Toespraak van staatssecretaris Klijnsma tijdens DNB seminar
Toespraak van staatssecretaris Klijnsma (SZW) tijdens het DNB seminar op donderdag 10 september 2015 in Bussum.
Dames en heren,
U komt ze vast nog wel eens tegen: mensen die denken dat het besturen van een pensioenfonds een luizenbaantje is.
Als bewijs – tussen aanhalingstekens – stoffen ze dan een oude grap van Gerrit Zalm af. 'Zorg dat je in ieder geval met 4 personen bent, dan kun je tenminste nog klaverjassen.'
Een flauwe grap uit de vorige eeuw.
Ik weet dat pensioenfondsbestuurders nu wel iets anders aan hun hoofd hebben dan een potje klaverjassen. Het is een dynamische tijd. Ik heb de afgelopen weken veel bekende gezichten uit de pensioenwereld op bezoek gehad. Bekende, maar bezorgde en niet zo blije gezichten. Bezorgd om de langdurig lage rente, die negatief doorwerkt in de dekkingsgraden en zo ongewenste druk op de premies veroorzaakt. En niet zo blij met de aanpassing van de rekenrente (Ultimate Forward Rate/UFR) door De Nederlandsche Bank.
Ik snap de bezorgdheid.
Ik vind het belangrijk om precies te weten wat de effecten zijn van de lage rente en de UFR voor de premiestelling, de dekkingsgraden en de herstelplannen. Voor de korte en langere termijn. Daarom heb ik besloten dat te onderzoeken.
Samen met alle betrokken partijen. De sociale partners, de pensioensector, De Nederlandsche Bank en het Centraal Planbureau, ieder vanuit zijn eigen rol en verantwoordelijkheid.
Ik zit de komende weken al met ze aan tafel. Uiterlijk 7 oktober is dit onderzoek klaar. Vóór de premies in het najaar worden vastgesteld dus. Als de feiten op tafel liggen praten we verder.
Dat wat de korte termijn betreft. Nu naar de toekomst op langere termijn.
Vóór de zomervakantie heb ik, namens het kabinet, ons perspectief op dat pensioen van de toekomst gepresenteerd. Gebaseerd op de uitkomsten van de Nationale Pensioendialoog.
Hoe kunnen we het stelsel van aanvullende pensioenen aanpassen aan de wensen van mensen en de eisen van de eenentwintigste eeuw? Met behoud van de traditioneel sterke elementen, maar met ruimte voor toekomstgerichte vernieuwing. Meer transparant en minder complex.
Maar met behoud van de mogelijkheid om collectief, solidair en tegen relatief lage kosten pensioen op te bouwen, een perspectief op het pensioen van de toekomst. Geen kant-en-klare blauwdruk, maar een perspectief (op hoofdlijnen) dat duidelijk richting aangeeft en tegelijk ruimte overlaat voor verdere invulling en uitwerking.
De komende tijd ga ik daarover met alle belanghebbenden in gesprek. Dus niet alleen met het parlement, maar ook met sociale partners, pensioenfondsen, verzekeraars, maatschappelijke organisaties, burgers en toezichthouders. Dat is voor mij echt essentieel. Het gaat om de toekomst van het pensioen van ons allemaal. Daar moet iedereen dan ook over mee kunnen praten.
Ik stuur na het debat met de Tweede Kamer zo snel mogelijk een werkprogramma, waarin staat hoe we nu verder gaan: wie om advies wordt gevraagd en wat verder wordt onderzocht.
Vóór we verantwoord kunnen kiezen, moeten we precies weten wat de consequenties van die keuzes zijn. Een voorbeeld hiervan is de intentie van het kabinet om de doorsnee-systematiek af te schaffen. Dit vormt een belangrijke stap op weg naar een toekomstbestendig pensioenstelsel.
Onze inzet is de doorsnee-systematiek vanaf (het jaar) 2020 af te bouwen. Omdat deze systematiek niet meer van deze tijd is. Het klinkt misschien als het toppunt van gelijkheid: alle deelnemers, jong en oud, betalen een gelijk percentage van hun (premieplichtig) loon voor een gelijk percentage pensioenopbouw, maar u weet: in de praktijk is het niet wat we actuarieel fair noemen.
De premie van een jongere kan langer renderen dan de premie van een oudere, maar die jongere heeft daar zelf niet alle profijt van, omdat een deel wordt gebruikt voor de pensioenopbouw van die oudere.
Toen Nederland nog niet zo vergrijsd was, en werknemers langer voor 1 baas bleven werken, gaf dat geen scheve ogen, maar nu hebben veel jongeren het vervelende gevoel dat het onredelijk en onrechtvaardig is.
Ze vinden dat ze te veel voor oudere collega’s moeten betalen, of, om het anders te formuleren, dat ze te weinig pensioen(opbouw) voor hun premie ontvangen. Dat kan het maatschappelijk draagvlak voor het pensioenstelsel ondermijnen.
Als we afstappen van deze systematiek, komt de weg ook vrij voor een nieuwe pensioenovereenkomst en voor frisse ideeën die ik hoorde tijdens de Nationale Pensioendialoog.
Bijvoorbeeld van mensen die zeiden: 'Laat mij een deel van mijn premie maar gebruiken om een huis te kopen. Dan heb ik later, als ik met pensioen ga, een hypotheekvrij huis en dus niet al te hoge woonlasten.' Maar tegelijkertijd willen we de solidariteit overeind houden.
De bestaande doorsnee-systematiek blokkeert zulke mogelijkheden.
De voorlopige voorkeur gaat uit naar een systematiek waarbij alle deelnemers, jong en oud, nog wel een gelijk percentage aan premie betalen, maar waarbij het percentage pensioen dat ze daarmee opbouwen afhankelijk van hun leeftijd wordt: hoe ouder men is, hoe korter de betaalde premie dus kan renderen, hoe lager het percentage pensioen dat men opbouwt.
Zo'n degressieve opbouw kan ook gunstig zijn voor pensioenfondsen: want het zwaartepunt van de pensioenopbouw komt in de eerste helft van de loopbaan te liggen, wanneer er met beleggingen relatief meer risico genomen kan worden om een hoger rendement te behalen.
Dat lijkt me voor u wel van belang.
Het kabinet heeft nog niet onvoorwaardelijk gekozen voor deze nieuwe systematiek. Het moet natuurlijk wel haalbaar en betaalbaar zijn.
Dat vraagt om goed onderzoek. Daarbij spelen verschillende vragen. Hoe kunnen we deze systematiek het best afschaffen? Hoe zorgen we dat de effecten daarvan eerlijk en evenwichtig worden verdeeld? Hoe kunnen we het samen laten gaan met de ontwikkeling van een nieuw pensioencontract?
Het is voor mij ook voorwaarde dat de overgang van de ene naar de andere systematiek geleidelijk gaat, dat mensen er goed over worden geïnformeerd.
Vóór de zomer van het volgende jaar wil ik de Hoofdlijnennota toekomst pensioenen uitgewerkt op een rijtje hebben staan. Ondertussen gaat het wetgevende werk gestaag door.
Het wetsvoorstel Algemeen pensioenfonds is al door de Tweede Kamer aangenomen.
Er wordt hard gewerkt aan het wetsvoorstel Variabele pensioenuitkering, om het pensioenresultaat voor deelnemers met een premieovereenkomst te kunnen verbeteren.
Het gaat erom dat we een sterk pensioenstelsel houden waar we trots op kunnen blijven.
Geen stelsel van: 'Dop je eigen boontjes maar'. Geen stelsel van: 'Spaar zelf maar voor je oude dag.' Daarmee zouden we niet vooruit gaan, verder de 21e eeuw in, maar achteruit, terug naar de negentiende eeuw. Dat is absoluut niet de bedoeling.
Wij zijn nu verantwoordelijk voor het pensioenstelsel dat door ons, onze ouders en onze grootouders is opgebouwd, met spaarzin en solidariteit.
Ik voel me nu verplicht om, het liefst samen met u, dat stelsel zo aan te passen dat de kinderen en kleinkinderen na ons er ook nog op kunnen rekenen, solide en met een solidariteit die past bij deze tijd. Een pensioenstelsel dat in balans is.
U speelt daar als pensioenfondsbestuurders een belangrijke rol bij, want voor de toekomst van het aanvullende pensioen is het cruciaal dat mensen met een gerust gevoel hun premie en pensioen in handen kunnen leggen van fondsbesturen.
Beste mensen,
Er is helemaal niks mis met klaverjassen, maar wij gaan samen vooruit om het vertrouwen van de mensen te herwinnen.