Koning Willem I Lezing van minister-president Rutte

Minister-president heeft in Noordwijk de Koning Willem I Lezing gehouden. De Koning Willem I lezing markeert de start van de inschrijving voor de tweejaarlijkse ondernemersprijzen van de Koning Willem I Stichting.

Majesteit, mijnheer Knot, dames en heren,

Ondernemen is risico’s nemen, dat weten we allemaal. Maar ik las laatst ergens een definitie waardoor ik nog meer respect en bewondering voor de beroepsgroep heb gekregen. 'Een ondernemer is iemand die zonder valscherm van een klif springt en onderweg naar beneden voor zichzelf een vliegtuig bouwt', stond er. Ik hoop maar dat de ondernemers in de zaal deze woorden niet al te letterlijk nemen…

Maar in overdrachtelijke zin klopt het natuurlijk wel. Ondernemerschap gaat over durf. En als 1 iemand die durf in onze Vaderlandse geschiedenis heeft laten zien, dan is dat de naamgever van deze lezing, Koning Willem I. Over hem is door zijn biograaf wel het volgende gezegd: 'Vanuit economisch perspectief behandelde hij de natie als 1 groot bedrijf.' Dat is een rake typering van een vorst die de geschiedenis in is gegaan als 'koning-koopman’ en ‘kanalenkoning'. Maar ook 'koning-bankier', 'koning-investeerder' of 'koning-ondernemer' hadden hem gepast. Hij stond aan de wieg van publieke financiële instellingen als De Nederlandse Bank en de Nederlandse Munt, maar ook van de Nederlandse Handelsmaatschappij waarin hij persoonlijk fors investeerde. Het mag duidelijk zijn: Koning Willem 1 had een enorme passie voor de financiële en economische politiek en in die eerste decennia van het Koninkrijk waren de staatshuishouding en de privéhuishouding van de vorst nog geen gescheiden werelden.

Het koningschap van Willem I stond voor een groot deel in het teken van verhoging van de 'volkswelvaart', zoals koopkrachtplaatjes in die tijd werden genoemd. Als geen ander had de Koning daarbij het nationale belang voor ogen van een sterk en goed functionerend bedrijfsleven. Ik citeer een passage uit de Troonrede. Die van 1827 wel te verstaan.

'Onze handel neemt in het algemeen toe. Onze scheepsbouw heeft eene groote ontwikkeling verkregen. De landbouw beurt zich meer en meer op. De ontginning van onze mijnen wordt met nadruk voortgezet. Het fabrijk-wezen maakt gestadige vorderingen, en wedijvert met moed en volharding, tegen de algemene mededinging, zoo op de markten van Europa, als in andere werelddelen. Zelfs zijn eenige, tevoren in dit Rijk niet beoefende, takken van nijverheid herwaarts overgebracht.'

Einde citaat. Zelfs de start ups van de 19e eeuw – de 'tevoren niet beoefende takken van nijverheid' –ontsnapten niet aan het vorstelijk oog. Het is daarom niet meer dan een daad van historische rechtvaardigheid dat de Koning Willem I Prijs voor excellent ondernemerschap en ook deze nieuwe tweejaarlijkse lezing naar hem zijn genoemd.

Voor mij persoonlijk is het een grote eer en een groot genoegen om deze nieuwe traditie te mogen starten. Want het belang van goed en innovatief ondernemerschap is in de 200-jarige geschiedenis van het Koninkrijk der Nederlanden natuurlijk niet kleiner geworden. Zonder creatieve en vindingrijke ondernemers die hun nek uitsteken en risico’s aandurven zou ons land er in alle opzichten veel minder goed voorstaan. Ondernemerschap is de kurk waar ons land op drijft. Dat kom ik vandaag graag onderstrepen.

Uit de passage die ik net citeerde, zou je kunnen opmaken dat Prinsjesdag in 1827 in ieder geval 1 ding gemeen had met Prinsjesdag 2015: de Nederlandse economie kwam toen blijkbaar weer op stoom, net als nu. Bijna alle signalen staan op groen, zei het CBS gisteren letterlijk. Consumenten durven weer te kopen. Bedrijven durven weer te investeren. Het aantal faillissementen is flink aan het dalen. Er komt voorzichtig weer ruimte om de lasten voor ondernemers te verlagen en de koopkracht van mensen te laten stijgen. Het is nu zaak ervoor te zorgen dat ook de werkloosheid in een rapper tempo naar beneden gaat en die nieuwe banen komen er alleen als ondernemers met vertrouwen naar de toekomst kijken. Alleen daarom al is het positief dat steeds meer bedrijven weer groene cijfers schrijven. Vorige week maakte het CBS bekend dat de binnenlandse bedrijfswinsten weer op het niveau liggen van voor de crisis. Gisteren hoorden we dat ons land weer terug is in de top-5 van meest concurrerende economieën ter wereld. Het zijn de zoveelste positieve signalen over de economie die ons de laatste maanden bereiken.

Voor mij staat als een paal boven water dat de rol van ondernemers hierin cruciaal is. En die rol is per definitie dynamisch, zoals het ondernemerschap zelf. Ik wil vandaag stilstaan bij een paar trends die ik zie in ondernemersland. Daarop aansluitend zal ik ook iets zeggen over de gevolgen voor de arbeidsmarkt, het onderwijs en de rol van de overheid. Want ondernemers en hun bedrijven opereren natuurlijk niet in een maatschappelijk vacuüm.

De 1e trend die ik wil noemen is deze: u bent met steeds meer. Nederland wordt in hoog tempo ondernemender. Dat is onmiskenbaar. Vorig jaar was 1 op de 10 mensen in ons land bezig met het opzetten van een bedrijf of had dat net gedaan. Dat maakt ons land ondernemender dan Duitsland en de Verenigde Staten.

Het opvallende is dat ontwikkeling sinds het uitbreken van de crisis in 2008 een duidelijke versnelling kent. De OESO concludeerde pas geleden nog dat ondernemerschap nergens een hogere vlucht neemt dan bij ons. In de periode 2008-2012 steeg het aantal bedrijven in de industrie met een kwart, in de bouw met een derde en in de dienstverlening met de helft. En de kans dat deze bedrijven hun vijfde verjaardag halen, is bij ons gemiddeld ook hoger dan in veel andere landen.

Onder die jonge bedrijven zijn zeker de nodige eenpitters zonder de vooropgezette ambitie om door te groeien. Maar er zijn ook veel beginnende ondernemers die die ambitie wél hebben. Zestig procent van de banengroei in ons land komt inmiddels van startende bedrijven, aldus de OESO. Dat alleen al is een reden om ondernemerschap de ruimte te bieden en te stimuleren waar het maar kan.

Méér ondernemerschap dus – dat is een eerste, en wat mij betreft toe te juichen trend. Maar we zien ondernemerschap ook veranderen, de tweede trend die ik wil noemen. Deskundigen spreken in goed Nederlands van een verschuiving van een managerial naar een entrepreneurial economie.

Met dat eerste doelen ze dan op het klassieke ondernemingsmodel van de beheerste en gecontroleerde groei. Dus het model van een bedrijf, vaak een familiebedrijf, met een langzaam groeiend aantal werknemers en een directeur of manager die stuurt op kostenbeheersing, kwaliteit, continuïteit en zelfstandige groei op lange termijn. Pas als zo’n bedrijf groot genoeg is, wordt er heel voorzichtig naar het buitenland gekeken, om nog groter te groeien. Dat is nog steeds een prima bedrijfsmodel natuurlijk. Maar niet meer in alle gevallen.

In het model van de entrepreneurial economie, gaat alles sneller en directer. Het draait om ondernemerschap in het hier en nu. Om innovaties en ideeën van vandaag die morgen moeten renderen. Om ondernemingen die vanaf de eerste dag internationaal actief en footloose zijn. In dit model is continuïteit van de onderneming geen doel op zich. Samenwerking, fusies en allerlei nieuwe financieringsvormen zijn aan de orde van de dag.

Ik geef meteen toe, dit zijn modellen die ik beschrijf. Zo zwart-wit als ik het nu kort schets, is het in praktijk niet vaak. Continuïteit in een traditionele onderneming kan echt niet zonder innovatie. En wie geen kwaliteit levert maakt ook in het tweede model geen schijn van kans. Maar niemand kan ontkennen dat er wat aan de hand is. Dat het borrelt en bruist. En dat de dynamiek en handelingssnelheid in het ondernemerschap toenemen, zoals ook elders in de samenleving.

Dat heeft onder andere te maken met het feit dat de levenscyclus van producten en diensten steeds korter wordt. De analoge telefoon uit 1878 had pas 75 jaar later 100 miljoen gebruikers. De appstore van Apple deed daar niet meer dan 2 jaar over. Internet en de smartphone hebben onze informatievoorziening en onze manier van werken, leven, winkelen en recreëren in een enorm tempo veranderd. En dat kan niet zonder gevolgen blijven voor de manier waarop ondernemers ondernemen – een ontwikkeling waar we middenin zitten.

Ik geef een concreet voorbeeld. Ik vertrek over een paar dagen naar Atlanta met een handelsmissie. Een van de bedrijven in de delegatie heet HackerOne. Het verhaal van deze onderneming is pas vier jaar oud en het lijkt op een modern sprookje. Er waren eens twee Nederlandse studenten die in 2011 op studiereis gingen naar San Francisco. Daar onderzochten ze de sites van 100 high tech-bedrijven op beveiligingslekken. De Hack 100 noemden ze dat dat zelf. En wat deze twee 'friendly hackers' heel keurig en slim deden, is dat ze elk lek direct meldden aan het desbetreffende bedrijf. Als een soort open sollicitatie. Een van de gehackte bedrijven was Facebook en het hoofd productbeveiliging Alex Rice was zo onder de indruk, dat hij besloot te investeren: HackerOne was geboren. Inmiddels is het bedrijf goed voor de opsporing en oplossing van meer dan 12.000 beveiligingsrisico’s op websites van grote bedrijven als Yahoo, Airbnb en Twitter.

Dat is nu ondernemen van nul naar honderd in een split second. Een vorm van ondernemen ook die nog maar kort geleden niet bestond. Maar het zou mij niet verbazen als de Koning Willem I Prijs ergens in de komende jaren naar zo’n nieuw type onderneming gaat.

Het feit dat ondernemen steeds 'gewoner' wordt, betekent ook dat carrières er anders uit gaan zien. Voor een groeiend aantal jongeren is een eigen bedrijf een reële en aantrekkelijke optie. Switchen tussen een eigen bedrijf en een baan in loondienst, of een combinatie van de twee, is voor heel veel jongeren helemaal geen raar of gek idee. En dat is echt wel eens anders geweest. In de linkse jaren ’70 en de 'no future'-jaren ’80 leek ondernemen in bepaalde kringen soms wel een vies woord. Niet in liberale kringen natuurlijk, maar die waren toen nog iets kleiner. Tegenwoordig zijn succesvolle ondernemers rolmodellen en helden. Denk maar aan Steve Jobs. Of in ons land: aan Ben Woldring of Alexander Klöpping.

Die trend naar meer ondernemerschap sluit aan op de ontwikkeling naar meer flexibiliteit op de arbeidsmarkt. Je kunt een stevige boom opzetten over de vraag of het 1e het gevolg is van het 2e of andersom. Maar ik vind dat eerlijk gezegd niet zo heel interessant. Feit is dat de 'baan voor het leven' van onze ouders niet meer bestaat. – Ik ben bang dat dit in ieder geval ook voor mij geldt. – Ook mensen in loondienst worden ondernemender, in die zin dat wisselen van werkgever en van sector inmiddels heel gewoon is. Het spreekt vanzelf dat dit niet mag ontaarden in een ratrace waarin sommige mensen door de bodem zakken. Maar dat past ook niet bij Nederland. Als liberaal juich ik die meer ondernemende arbeidsmarkt en de groei van het aantal ondernemers ondertussen wel toe. Want eigen initiatief en de bereidheid om risico’s te nemen zijn de beste manier om te zorgen voor innovatie, economische groei en zoveel mogelijk ontwikkelingskansen en banen voor zoveel mogelijk mensen.

Ook het onderwijs speelt op alle niveaus in op deze ontwikkeling naar meer ondernemerschap. Ondernemerschap als 'vak' wordt een steeds normaler onderdeel van het curriculum. Natuurlijk blijft ondernemen iets dat in je bloed moet zitten, maar het stimuleert wel als je er tijdens je middelbare schooltijd of je studie op een positieve manier kennis mee maakt en alvast wat praktische handvatten krijgt aangereikt. Een paar voorbeelden. In het vmbo bestaat tegenwoordig het examenprogramma 'economie en ondernemen'. Gisteren heb ik tijdens een werkbezoek zelf nog meegemaakt hoe een paar havo- en vmbo-leerlingen heel serieus hun ondernemersplannen presenteerden. De twee oprichters van de HackerOne studeerden destijds aan de Hanzehogeschool in Groningen. En het is niet toevallig dat universiteiten op dit moment de grote leveranciers zijn van start ups in ons land. Het belang daarvan is moeilijk te overschatten. Ik hoef alleen maar te wijzen op het enorme succes en internationale uitstraling van de high tech campus in Eindhoven.

Nu kom ik in mijn werk natuurlijk met heel veel bedrijven in aanraking en ook met belangenorganisaties als VNO-NCW en MKB-Nederland. En de vraag die mij vanuit ondernemerskringen het vaakst wordt gesteld, is logischerwijs: 'Wat kan de overheid doen om ondernemers te helpen?' Ik moet dan altijd meteen denken aan Ronald Reagan die het vaak had over: 'The most terrifying words in the English language: I'm from the government and I'm here to help.' En ik ben het daar mee eens, in die zin dat de overheid vooral niet een te grote broek moet aantrekken. Dus niet op de stoel van de ondernemer gaan zitten. En niet alles dichtkitten met regels. Dingen niet doen is soms zeker zo belangrijk als dingen wel doen.

Tegelijkertijd heeft de overheid natuurlijk wel een stimulerende en voorwaardenscheppende rol, die aansluit bij de dynamiek van het moderne ondernemerschap en de trends die ik net schetste. En die rol nemen we als kabinet ook heel serieus. Kort samengevat draait het in het bedrijfslevenbeleid om twee dingen: partijen bij elkaar brengen en waar het kan een steuntje in de rug geven.

Dat laatste zit vaak in heel praktische en concrete dingen, zoals het nieuws op Prinsjesdag dat we een paar innovatieregelingen gaan vereenvoudigen en daar ruim 100 miljoen euro per jaar bij leggen. Of het nieuws van vorige week, dat er honderden miljoenen beschikbaar komen voor kredietverlening aan het MKB. We weten allemaal hoe hard dit nodig is. Henk Kamp heeft hierin een belangrijke rol gespeeld. Een heel veelbelovend initiatief is de zogeheten Nederlandse Investeringsinstelling, die vorig jaar is opgericht om het voor pensioenfondsen en andere institutionele beleggers gemakkelijker te maken te investeren in Nederlandse bedrijven. In de fondsen van deze nieuwe instelling komt nu om te beginnen al een miljard euro beschikbaar.

Het belang van het eerste, zorgen dat partijen bij elkaar aan tafel zitten, is heel duidelijk zichtbaar in het Topsectorenbeleid. Bedrijfsleven, wetenschap en overheid werken daarin samen om de sterke punten van ons land nog sterker te maken; de bekende 'triple helix'. En ik ben elke keer weer zo trots als een pauw als ik in het buitenland zie en merk hoe toonaangevend Nederlandse bedrijven en organisaties zijn in sectoren als water, voedsel, logistiek en life sciences. Daarom geven al die handelsmissies ook zoveel energie en voldoening. Er zijn echt landen waar de naam Wageningen meer bellen doet rinkelen dan Princeton. En het blijft bijzonder om aan de andere kant van de wereld een Nederlands bedrijf te bezoeken dat de meest futuristische schepen bouwt, een haven of vliegveld aanlegt, of met medische technologie en heel veel kennis van zaken vergrijzingsproblemen aanpakt.

Het is zoals ik laatst al zei: de hele wereld kijkt naar Nederland en naar Nederlandse bedrijven om grote problemen op te lossen. Niet alleen het probleem van de vergrijzing, maar bijvoorbeeld ook de zeespiegelstijging en de toekomst van de wereldwijde voedselvoorziening. En dat is ook logisch. Want ons bedrijfsleven is betrouwbaar, innovatief en het levert kwaliteit. En bovendien lopen Nederlandse bedrijven internationaal voorop in duurzaam en maatschappelijk verantwoord ondernemen en in de circulaire economie, zoals dat tegenwoordig heet. Dat is nog een trend die belangrijk is voor de toekomst.

Die bijzondere en vooraanstaande rol van het Nederlandse bedrijfsleven heb ik vorige week weer eens bevestigd gezien toen ik in New York was tijdens de week van de Algemene Vergadering van de VN. Daar ging het onder andere over het vervolg op de Millenniumdoelen, de Sustainable Development Goals. Er zijn veel Nederlandse bedrijven die zich hiervoor willen inzetten. Dat zijn de grote en bekende spelers, zoals DSM, Heineken en Unilever, die duurzaamheid al jaren in het DNA hebben zitten. Maar ook steeds meer middelgrote en kleine bedrijven sluiten zich aan bij allerlei internationale duurzaamheidsinitiatieven. Dat doen ze vanuit een goed ontwikkeld verantwoordelijkheidsgevoel, maar ook omdat bedrijven die zo werken uiteindelijk succesvoller en winstgevender zijn. Met andere woorden De D van duurzaam is belangrijk voor de toekomst van de planeet, maar het is ook een aantrekkelijke business case. En de kansen die dat oplevert, moeten we grijpen. Ook daar moeten we samen aan blijven werken.

Tot slot wil ik vandaag dit zeggen: waar ik persoonlijk grote bewondering voor heb, zijn ondernemers die doorzetten, ook als het succes niet meteen bij de eerste poging komt. Het is een bekende vergelijking: wie in Nederland onderneemt en failliet gaat, is een mislukking, terwijl in een land als de Verenigde Staten het respect overheerst voor de poging. Doorgaan en opnieuw beginnen is daar het devies. Tomas Edison zei het ooit zo: 'Ik heb niet gefaald. Ik heb alleen 10.000 manieren gevonden die niet werken.' Dat is een houding die ook in ons land best nog wat meer grond onder de voeten mag krijgen en er zijn voorbeelden genoeg die laten zien waarom. Zo was ik eerder dit jaar op bezoek bij DAF-trucks in Eindhoven. In 1988 won DAF nog de Koning Willem I Prijs. In 1993 ging het bedrijf failliet. Maar na een doorstart als DAF-trucks begon een bloeiperiode die een voorlopig hoogtepunt vond in de miljoenste vrachtwagen die dit jaar van de band rolde. Het bedrijf is innovatiever en succesvoller dan ooit.

Dames en heren, Ik citeer nog één keer Koning Willem I in de Troonrede van 1827:

'Het vertier van de voortbrengselen Onzer Volksvlijt zal dan allermeest verzekerd worden, wanneer Handelaar en Fabrijkant dezelfde lijn trekken en hunne middelen vereenigen, tot behartiging van hunne eigene belangen en van de algemeene welvaart tevens.'’

Het is in onze oren een wat omslachtige formulering voor een waarheid die nog steeds staat als een huis: het ondernemersbelang en het landsbelang liggen in elkaars verlengde. Als het goed gaat met de bedrijven gaat het ook goed met het land. Het kan geen kwaad om dat af en toe hardop te zeggen. Alleen daarom al is de nieuwe traditie van deze Koning Willem I Lezing wat mij betreft een schot in de roos. En ik heb dat eerste schot met alle soorten van genoegen op u afgevuurd.

Dank u wel.