Regels over onafhankelijke positie Rijksinspectiediensten
Inspectiediensten van het Rijk hebben de ruimte om zelf op basis van hun deskundigheid informatie te verzamelen, een oordeel te vormen, te adviseren en te rapporteren. Ministers en staatssecretarissen respecteren en garanderen die ruimte. Zij kunnen een rijksinspectie er niet van weerhouden om een onderzoek te verrichten en geven geen instructies over de manier waarop een inspectie het onderzoek doet.
Die bestaande praktijk wordt nu vastgelegd in aanwijzingen op papier. Dat heeft de ministerraad besloten op voorstel van minister Blok voor Wonen en Rijksdienst. De aanwijzingen maken de positie en werkwijze van de inspecties ook eenduidiger, zodat zij makkelijker kunnen samenwerken.
Sommige inspecties hebben de bevoegdheid maatregelen of sancties op te leggen. In die gevallen is de minister politiek aanspreekbaar op het wel of niet treffen van een maatregel en op de maatschappelijke, beleidsmatige of financiële gevolgen daarvan. Daarom kan een minister een inspectie in een uitzonderlijk geval wel een instructie geven. De minister moet dat wel onmiddellijk aan de Tweede Kamer melden; dat maakt de aansturing van de inspectie door de betrokken minister transparant en controleerbaar.
De inspecties die onder de aanwijzingen vallen zijn de Erfgoedinspectie (EGI), de Inspectie Jeugdzorg (IJZ), de Inspectie Leefomgeving en Transport (ILT), de Inspectie Sociale Zaken en Werkgelegenheid (ISZW), de Inspectie van het Onderwijs (IvhO), de Inspectie Veiligheid en Justitie (IVenJ), de Inspectie voor de Gezondheidszorg (IGZ), het Agentschap Telecom (AT), de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA), het Staatstoezicht op de Mijnen (SodM) en de Autoriteit Woningcorporaties (onderdeel van de ILT).