 9 of misschien wel 10 miljard mensen voeden. Ongeveer 2 miljard meer dan nu, terwijl nu al 1 op de 10 mensen honger lijdt. Terwijl nu al de druk op de natuur en het klimaat enorm is. Terwijl nu al de bodem wordt uitgeput aan de ene kant van de wereld en wordt overbelast aan de andere kant.

Als we in Nederland die vragen bij elkaar kunnen brengen, dan kunnen we het in de wereld ook. En als we dat ergens moeten kunnen, is het hier. We staan niet voor niets bekend als wereldspeler. Nergens wordt zoveel op zo’n klein gebied geproduceerd als hier. Hier worden, gedwongen door grenzen, al jaren de voedseloplossingen voor de toekomst bedacht, uitgevoerd en geëxporteerd. Met kennis, technologie en innovaties die voortkomen uit samenwerking. Samenwerking tussen boeren onderling en tussen overheid, kennisinstellingen en de hele voedselketen.

De trends, de zorgen, de uitdagingen brengen me bij de agenda die ik de komende anderhalf à 2 jaar wil voeren, voortbouwend op het werk van mijn voorganger Sharon Dijksma. Een agenda die bestaat uit vier componenten: eerlijker eten; natuurlijker eten; beter eten en een groener Nederland.

Eerlijker eten betekent weten wat we eten en waar het vandaan komt. Productie in de regio. Minder schakels in de keten. Een eerlijkere prijs voor de boer die minder afhankelijk is van grote machtige spelers in de voedselindustrie.

Ik ben niet de enige die dat wil. Marktpartijen zetten nu zelf al de trend om de afstand tussen boeren en consumenten te verkleinen. In steeds meer supermarkten zie je schappen met streekproducten. Kaas in de kaaswinkel komt rechtstreeks van de boerderij. En in het hele land verschijnen nieuwe winkels en markten die zich laten voorstaan op 'Echt Eten'.

Voorzitter, landbouw heeft alleen toekomst als hij rekening houdt met de natuur en andersom. Het moet dus niet alleen eerlijker, het moet ook natuurlijker. Dat geldt voor de manier waarop we ons gewas beschermen - met minder chemische middelen -;

waarop we de vis vangen - met minder bijvangst -;

waarop we met mest omgaan - met minder fosfaat-

waarop we onze kassen verwarmen, - met minder gebruik van fossiele energie;

en waarop we met onze dieren omgaan – met meer ruimte voor het natuurlijke gedrag en met minder antibiotica.

Natuurlijker is de enige weg. Want hoewel de Nederlandse landbouw goed is in hoge productie tegen lage kosten, is het maar zeer de vraag of daar onze kracht voor de toekomst ligt. Er zijn steeds meer landen in de wereld die daarin beter zijn. Waar de grond minder schaars is; de kosten van arbeid minder hoog en waar men het net iets minder nauw neemt met de bescherming van de natuur.

We moeten de kennis en expertise die ons onderscheidend maakten in kwantiteit, zo inzetten dat we ons meer onderscheiden in kwaliteit.

In beter eten.

Zowel in product als productie.

Daarmee zijn we de laatste jaren goed op weg.

Nederlands is koploper. Ik zag het in Zuid-Afrika, waar grote interesse was in onze kennis:

  • over zaden;
  • over slim verbouwen;
  • irrigatie op basis van satellietgegevens;
  • onze agrologistiek;
  • en zelfs het Nederlandse coöperatiemodel.

We zijn koploper. Kijk naar onze pulsvisserij, duurzame stallen en melkrobots.

Bedenk wat er mogelijk is als we daarop voortborduren. Als we landbouw en ICT verder integreren: denk aan zelf-communicerende en zichzelf- corrigerende machines, installaties en kassen. Maar ook robots op de akkers; drones boven land; mest die we omzetten in kunstmest, biogas en energie; moderne gewasbescherming; tuinbouw in een gesloten systeem. Denk ook aan agri meets design: het herontwerpen van ons bedrijfsmodel en de keten.

Dat, voorzitter, doen we voor onze toekomstige voedselproductie hier, maar ook voor de export van de toekomst. Van koploper in kwantiteit naar koploper in kwaliteit, technologie en innovatie. Er liggen grote kansen voor Nederland, mits we ambitie hebben.

Voorzitter, niet alleen het eten moet natuurlijker, maar ook het land. Het groen om ons heen, waar we middenin staan.

En soms, soms staan we er heel even boven, zoals ik vorig jaar op de Wageningse Berg… Vanaf daar kun je in 1 oogopslag zien wat Nederland bijzonder maakt. Het kleinschalig agrarisch landschap: daarin gaan nog steeds dezelfde brede rivieren door hetzelfde oneindig laagland van Hendrik Marsman van bijna honderd jaar geleden.

Maar, wie de berg afdaalt en dichterbij gaat kijken, ziet dat de idylle onder druk staat. Dat de natuur achteruitgaat. En dat we, als we niet oppassen, anno 2016 de grutto alleen nog kennen als de Koning van de Weide in de nieuwe hit van Syb van der Ploeg.

Dus daarom werken we met boeren samen aan agrarisch natuurbeheer. Beschermen we samen met de provincies onze unieke natuurgebieden. En bouwen we samen met de samenleving aan een natuur die ertoe doet.

Voorzitter,

U hoort het al: samen.

Ik geloof niet dat het heil van boven komt, van een overheid die de wereld naar zijn hand zet. Echte verandering komt vanuit de samenleving. En ik geloof dat de enige weg naar vooruitgang die is van samenwerking. Met consumenten, boeren, kennisinstellingen, natuurorganisaties en bedrijven die vooruit willen. Met hen wil ik optrekken. En met u.

De weg is samen. De richting is eerlijker, natuurlijker en beter..