Toespraak minister-president Rutte in het Vlaams Parlement
Toespraak van minister-president Mark Rutte in het Vlaams Parlement op 15 oktober 2015. Het gesproken woord geldt.
Mijnheer de voorzitter, (beste Jan),
Geachte leden van het Vlaams parlement,
Mijnheer de minister-president, beste Geert,
Waarde collega’s van de Vlaamse regering,
Dames en heren, beste vrienden,
Het is voor mij een eer en een bijzonder groot genoegen hier vandaag het woord te mogen voeren en met u in gesprek te kunnen gaan. Ik begrijp dat alleen de erudiete en eloquente Herman van Rompuy mij als externe spreker in dit huis is voorgegaan, in zijn rol als president van de Europese Raad. U begrijpt, die wetenschap maakt mij tegelijkertijd nederig en trots hier te mogen staan.
Overigens sta ik vandaag wel degelijk in een goede traditie, want het is natuurlijk bepaald geen uitzondering dat Vlamingen en Nederlanders over en weer elkaars podia opzoeken. Goedele Liekens en Tom Lanoye zijn bij ons net zo geliefd als Jan Mulder en Paul de Leeuw hier. En dat is zeker geen recente ontwikkeling. Integendeel. De meest verrassende naam op het Pinkpopaffiche 2015 was bijvoorbeeld die van een Vlaming die in Nederland al decennialang zeer gekend en zeer geliefd is. Ik doel natuurlijk op de legendarische Urbanus - een man die ook bij ons al vele jaren zonder achternaam door het leven kan.
In de aanloop naar zijn Pinkpop-optreden vertelde Urbanus in de Nederlandse media nog eens met smaak hoe hij in het midden van de jaren 1970 voor het eerst op tournee ging in ons land. Hij had zich voorgenomen om op zijn Hollands, dus nogal direct, binnen te komen. Ik citeer Urbanus: 'Mijn eerste grap op het podium was: 'Ik heb meegedaan aan een radioquiz. De 1e prijs was een week in Nederland. De 2e prijs was 2 weken in Nederland. Ik heb de 28e prijs gewonnen.'' En daarmee stal Urbanus meteen de harten van het Nederlandse publiek.
Die cultuur van milde grappen over en weer hoort op een of andere manier bij de relatie tussen Vlaanderen en Nederland. Wass sich liebt, dass neckt sich, zeggen onze gezamenlijke oosterburen dan. Maar volgens menig wetenschapper zit daar ook een diepere laag onder. Een veel aangehaalde conclusie van de bekende cultuursocioloog Geert Hofstede is bijvoorbeeld dat nergens ter wereld de cultuurverschillen tussen 2 aangrenzende volkeren die dezelfde taal spreken zo groot zijn als tussen Nederland en Vlaanderen.
Dat die verschillen er zijn, lijkt me evident. Maar ook dat het uitvergroten van die verschillen onrecht doet aan de wederzijdse relatie. Verschillen zijn er om te koesteren en overheen te stappen. Wat dat betreft sluit ik me liever aan bij een andere zeer ervaringsdeskundige landgenoot, onze voormalige ambassadeur in België, Henne Schuwer, die onlangs na 13 jaar afscheid nam van deze contreien. Hij zei bij zijn vertrek uit het Brusselse het volgende: 'Er is een soort mythe dat we ontzettend ver van elkaar afstaan, cultureel zeer verschillend zijn en dat samenwerken daarom nooit zal lukken. (…) Maar we moeten die 5 tot 10% onderkennen waar we niet gelijk zijn en daarmee rekening houden. Als je dat doet, is er volgens mij een fantastische samenwerking mogelijk.' Einde citaat.
Geert Bourgeois en ik hebben net weer ervaren hoe waar deze observatie is. Onze gezamenlijke handelsmissie naar Georgia was een groot succes in minstens 2 opzichten. In de contacten en contracten tussen onze bedrijven en Amerikaanse ondernemingen. Maar zeker ook in de onderlinge Vlaams-Nederlandse verhoudingen, want samen op pad gaan, versterkt de band. Het was onze 2e grensoverschrijdende handelsmissie en dat is in het internationale verkeer een exclusief fenomeen. Het blijft uniek dat landen en regio’s zich in het buitenland gezamenlijk in de etalage zetten. Voor mij onderstreept het alleen maar hoe dicht we bij elkaar staan. Er is eenvoudigweg veel meer dat ons bindt dan van elkaar scheidt.
Het nu lopende Vlaams-Nederlandse culturele jaar heeft niet voor niets als titel meekregen: 'beste buren'. Wie wil weten hoe die culturele samenwerking eruit ziet, hoeft alleen maar binnen te lopen bij het Vlaams-Nederlands Huis deBuren hier in Brussel, of bij het Vlaams Cultuurhuis de Brakke grond in Amsterdam. Onze gemeenschappelijke taal bindt en stimuleert van oudsher het onderlinge contact, met als nieuw hoogtepunt het gecombineerde Vlaams-Nederlandse optreden op de Frankfurter Buchmesse 2016. We gaan daar samen onze literaire talenten, nieuw en gevestigd, aan de wereld presenteren. Feitelijk is dat heel vergelijkbaar met de keuze om samen op handelsmissie te gaan. Zoeken naar gedeelde sterke punten, elkaar wat gunnen, en dan als eenheid naar buiten treden - dat doen beste buren. Dus als u het mij toestaat, wil ik dat etiket vandaag veel breder van toepassing verklaren dan alleen op cultureel terrein. Want beste buren, dat zijn we op bijna alle terreinen van onze samenwerking.
We zijn het om te beginnen van oudsher, vanuit een gedeeld verleden, dat teruggaat naar de Habsburgse tijd. Een verleden dat dit jaar extra tastbaar is. Op 21 september jongstleden was het immers op de kop af 200 jaar geleden dat Koning Willem I hier in deze stad werd ingehuldigd. Wij kennen hem als Koning-Koopman en Kanalenkoning, u als de Koperen Koning. Toch heeft hij ooit ook het initiatief genomen voor het Kanaal Gent-Terneuzen. Het is mooi dat de Vlaamse minister Ben Weyts en zijn Nederlandse collega Melanie Schultz van Haegen op 5 februari van dit jaar het verdrag over de nieuwe zeesluis konden ondertekenen. Met zijn passie voor grote infrastructurele projecten, zou Koning Willem I de aanleg van deze zeesluis absoluut hebben toegejuicht.
Nederland heeft die 200 jaar Koninkrijk groots gevierd. Maar ook in steden als Gent en Mechelen heeft dit collectieve hoofdstuk uit onze geschiedenis veel aandacht gekregen. Ik geef meteen toe: het verhaal over de periode 1815-1830 en de nasleep daarvan, met de 10-daagse veldtocht en het Scheidingsverdrag van 1839, is bepaald niet alleen een verhaal over roze wolken van innige, ongecompliceerde vriendschap. Maar het is wel een periode geweest waarin de basis is gelegd voor samenwerking op het gebied van taal en cultuur, onderwijs, handel en infrastructuur. We zijn beste buren vanuit het verleden en dat schept hoe dan ook een band, die doorwerkt tot de dag van vandaag.
We zijn zonder twijfel ook de allerbeste economische buren en niet alleen omdat we af en toe samen op handelsmissie gaan. Na Duitsland is België voor Nederland de 2e handelspartner. En ook in Benelux-verband werken we economisch heel nauw samen, onder andere op basis van het recente, gezamenlijke 'Actieplan voor groei en banen'. Ik zou makkelijk een uur kunnen vullen met voorbeelden die laten zien hoe sterk onze economieën verweven zijn, maar laat ik me beperken tot 2 tekenende observaties.
Ten eerste is het bijzonder om te zien hoe de havens van Antwerpen en Rotterdam van ouderwetse concurrenten steeds meer 'concullega's' worden - een woord dat ik leen van Geert Bourgeois. Dat is bijzonder, omdat sinds de blokkade van de Schelde aan het einde van de 16e eeuw eeuwenlang spanning heeft gezeten op dit deel van onze relatie. Met dat begrip 'concullega's' bedoel ik overigens bepaald niet dat er fusieplannen in de maak zouden zijn. Maar er is een groeiend besef aan beide zijden van de grens dat de kracht van de 1 ook bij kan dragen aan de kracht van de ander. En nog belangrijker: dat het zinvol is naar buiten toe uit te dragen dat de Vlaams-Nederlandse Delta de toegangspoort is tot Europa. We zijn op veel vlakken complementair en het is goed om dat gezamenlijke merk verder uit te bouwen.
Ik geef zelf altijd graag het voorbeeld van een grote exporteur in China of Shanghai met een wereldkaart voor zich. Die ziet geen aparte havens in Antwerpen en Rotterdam, laat staan in Gent of Amsterdam. Die ziet wel 1 grote zwarte vlek op de kaart barstensvol logistieke kennis en kunde, hoogopgeleide werknemers en een Europees achterland van 500 miljoen koopkrachtige consumenten. Het is goed dat we elkaar op blijven zoeken om dat voordeel uit te bouwen en te verzilveren. En we zouden onze zaak nog sterker kunnen maken door de infrastructurele netwerken naar ons gezamenlijke achterland beter op elkaar aan te laten sluiten.
Een 2e observatie die iets zegt over de vervlechting van belangrijke economische sectoren is dat de kruisbestuiving niet beperkt blijft tot bedrijven die over de grens actief zijn. Er vindt ook een intensieve uitwisseling plaats op het persoonlijke vlak. Zeeland Seaports en BinckBank hebben een Vlaamse CEO, NRC-Handelsblad een Vlaamse hoofdredacteur, de universiteit van Maastricht een Vlaamse Rector Magnificus. Andersom staat er bijvoorbeeld bij AXA Belgium, bij de Delhaize Group en bij netbeheerder ELIA een Nederlander aan het roer.
En natuurlijk doel ik ook op al die duizenden mensen in de grensregio die dagelijks de oversteek maken om bij de buren te gaan werken. Wat we zien, is dat er allerlei initiatieven zijn om dat gemakkelijker te maken. Automatische diploma-erkenning voor het hoger onderwijs, afstemming van onderwijsprogramma’s in het beroepsonderwijs, samenwerking tussen uitzendbureaus en andere arbeidsbemiddelaars - het helpt allemaal om de arbeidsmarkt bij u en bij ons beter te laten functioneren. Dat is belangrijk voor mensen én voor bedrijven.
Beste buren zijn we uiteraard ook in Europa. En dat zijn we als medeoprichters en leden van het 1e uur al sinds het eerste prille begin. We weten elkaar steeds weer te vinden. We trekken samen op en zeker niet alleen op federaal niveau. Ik wijs bijvoorbeeld op het Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling dat de komende jaren ruim € 150 miljoen investeert in innovatieve Vlaams-Nederlandse projecten op terreinen als energie, milieu en arbeidsmarkt. Samenwerking loont dus en zeker in een Unie van 28 lidstaten zijn deze oude banden kostbaar. Nederland hecht daar zeer aan.
De problemen waar Europa voor staat, zijn heel divers en sommige zijn ook heel acuut. Na de Griekse crisis rond de euro worden we nu geconfronteerd met een vluchtelingencrisis die zowel in aantallen als in humanitair opzicht zonder precedent is in de geschiedenis van de Europese Unie. Europa is het aan zijn stand verplicht om veiligheid te bieden aan mensen die vanwege oorlogsgeweld huis en haard ontvluchten. Europa is het tegelijkertijd aan zijn inwoners verplicht om rekening te houden met de draagkracht van landen, regio's en lokale gemeenschappen. In dat spanningsveld gelooft de Nederlandse regering in een eerlijke verdeling van vluchtelingen over alle lidstaten. We geloven in sterke buitengrenzen en goede opvang in de regio. En we geloven in een gecoördineerd terugkeerbeleid. Goed nabuurschap in Europa betekent ook: niet de problemen bij een ander neerleggen, maar verantwoordelijkheid nemen en delen. Dat is de grote opgave waar Europa voor staat en waar we vandaag en morgen tijdens de Europese Raad opnieuw over spreken.
Ongetwijfeld gaat dit thema ook het Nederlandse voorzitterschap tekenen, dat per 1 januari begint. Onze ambitie is in de 1e plaats om simpelweg een goede voorzitter te zijn. Of zoals Koning Willem Alexander het in de laatste Troonrede zei: een pragmatische bruggenbouwer. In het Europa van de 28 hangen luisterbereidheid en concreet resultaat nu eenmaal heel nauw met elkaar samen.
Waar Nederland als voorzitter graag verder vorm aan wil geven, is een Europese Unie die zorgt voor innovatieve groei en zoveel mogelijk volwaardige banen voor zoveel mogelijk mensen. De interne markt voor diensten en de digitale agenda bieden volop kansen, bijna voor open doel, om op dit punt te scoren. Het is mijn stellige overtuiging dat dit ook zal helpen om Europa weer meer in het blikveld van mensen te krijgen en het draagvlak te vergroten. Zeker als we er tegelijkertijd in slagen om inhoudelijke focus en politieke en bureaucratische zelfbeheersing aan te brengen in de Europese agenda. U weet wellicht dat dit voor ons land een belangrijk punt is. En ik dank Herman van Rompuy dat hij als 1 van zijn laatste beleidsdaden een Strategische Agenda heeft ingebracht, die wat ons betreft een baken en richtsnoer is voor de komende jaren.
Dames en heren, of eigenlijk moet ik zeggen: beste buren,
Vlamingen en Nederlanders weten elkaar te vinden, ondanks het feit dat het aan beide zijden van de grens soms net even anders gaat. Nu doen wij natuurlijk ook wel geweldig ons best om het been bij te trekken op de belangrijke gebieden van het leven. Zo is de Nederlandse eetcultuur er sinds de 1e tournee van Urbanus in ons land met sprongen op vooruit gegaan. Het aantal goede restaurants in ons land is de laatste jaren in hoog tempo toegenomen. We exporteren tegenwoordig zelfs culinaire helden als Sergio Herman naar Antwerpen, die daar en passant ook nog het officieel mooiste restaurant ter wereld opende. Waarmee ik maar zeggen wil: er is ons veel aan gelegen om de uitstekende relatie tussen Vlaanderen en Nederland in stand te houden en sterker te maken. En we doen er dus ook alles aan u als tevreden gast in ons land te kunnen begroeten.
Deze ontmoeting en de eer die mij vandaag te beurt valt u te mogen toespreken, onderstrepen een vriendschap die groeit. Dat zal ook komende zomer blijken als veel Nederlanders voor u juichen tijdens het Europees Kampioenschap voetbal. Rood en Oranje liggen in het kleurenspectrum nu eenmaal dicht bij elkaar. En een nieuwe mijlpaal is in de maak, want Geert Bourgeois en ik gaan samen een volgende Vlaams-Nederlandse top voorbereiden. Ik zie naar die ontmoeting uit. En het is mijn hoop en verwachting dat de toekomst, onze gezamenlijke toekomst, nog veel goeds gaat brengen.
Dank u wel.