Toespraak van minister Asscher NRC Live 'Aan de slag'
Toespraak van minister Asscher (SZW) bij NRC Live 'Aan de slag' op 12 november 2015 in Amsterdam.
Het is 8 uur ’s ochtends. Drommen arbeiders stromen de fabriek binnen. Op weg naar een lopende band die het tempo bepaalt. Naar machines die zeggen wat je moet doen. Nadenken is er niet nodig. En met een eigen wil hoef je er niet te komen.
Alleen Charlie Chaplin dan. Hij maakt zijn baas gillende gek in de filmklassieker Modern Times uit 1936. Het idee erachter is minder komisch. De industriële revolutie die van de mens een wegwerpproduct zou maken. Uiteindelijk verdwijnt Chaplin in een immens raderwerk. De machines als baas, de mens als vervangbaar onderdeel. Opgeslokt door de macht van de techniek.
Het doembeeld van Modern Times is gelukkig niet uitgekomen. Daar hebben we samen een stokje voor gestoken. Uiteindelijk brachten machines ons veel profijt.
Toch heeft het zin om Modern Times nu uit de oude doos te halen. De robots komen er immers aan. Zwaaien zij hier straks de scepter? Moeten we ons nu zorgen maken? En als er dan gevaar dreigt, wat kunnen we dan leren uit het verleden?
Hoe hebben we de nachtmerrie uit Modern Times omgebouwd tot de huidige welvaartsstaat?
Het zijn belangrijke vragen waar we gauw een antwoord op moeten vinden. De technologie ontwikkelt zich immers fenomenaal. Op dit moment hebben computers van zo’n 1000 euro al de hersens van een muis. Hun intelligentie is 1 duizendste van dat van een mens. Dat lijkt weinig, maar dit was 1 triljoenste in 1985, 1 biljoenste in 1995 1 miljoenste in 2005. Als we dit tempo voortzetten, verslaat de computer over tien jaar het menselijk brein.
Dat is natuurlijk enorm gaaf. Maar er is ook een valkuil. Als we besluiten om de tijd maar op z’n beloop te laten, dan kan het wel eens goed mis gaan. Modern Times Part II. De robots met een vast contract, de mens doet wegwerpwerk. Collectief slaaf van onze eigen technologie. Behalve dan de happy few die er straks met de winst vandoor gaan.
Andrew McAfee en Erik Brynjolfssom omschrijven dit mogelijke doemscenario haarfijn in hun boek The Second Machine Age. Mijn eerdere speech over robotisering is gebaseerd op hun baanbrekende werk. Geweldig natuurlijk om McAfee hier nu te spreken.
Wat minder opviel in de media is dat ik destijds aangaf dat er naast dreiging ook kansen zijn. Dat is medialogica.
Robots kunnen ons veel opleveren. Méér productiviteit, méér welvaart en zelfs méér werkgelegenheid.
In dit toekomstbeeld is de robot niet de bad guy, maar de kompaan, de lifesaver. Ze kunnen ons bevrijden van vies, zwaar, en repeterend werk. Ze kunnen ons helpen bij gevaarlijke klussen, zoals het ontmantelen van bommen en landmijnen. En ze kunnen mensen met een beperking assisteren.
Neem de wetenschapper Stephen Hawking. De hand en spandiensten van de machine ondersteunen de brains van dit genie. Hoe mooi zou het zijn als personen als Stephen Hawking in de toekomst met behulp van een slim exoskelet weer kunnen lopen.
Robots kunnen ons dus veel opleveren. Maar dan moeten we die kansen wel grijpen. Én we moeten zorgen dat iedereen daarvan profiteert. Niet alleen de happy few.
De kwintessens zit ‘m in anticiperen. Om de kansen te pakken moeten we actie ondernemen op verschillende terreinen. Deze wil ik hier met u bespreken.
Het eerste terrein betreft ondernemerschap. We moeten onderzoek en innovatie aanmoedigen, zodat innoverende bedrijven zich in Nederland vestigen.
Je ziet mooie kruisbestuivingen. Wetenschap en overheid bouwen samen aan het BIO Science Park in Leiden. En met de Actieagenda Smart Industry anticiperen onderwijs, bedrijfsleven en overheid samen op de kansen van het robottijdperk.
Dat is mooi, maar nog niet genoeg. Onlangs sprak ik met een aantal Europese collega’s over het belang van start ups. Jonge bedrijven met goede ideeën waarin banken durven te investeren. Onmisbare bronnen van nieuwe, slimme innovaties. Nederland zit er vol mee. Niet alleen startups, maar ook bestaande bedrijven die innoveren. We doen het lang niet slecht in dit opzicht. Maar het kan nog beter. De grootste uitdaging is hoe we deze start ups en bedrijven kunnen laten groeien.
Mijn ambitie is hoog. We kunnen van Nederland de robotkampioen van Europa maken. Daarvoor moeten we niet alleen inzetten op ondernemerschap, maar ook op onderwijs en op de sociale agenda, zodat iedereen mee kan doen.
Het onderwijs moet anders. Meer toegespitst op de vaardigheden van de toekomst. Nu al zien we dat robots steeds vaker routineklussen overnemen. Onze kracht moet verschuiven naar alles wat geen routine is. Naar creativiteit, bijvoorbeeld. Naar team work en communicatie. Daarmee maak je als mens het verschil.
Ik heb er vertrouwen in dat werknemers deze vaardigheden kunnen beheersen. Maar daarvoor moeten we wel nu actie ondernemen.
In het onderwijs van de toekomst moeten jongeren 'spelenderwijs' een hoger opleidingsniveau halen. Dan kan via apps en websites, waar persoonlijke leerlijnen zichtbaar worden. Dat roept vragen op over waar het onderwijs meer, en geen tijd meer aan moet besteden. Daarom is staatssecretaris Dekker een maatschappelijke dialoog over het curriculum op basis- en middelbare scholen gestart: Onderwijs 2032. Daarin wordt de vraag meegenomen welke kennis en vaardigheden leerlingen in de toekomst nodig hebben.
Maar onderwijs is meer dan alleen de basis- en middelbare school. Het behalen van een hogere onderwijskwalificatie wordt steeds belangrijker op de arbeidsmarkt. We moeten daarom zoeken naar nieuwe manieren om dat mogelijk te maken. Daarom experimenteert het kabinet met flexibeler hoger onderwijs. Het aanbod vormt zich naar de wensen van werknemers. Een opleiding thuis of op de werkplek, bijvoorbeeld.
Leren tijdens de loopbaan is misschien nog wel het belangrijkst. Alleen door te leren kunnen werknemers van nu de vaardigheden van de toekomst beheersen. We moeten voorkomen dat zij de veranderingen niet kunnen bijbenen.
De eerste stap is het probleem in kaart brengen. De regering heeft de OESO gevraagd om het Nederlandse beleid rond vaardigheden kritisch door te lichten. Waar treden de problemen op, en wat kunnen we eraan doen? Daarin worden lastige dilemma’s meegenomen. Moet er worden geïnvesteerd in vaardigheden in het onderwijs, of op de werkvloer? In formeel leren, of juist in informeel leren? In de vaardigheden van jongeren, of ouderen? En wie moet dat dan oppakken: de overheid of werkgevers en werknemers?
Maar we hoeven niet op alle antwoorden te wachten, om door te kunnen. We weten ook al veel.
Bijvoorbeeld dat het leren van de toekomst de schoolbanken overstijgt. Dat bijbenen bijscholen betekent. Niet iedereen zit daar op te wachten. Dat begrijp ik goed. Sommigen werken liever dan dat ze leren. Dat is waar ze zich zeker bij voelen. Ook staat het opleidingsaanbod vaak ver af van de behoeften van werkenden. Zij weten de weg niet te vinden naar opleidingen die wél nuttig zijn. Dat moet anders – en gelukkig zijn er al veel goede voorbeelden hoe het wel kan.
De timmerbranche, bijvoorbeeld. Timmeren is zwaar werk, dat je niet je hele leven kunt doen. Het lastige is dat timmermannen – en vrouwen – vaak geen diploma hebben. Daar is de branche al een tijd actief mee bezig. Bijvoorbeeld door loopbaantesten aan te bieden.
Maar wat bleek nu? Niemand maakte er gebruik van. Het voelde als een examen. Een test of je nog wel geschikt bent.
Het was tijd voor een andere aanpak. De loopbaantesten kregen een nieuw etiket. 'Competentietesten'. Een schot in de roos. Want de timmerlieden waren wél benieuwd naar hun kwaliteiten. En naar de mogelijkheden om deze te verbeteren.
Slimme innovatie gaat verder dan techniek. Het gaat ook om mensen. Maar liefst 60% tot 80% van een succesvolle innovatie is te danken aan sociale innovatie. Als bedrijven alleen technisch innoveren dan daalt de werkgelegenheid met 5,8%. Want wat blijkt? Werknemers kunnen de vernieuwing niet toepassen. Maar als bedrijven ook sociaal innoveren stijgt de werkgelegenheid met gemiddeld 8,3%!
Eind augustus heb ik het field lab 'Sociale Innovatie' geopend, dat onderdeel is van het 'Smart Industry project'. In deze proeftuin verkennen bedrijfsleven, onderwijs en overheid wat smart industry betekent voor de manier van werken en welke kwaliteiten nodig zijn in de toekomst.
Investeren in werknemers én samen nieuwe kennis aanboren. Dát is de moderne arbeidsmarkt. We hebben daarom meer initiatieven nodig als het Fieldlab Sociale Innovatie. Dit soort initiatieven ontstaan in heel Nederland, vooral in de technische sector. Maar ik zie graag dat ze sneller en overal opbloeien. Oók in branches, waar werknemers het misschien nog wel het hardst nodig hebben. Bijvoorbeeld in de schoonmaak. Die uitdaging leg ik neer bij sociale partners. Maar ik kijk daarbij óók naar de rol van de overheid: hoe kunnen we knelpunten wegnemen om dit mogelijk te maken?
De uitdaging? Van deze initiatieven het ‘nieuwe normaal’ maken. Iedereen moet aan de slag met onderwijs en scholing. In veel hoogopgeleide beroepen is er een scholingverplicht. Met de Wet Werk en Zekerheid zijn werkgevers verplicht werknemers opleidingen of cursussen te laten volgen die noodzakelijk zijn voor de uitoefening van hun functie.
Niet alles moet verplicht zijn, maar het moet wel voor iedereen normaal worden om te blijven leren. Zeker voor groepen die kwetsbaarder zijn op de arbeidsmarkt.
Dames en heren,
Voorbereiden op de toekomst betekent ook anticiperen op werkgelegenheid. Welke banen gaan er straks verdwijnen? Kijken in de toekomstbol biedt geen garantie. Feitelijk kan elke baan verdwijnen. Ook al lopen sommige meer risico. Dat hoeft geen bedreiging te zijn. Er zijn genoeg mensen die toe zijn aan iets anders, omdat de huidige baan routine is geworden. Zij zijn klaar met het spreekwoordelijke rondje om de kerk.
Anticiperen is ook hierbij de remedie. We moeten tijdig scholingstrajecten en van werk-naar-werk-trajecten opzetten. De sectorplannen bieden hiervoor mooie kansen.
Neem het beroep van automonteur. De huidige auto’s zijn voorzien van allerlei software. En de monteur doet zijn werk steeds vaker met de laptop in zijn hand. Dat vraagt om nieuwe kennis en vaardigheden. Het sectorplan Carrosseriebranche biedt 1.700 werknemers scholing en stoomt ze daarmee klaar voor de toekomst.
Ook in de grafimedia verandert het werk snel. Met twee sectorplannen worden ruim 1.500 werknemers begeleid naar een nieuwe baan. Bijna één op de vijf drukkers gaat nu in een ander beroep aan de slag. Bijvoorbeeld als productiemedewerker industrie of mechanisch operator in de voedselindustrie.
De sectorplannen zijn een stap voorwaarts. Maar we zijn er nog niet. Ondanks de vele ingediende plannen is er nog geld over. Dat wil ik gebruiken om samen met sociale partners kwetsbare werknemers op weg te helpen. Met een gericht advies en de juiste ondersteuning. Een goed netwerk. En omscholing naar kansrijke beroepen. Dit moet de weg naar nieuw werk toegankelijk maken.
Als we wat verder vooruit kijken in de toekomst dan moeten mensen makkelijker een tweede carrière kunnen starten. Bijvoorbeeld via een soort levensloopregeling of de invoering van een leenkrediet voor volwassenen. Tijdig van baan of functie switchen, zeker bij fysiek zwaarder werk, kan werkloosheid voorkomen.
Tot slot moeten we ook anticiperen op de sociale gevolgen van robotisering. Wat doen robots bijvoorbeeld met de inkomensverdeling? De afgelopen 20 jaar zijn CEO's en andere topmanagers veel meer gaan verdienen. Het loon van Jan Modaal bleef achter. Hij werkt steeds meer flexibel. Wat je ziet is een schralere beloning, een schevere inkomensverdeling en minder inkomenszekerheid. Hierdoor dreigt een 'winner takes it all' economie te ontstaan. Een maatschappij waarin de happy few de welvaart krijgen. Al het geld naar de multinationals, die niks teruggeven aan voorzieningen als het basisonderwijs.
Die dreiging is reëel. Vooral als straks de nieuwe technologie losse arbeidsrelaties nog goedkoper maakt. Voor veel hoogopgeleiden is dit geen probleem. Zij weten zichzelf te redden. Maar dat geldt niet voor kwetsbare groepen. Zij dreigen dan de boot te missen. Niet alleen hun inkomenszekerheid staat op de tocht. Werk is meer dan geld: het gaan ook om sociale status, zelfontplooiing, persoonlijke relaties en bestaanszekerheid.
Extreme ongelijkheid is economisch schadelijk en vind ik maatschappelijk ongewenst. Op lange termijn is een fatsoenlijke verdeling van de welvaart een randvoorwaarde voor een inclusieve maatschappij en een goed werkende democratie.
Als alleen de happy few profiteren, wordt de pool van talent steeds kleiner. Dan laat je talent aan de kant staan.
Een stevig sociaal vangnet hoort bij een samenleving waarin mensen naar elkaar omkijken; net als de verantwoordelijkheid om hier geen onnodig beroep op te doen en wanneer mogelijk werk te zoeken.
Als door ongelijkheid lager opgeleiden hun kinderen onvoldoende kansen kunnen bieden, dan gaat er waardevol talent verloren en wordt het verschil tussen arm en rijk ongewenst groter. Maar het gaat niet alleen om geld. Herverdelen is ook sociaal van belang. Als de inkomensverschillen tussen mensen te snel toenemen, groeien ook hun leefwerelden uit elkaar. Eerlijk delen is nodig om te voorkomen dat de kloof tussen arm en rijk te groot wordt.
Juist door goede arbeidsrelaties kan Nederland robotkampioen worden. Hiermee komt menselijk kapitaal maximaal tot zijn recht. Werkgevers moeten investeren in hun personeel, ook als dat tijdelijk is. En werkenden moeten beschermd zijn tegen verlies van een inkomen door ziekte of werkloosheid, ongeacht het type arbeidscontract.
We moeten toe naar een gelijkwaardige arbeidsrelatie waar werknemers en werkgevers samen optrekken. Als werknemers het gevoel hebben dat naar hen geluisterd wordt, dat ze betrokken worden bij beslissingen, zijn ze ook loyaler als het slecht gaat en zetten ze zich harder in.
Dames en heren,
Hoe ziet onze robotsamenleving er straks uit? Modern Times Part II? Ik haal liever een andere film uit de oude doos. Star Wars, uit 1977. Met de robot als redder: R2D2. Hij logt in op de centrale computer van de 'Death Star' om te voorkomen dat de hoofdpersonen als afval worden geplet. Toch zijn robots niet de baas in Star Wars. Luke Skywalker zet op een cruciaal moment alle computers uit. Alleen zijn eigen intuïtie kan de klus aan. De andere schutters vertrouwen volledig op de computer en missen het doel. In 1977 was Star Wars nog science fiction. Ik hoop dat deze fiction binnenkort reality wordt. Een samenleving met robots als onmisbare kompanen. Als bevrijders én als lifesavers. Maar óók een samenleving waarin menselijk inzicht onvervangbaar blijft.
Natuurlijk vind je R2D2 straks niet écht in de schappen. De klassieke robot bestaat niet. Maar hoe het nieuwe ecosysteem er ook uit komt te zien, het heeft zeker potentie.
Ben ik te rooskleurig? Ik denk het niet. De robotsamenleving kent zowel kansen en bedreigingen. Zeker als het gaat om banen. Louter doemdenken zal deze toekomst nooit mooier maken. Als iets spannend lijkt, moet je niet angstig in een hoekje zitten wachten.
We moeten meer doen dan alleen beschouwen en natuurlijk het is niet alleen maar mooi.
We moeten samen de kansen van de robot grijpen door te anticiperen. Door laaggeschoold werk goedkoper te maken. Door belastingontduiking tegen te gaan, en zo de winst terug te geven.
Door te investeren in menselijk kapitaal, met goede en faire arbeidsverhoudingen en een juiste balans tussen vast en flex. We moeten de technologie omarmen, inzetten op onderwijs, en kansen bieden voor iedereen. Met een soortgelijke aanpak hebben we onze welvaartstaat gebouwd. Nu is het zaak deze te behouden.
Ik wil geen informele, precaire en onverzekerde samenleving, maar een inclusieve. We moeten inzetten op robots én investeren in mensen. Daarmee komen we in een kansrijke uitgangspositie. Het opent immers de weg naar een economie van waarde in plaats van een race to the bottom.
Laten we daarom het voortouw nemen en daarbij inzetten op het beste van de 2 werelden: met een activistische linkse politiek waarmee we herverdeling en sociale mobiliteit kunnen garanderen. En een liberale en assertieve politiek om de economische kansen van robots maximaal te grijpen.